ECLI:NL:GHLEE:2010:BL5661

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
25 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001170-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag op de werkvloer met een hamer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 25 februari 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Assen. De verdachte, die in een conflict met een collega was verwikkeld, heeft op 28 augustus 2007 geprobeerd deze collega met een hamer te doden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan poging tot doodslag. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot straffen, maar het hof heeft het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar, en tot een werkstraf van 200 uren, met een vervangende hechtenis van 100 dagen indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft ook de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding heeft geëist, toegewezen. De verdachte is aansprakelijk gesteld voor de schade die de benadeelde partij heeft geleden als gevolg van de poging tot doodslag. Het hof heeft de strafmotivering gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de impact op het slachtoffer. De verdachte heeft geen spijt getoond voor zijn daden, wat het hof heeft meegenomen in de beslissing over de straf.

Uitspraak

parketnummer: 24-001170-08
parketnummer eerste aanleg: 19-830284-07
Arrest van 25 februari 2010 van het gerechtshof Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Assen van 15 april 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1964], volgens het overzicht uit de gemeentelijke basisadministratie van 11 februari 2010 te [plaats], volgens de opgave van de verdachte ter terechtzitting van het hof te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De rechtbank Assen heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot straffen en heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft - rekening houdende met het tijdsverloop in de afdoening van de strafzaak - gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en met als bijzondere voorwaarde een verplicht contact met de reclassering, alsmede tot een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij geheel zal toewijzen en daarbij de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 28 augustus 2007 in gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde] van het leven te beroven, met dat opzet hem meermalen met een hamer in de richting van zijn hoofd en/of bovenlichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 28 augustus 2007 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet hem meermalen met een hamer in de richting van zijn hoofd en/of bovenlichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat de verdachte het primair aan hem ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 augustus 2007 in gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde] van het leven te beroven, met dat opzet hem meermalen met een hamer in de richting van zijn hoofd en bovenlichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
poging tot doodslag.
Strafbaarheid
Het hof acht de verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straffen bepaald op grond van de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dat feit is begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich - naar aanleiding van reeds langere tijd bestaande onenigheid op de werkvloer met zijn collega [benadeelde], welke onenigheid op 28 augustus 2007 kennelijk is ge?scaleerd en tot een explosieve uitbarsting van de verdachte heeft geleid - schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag, door meerdere keren met een hamer in te slaan op die [benadeelde]. De verdachte heeft met zijn daad een ernstig gebrek aan respect voor het menselijk leven getoond en een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [benadeelde].
De verdachte heeft bovendien een zeer beangstigende situatie voor [benadeelde] doen ontstaan, waarbij [benadeelde] voor zijn leven heeft gevreesd.
De ervaring leert dat slachtoffers van geweldsmisdrijven daarvan ook nog lange tijd de psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Dergelijke gevolgen hebben zich daadwerkelijk in ernstige mate gemanifesteerd bij [benadeelde].
Uit de toelichting op de door [benadeelde] in het kader van de strafzaak gevorderde schadevergoeding en uit de door hem opgemaakte schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat het voorval tot fysieke belemmeringen en tijdelijke uitval uit zijn werk heeft geleid en ook een grote psychische impact op hem heeft gehad.
Sinds het voorval heeft [benadeelde] te kampen met angstgevoelens en lijdt hij aan slapeloosheid.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf tevens rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel uit de justiti?le documentatie van 1 december 2009, waaruit ten voordele van de verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld ter zake van enig strafbaar feit.
Het hof heeft voorts gelet op hetgeen de verdachte ter terechtzitting van het hof heeft aangevoerd met betrekking tot zijn persoonlijke omstandigheden en met hetgeen daaromtrent uit het door de Reclassering Nederland over de verdachte opgemaakte voorlichtingsrapport van 26 februari 2008 en overigens uit het strafdossier is gebleken.
De verdachte heeft er ter terechtzitting van het hof op onmiskenbare wijze blijk van gegeven nog steeds geen spijt te hebben van zijn gewelddadig optreden jegens het slachtoffer en geen inzicht te hebben in de strafwaardigheid van zijn handelen.
Teneinde herhaling van dergelijk gewelddadig handelen te voorkomen, zal het hof een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van hierna te melden duur. Een verplicht reclasseringscontact, zoals gevorderd door de advocaat-generaal, acht het hof daarbij echter, gelet op de indruk die het hof heeft omtrent de persoon van verdachte, niet zinvol.
Het hof heeft voorts rekening gehouden met het onwenselijk lange tijdsverloop in deze zaak.
Het hof is op grond van het bovenstaande en uit een oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van het door de verdachte begane strafbare feit van oordeel dat de strafmodaliteit die is gevorderd door de advocaat-generaal, passend en geboden is.
Het hof zal derhalve eveneens overgaan tot oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van hierna te melden duur, alsmede van een onvoorwaardelijke taakstraf, in de vorm van een werkstraf, van een eveneens nader te noemen duur.
Vordering van de benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat de vordering geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van de gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De benadeelde partij heeft door het onder primair bewezen verklaarde feit rechtstreekse schade geleden, welke schade aan de verdachte kan worden toegerekend.
Het hof zal de vordering toewijzen nu deze niet is bestreden en deze het hof niet onredelijk of ongegrond voorkomt. De vordering van € 496,74, vermeerderd met de wettelijke rente, zal derhalve worden toegewezen.
Gelet hierop dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade van ? 496,74, vermeerderd met de wettelijke rente, die door het onder primair bewezen verklaarde strafbaar feit is toegebracht en het belang van het slachtoffer ermee is gediend, zal aan de verdachte de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van dit schadebedrag ten behoeve van het slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waartegen het beroep is gericht, en opnieuw recht doende:
verklaart het aan de verdachte primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte [verdachte] tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden;
beveelt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tweehonderd uren, met het bevel dat, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van honderd dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van vierhonderdzesennegentig euro en vierenzeventig cent, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2007 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van vierhonderdzesennegentig euro en vierenzeventig cent, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2007 tot aan de dag van algehele voldoening, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van negen dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling, noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien de veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P.J.M. van den Bergh, voorzitter, mr H. Heins en mr. M.F.H.M. van Haastert, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier.
Mrs. H. Heins en M.F.H.M. van Haastert zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.