ECLI:NL:GHLEE:2010:BL4207
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- A.J. Rietveld
- P.J.M. van den Bergh
- J.A. Wiarda
- Rechtspraak.nl
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit drugshandel en hennepkwekerij
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 15 februari 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Groningen. De veroordeelde had eerder een straf opgelegd gekregen voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank had vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel had genoten uit drugshandel en een hennepkwekerij, en had hem verplicht om een bedrag van € 5.725,- aan de Staat te betalen ter ontneming van dat voordeel. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep dat dit bedrag zou worden verhoogd naar € 6.525,-.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de raadsman van de veroordeelde betoogd dat het voordeel uit de hennepkwekerij niet kan worden ontnomen, omdat de ontdekking van deze hennepkwekerij door de politie onrechtmatig zou zijn geweest. Het hof heeft echter vastgesteld dat de veroordeelde tijdens een verhoor in het kader van een ander opsporingsonderzoek had verklaard dat hij € 3.500,- voordeel had behaald uit de hennepkwekerij. Het hof oordeelde dat deze verklaring een wettig bewijsmiddel was en dat het voordeel in beginsel ontnomen kon worden.
Het hof heeft echter ook rekening gehouden met de kosten die de veroordeelde had gemaakt voor de hennepkwekerij, waaronder een deel van de energiekosten. Na deze kosten in mindering te brengen, concludeerde het hof dat het voordeel uit de hennepkwekerij nihil was. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 2.725,-, dat de veroordeelde aan de Staat moest betalen.
De uitspraak van het hof benadrukt het belang van wettige bewijsmiddelen bij de schatting van wederrechtelijk verkregen voordeel en de mogelijkheid om kosten in mindering te brengen op het genoten voordeel. Het hof heeft de verplichting opgelegd om het vastgestelde bedrag aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.