ECLI:NL:GHLEE:2010:BL4206
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- A.J. Rietveld
- P.J.M. van den Bergh
- J.A. Wiarda
- Rechtspraak.nl
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 15 februari 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Groningen. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ter hoogte van € 4.353,50, dat door de veroordeelde is verkregen door middel van strafbare feiten, waaronder drugshandel. De rechtbank had eerder op 19 maart 2009 een vonnis gewezen waarin dit bedrag werd vastgesteld en de veroordeelde werd verplicht dit aan de Staat te betalen. De veroordeelde, die in detentie verblijft, heeft tijdig hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de raadsman van de veroordeelde, mr. U.R. Slangenberg, de verdediging gevoerd. De advocaat-generaal heeft in zijn vordering bevestigd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel inderdaad € 4.353,50 bedraagt en heeft de verplichting tot betaling aan de Staat herbevestigd. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank in stand gelaten, met de aanvulling dat het verweer van de raadsman, dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard in de vordering tot ontneming, werd verworpen. Het hof oordeelde dat de vordering niet betrekking had op uitkeringsfraude, maar op drugshandel.
Het hof heeft de door de rechtbank aangehaalde bewijsmiddelen en verklaringen van getuigen en verbalisanten in zijn overwegingen betrokken. De uitspraak van het hof bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en legt de nadruk op de ernst van de gepleegde feiten en de noodzaak van ontneming van het verkregen voordeel. Het arrest is gewezen door een meervoudige strafkamer, waarbij mr. Wiarda niet in staat was om het arrest mede te ondertekenen.