Parketnummer: 24-000155-08
Parketnummer eerste aanleg: 17-992771-06
Arrest van 21 januari 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, economische kamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 7 januari 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1960] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
Het vonnis waarvan beroep
De economische politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Hij heeft dit hoger beroep aan verdachte doen betekenen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen ter zake het hem ten laste gelegde tot een geldboete van € 400,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door acht dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 24 mei 2006, te of bij [plaats 1], (althans) in de gemeente [gemeente 1] en/of te of bij [plaats 2] (althans) in de gemeente [gemeente 2], een dier, te weten een rund, zijnde (een) soort(en) en/of (een) categorie(ën) als bedoeld in artikel 4, eerste lid van het Besluit dierenvervoer 1994, heeft vervoerd, terwijl niet was voldaan aan het ten aanzien van die soort(en) en/of categorie(ën) bepaalde bij of krachtens de artikelen 5 tot en met 9, en artikel 16 van bovengenoemd besluit, immers heeft hij, verdachte, een rund vervoerd dat werd blootgesteld aan onnodig lijden, blijkende uit het feit dat het rund één of meerdere botbreuken had en zich niet meer zelfstandig kon voortbewegen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 24 mei 2006, te of bij [plaats 1] en te of bij [plaats 2] een dier, te weten een rund, zijnde een soort als bedoeld in artikel 4, eerste lid van het Besluit dierenvervoer 1994, heeft vervoerd, terwijl niet was voldaan aan het ten aanzien van die soort bepaalde bij of krachtens de artikelen 5 tot en met 9, en artikel 16 van bovengenoemd besluit, immers heeft hij, verdachte, een rund vervoerd dat werd blootgesteld aan onnodig lijden, blijkende uit het feit dat het rund één botbreuk had en zich niet meer zelfstandig kon voortbewegen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Ontslag van alle rechtsvervolging
Ten aanzien van verdachte is bewezen verklaard - kort gezegd - dat hij op 24 mei 2006 een rund heeft vervoerd, terwijl dat rund werd blootgesteld aan onnodig lijden nu het rund op dat moment een botbreuk had en niet in staat was zich zelfstandig voort te bewegen.
Ten tijde van het bewezen verklaarde handelen bepaalt artikel 60 (oud) van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent het vervoer van dieren. Deze regels zijn opgenomen in paragraaf 3 van het - inmiddels vervallen - Besluit dierenvervoer 1994 (hierna: het Besluit). Artikel 4, tweede lid, van dit Besluit bepaalt dat het vervoer van - onder meer - runderen slechts geschiedt indien is voldaan aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 5 tot en met 9 en artikel 16 van dit Besluit.
De steller van de tenlastelegging heeft blijkens de onder de tenlastelegging opgesomde artikelen bedoeld aan verdachte ten laste te leggen dat hij in strijd met het bepaalde in artikel 5, tweede lid aanhef en onder b juncto artikel 5, derde lid, van het Besluit heeft gehandeld.
Artikel 5 van dit Besluit luidt - voor zover van belang - :
1. (...)
2. De houder van een ziek of gewond dier biedt het dier slechts ten vervoer aan of staat het slechts ten vervoer af onderscheidenlijk de vervoerder neemt het dier slechts ten vervoer aan of vervoert een ziek of gewond dier slechts indien het betreft:
a. een licht gewond of licht ziek dier waarvoor het vervoer geen onnodig lijden tot gevolg heeft;
b. een dier dat wordt vervoerd ten behoeve van zijn diergeneeskundige verzorging of een noodslachting, mits dat vervoer geen onnodig lijden of een slechte behandeling tot gevolg heeft en, voor zover het vee betreft, geschiedt overeenkomstig de artikel 10 tot en met 14, of
c. (...)
3. Als dieren waarvan het vervoer onnodig lijden of een slechte behandeling tot gevolg heeft, worden in ieder geval beschouwd runderen vanaf de leeftijd van tien dagen alsmede paarden, met één of meer botbreuken die zich niet meer zelfstandig kunnen voortbewegen, tenzij zij naar een diergeneeskundige praktijk, kliniek of ziekenhuis worden vervoerd ten behoeve van hun diergeneeskundige verzorging.
Vorenstaande houdt - kort gezegd - in dat een ziek of gewond dier slechts mag worden vervoerd in de in lid 2 onder a of b omschreven situatie. In het derde lid is omschreven, in welk geval een dier in ieder geval zo ernstig ziek of gewond is, dat het vervoer onnodig lijden of een slechte behandeling tot gevolg heeft.
Het hof is echter van oordeel dat bovenstaande bewezenverklaring niet refereert aan alle bestanddelen van de delictsomschrijving zoals opgenomen in artikel 5 van het Besluit. Er is in ieder geval in de tenlastelegging verzuimd op te nemen welke van de in het tweede lid omschreven situaties van toepassing is geweest. Als het de onder a omschreven situatie betreft, ontbreekt dat het dier meer dan licht gewond of ziek was. Als het de onder b omschreven situatie betreft, ontbreekt ten behoeve waarvan het dier is vervoerd. Er is derhalve geen sprake van een strafbaar feit in de zin van artikel 5 van het Besluit.
Nu in de tenlastelegging eveneens is opgenomen dat het vervoerde rund 'werd blootgesteld' aan onnodig lijden, ziet het hof hierin een aanwijzing dat de steller van de tenlastelegging ook zou kunnen hebben bedoeld aan verdachte ten laste te leggen dat hij in strijd met het bepaalde in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit een rund heeft vervoerd.
Artikel 6 van het Besluit luidt - voor zover van belang - :
1. De vervoerder:
a. vervoert de dieren niet en doet de dieren niet vervoeren onder zodanige omstandigheden dat zij worden blootgesteld aan letsel of onnodig lijden, en
b. (...)
Het hierin bepaalde houdt in dat dieren niet mogen worden vervoerd onder zodanige omstandigheden dat zij worden blootgesteld aan letsel of onnodig lijden. Deze omstandigheden moeten aldus zijn gelegen in de wijze waarop het betreffende dier wordt vervoerd.
Gelet op de strekking van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit is het hof van oordeel dat bovenstaande bewezenverklaring evenmin refereert aan alle bestanddelen van deze delictsomschrijving, nu is verzuimd vorenbedoelde omstandigheden als zodanig in de tenlastelegging te omschrijven. Er is derhalve evenmin sprake van een strafbaar feit in de zin van artikel 6 van het Besluit.
Het bewezen verklaarde levert derhalve geen strafbaar feit op, zodat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte als voormeld ten laste gelegde bewezen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging, omdat het bewezen verklaarde geen strafbaar feit oplevert.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter, mr. O. Anjewierden en mr. G.M. Meijer-Campfens, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier.