ECLI:NL:GHLEE:2010:BL0402

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
21 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001694-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling in de relationele sfeer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 21 januari 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1985, werd beschuldigd van mishandeling van zijn levensgezel op 16 augustus 2008. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een straf, maar de verdachte ging hiertegen in hoger beroep. Tijdens de zitting in hoger beroep werd het verweer van de raadsman van de verdachte gepresenteerd, waarin werd betoogd dat er geen sprake was van opzet tot mishandeling, maar van een worsteling tussen de verdachte en het slachtoffer. Het hof oordeelde echter dat de verdachte zich bewust had blootgesteld aan de kans om de levensgezel pijn of letsel toe te brengen, en dat het verweer niet opging. Het hof achtte de mishandeling wettig en overtuigend bewezen en verklaarde de verdachte strafbaar. Bij de strafoplegging hield het hof rekening met de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit was begaan, en de persoon van de verdachte. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 340,- met een proeftijd van twee jaren. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden. De uitspraak benadrukt de ernst van mishandeling in de relationele sfeer en de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001694-09
Parketnummer eerste aanleg: 17-755874-08
Arrest van 21 januari 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 3 juli 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1985] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. Y. Tamer, advocaat te Den Haag.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen ter zake de hem ten laste gelegde mishandeling op 16 augustus 2008 tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van twee jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij in of omstreeks de periode in de maand juli 2007 tot en met 16 augustus 2008, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, (te weten [slachtoffer]), (zomer 2007) in/tegen het gezicht heeft geslagen en/of op/tegen de rug heeft gestompt of geslagen en/of (omstreeks 25 juli 2008) op/tegen het (boven)been heeft geslagen en/of (16 augustus 2008) de arm beet heeft gepakt en/of (vervolgens) op de rug heeft gedraaid en/of (waarbij) hij, verdachte, twee vingers (stevig) vast heeft gehad en/of in de (rechter)(boven)arm heeft geknepen en/of op/tegen het (linker)wang heeft geraakt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Door de raadsman van verdachte is ter terechtzitting van het hof aangevoerd dat er op 16 augustus 2008 geen sprake is geweest van mishandeling door verdachte, nu er sprake zou zijn geweest van een worsteling tussen verdachte en [slachtoffer], waarbij die [slachtoffer] probeerde om verdachte het huis uit te werken.
Dit betoog moet kennelijk aldus worden verstaan dat verdachte gelet op deze omstandigheden geen opzet heeft gehad op het toebrengen van pijn en/of letstel bij [slachtoffer].
Verdachte heeft zowel ter terechtzitting in eerste aanleg van 3 juli 2009 als ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij op 16 augustus 2008 tijdens een worsteling met [slachtoffer] haar arm heeft vastgepakt en deze op de rug heeft gedraaid. Hierbij heeft hij - naar eigen zeggen - tevens haar handen (stevig) vastgepakt.
Door aldus te handelen heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij [slachtoffer] pijn en/of letsel zou toebrengen. Anders dan verdachtes raadsman kennelijk wil betogen, doet de omstandigheid dat een en ander heeft plaatsgevonden tijdens een worsteling, aan dit oordeel niet af.
Het verweer van de raadsman faalt derhalve.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 16 augustus 2008, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, te weten [slachtoffer], de arm beet heeft gepakt en vervolgens op de rug heeft gedraaid en waarbij hij, verdachte, twee vingers stevig vast heeft gehad en in de bovenarm heeft geknepen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 16 augustus 2008 zijn toenmalige echtgenote mishandeld door haar tijdens een worsteling bij de arm beet te pakken en deze op de rug te draaien. Verdachte heeft met zijn handelen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn echtgenote en heeft haar pijn en letsel toegebracht.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 26 november 2009, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens een strafbaar feit.
De mishandeling heeft plaatsgevonden in de relationele sfeer. Het hof hanteert in geval van een dergelijke mishandeling andere oriëntatiepunten dan in geval van mishandeling buiten de relationele sfeer.
Bij geweld in de relationele sfeer is veelal sprake van fysieke en/of geestelijke ongelijkwaardigheid tussen slachtoffer en verdachte. Uit de processtukken en het verhandelde ter zitting komt evenwel naar voren dat hiervan geen sprake is geweest. Om die reden is het hof van oordeel dat toepassing van de oriëntatiepunten, welke het hof pleegt te hanteren in geval van mishandeling in de relationele sfeer, in dit geval niet passend is.
Alles afwegend is het hof van oordeel dat kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke geldboete ter voorkoming van herhaling.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van driehonderdveertig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van zes dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
beveelt, dat de geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter, mr. O. Anjewierden en mr. G.M. Meijer-Campfens, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier.