Parketnummer: 24-001704-09
Parketnummer eerste aanleg: 17-755976-08
Arrest van 21 januari 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 30 juni 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1986] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft beslist op de vordering van een benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het hem onder subsidiair ten laste gelegde zal veroordelen tot een geldboete van € 250,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door vijf dagen hechtenis. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering in zijn geheel zal toewijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 26 september 2008 te [plaats], althans in de gemeente [gemeente] met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een telefooncel, toebehorende aan [benadeelde], welk geweld bestond uit het meermalen, althans éénmaal met stenen gooien tegen de ruit(en) van die telefooncel, waarbij hij, verdachte, opzettelijk voornoemde telefooncel heeft vernield;
subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 26 september 2008 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], opzettelijk en wederrechtelijk een telefooncel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Vrijspraak
Primair wordt verdachte - zakelijk weergegeven - verweten dat hij openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een telefooncel.
Uit de processtukken blijkt dat verdachte op 26 september 2008 te [plaats] een steen tegen een zijruit van een telefooncel heeft gegooid, waardoor deze ruit is vernield. Vast staat dat verdachte op dat moment vergezeld werd door medeverdachte
[medeverdachte].
Het hof acht echter niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit geweld in vereniging met [medeverdachte] heeft gepleegd. Derhalve kan niet worden bewezen hetgeen onder primair aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem onder subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 september 2008 te [plaats], opzettelijk en wederrechtelijk een telefooncel, toebehorende aan de [benadeelde], heeft beschadigd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 26 september 2008 een telefooncel beschadigd door met een steen tegen een ruit van deze telefooncel te gooien, waardoor de ruit is vernield. Met zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de eigenaar van de telefooncel, te weten [benadeelde].
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 21 december 2009, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens een strafbaar feit.
Het hof acht een geldboete, zoals opgelegd door de rechter in eerste aanleg en gevorderd door de advocaat-generaal in hoger beroep, op zijn plaats. Gelet op hetgeen namens en door verdachte ter terechtzitting van het hof is aangevoerd met betrekking tot verdachtes (huidige) niet rooskleurige financiële situatie, zal het hof bepalen dat de geldboete in termijnen kan worden betaald, één en ander zoals hieronder nader omschreven.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij, [benadeelde], gevestigd te [vestigingsplaats], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De benadeelde partij heeft een schadevergoeding gevorderd wegens materiële schade. Deze schade wordt door de benadeelde partij gewaardeerd op € 110,88.
Tegen deze vordering van de benadeelde partij is van de zijde van verdachte aangevoerd dat niet voldoende aannemelijk is geworden dat de door het schadebureau geconstateerde schade in rechtstreeks verband staat met het door verdachte begane strafbare feit. Uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] blijkt namelijk dat de betreffende telefooncel reeds vóór het incident beschadigingen vertoonde. De klapdeuren zouden niet meer aanwezig zijn en ook de ruiten zouden barsten en gaten bevatten. Derhalve dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
Het hof stelt vast dat de getuige [getuige] heeft verklaard dat - naar later blijkt - verdachte een zijruit van de telefooncel heeft vernield door er met een voorwerp tegenaan te gooien. De getuige heeft hierbij glasgerinkel gehoord en - naderhand - een groot gat geconstateerd in één van de glazen zijpanelen. Voorts blijkt uit een als bijlage bij het voegingsformulier gevoegd extern schadeoverzicht d.d. 1 december 2008 dat één zijruit is vervangen. De kosten van deze reparatie betreffen € 110,88.
Nu het hof, mede op basis van de verklaring van getuige [getuige], ervan uitgaat dat verdachte slechts die enkele zijruit heeft vernield en ook de gevorderde schade slechts ziet op de reparatie van diezelfde ruit, staat de gevorderde schade in zodanig verband met het onder subsidiair bewezen verklaarde feit dat deze schade aan verdachte als gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Hieraan doet niet af dat de ruit wellicht reeds beschadigd was alvorens verdachte deze heeft vernield. Het hof acht de vordering derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar in voege als na te melden.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Het hof zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24a, 24c, 36f en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder subsidiair ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van tweehonderdvijftig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijf dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat de geldboete mag worden voldaan in vijf opeenvolgende éénmaandelijkse termijnen elk groot vijftig euro;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], gevestigd te [vestigingsplaats], tot een bedrag van honderdtien euro en achtentachtig cent;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van honderdtien euro en achtentachtig cent ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], gevestigd te [vestigingsplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van twee dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter, mr. O. Anjewierden en mr. G.M. Meijer-Campfens, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier.