ECLI:NL:GHLEE:2009:BK7501

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
22 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.033.319/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • Zuidema
  • De Hek
  • Fikkers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en de rechtsgeldigheid daarvan in kort geding

In deze zaak gaat het om de vraag of het ontslag op staande voet van de werknemer, [appellant], door zijn werkgever, Novawork B.V., rechtsgeldig is. [appellant] was in dienst als algemeen medewerker en werd op 11 februari 2009 ontslagen na een incident tijdens een bezoek aan de bedrijfsarts. De bedrijfsarts heeft aangifte gedaan van mishandeling door [appellant], die vervolgens op staande voet is ontslagen. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vorderingen van [appellant] afgewezen, waarna hij in hoger beroep ging.

Het Gerechtshof Leeuwarden heeft op 22 december 2009 geoordeeld dat de vorderingen van [appellant] niet toewijsbaar zijn. Het hof oordeelt dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de bodemrechter het ontslag op staande voet geldig zal achten, gezien de aangifte van de bedrijfsarts en de feiten die zich hebben voorgedaan. Het hof benadrukt dat een kort gedingprocedure zich niet leent voor nader onderzoek en dat de processtukken voldoende zijn om tot een voorlopig oordeel te komen.

Daarnaast heeft het hof overwogen dat het niet horen van [appellant] voor het ontslag niet automatisch leidt tot de ongeldigheid van het ontslag. Het hof heeft de grieven van [appellant] ongegrond verklaard en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep. De beslissing van het hof bevestigt de noodzaak voor werkgevers om zorgvuldig om te gaan met ontslagprocedures, vooral in situaties waarin geweld of mishandeling wordt beweerd.

Uitspraak

Arrest d.d. 22 december 2010
Zaaknummer 200.033.319/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [appellant],
toevoeging,
advocaat: mr. A.J. Welvering, kantoorhoudende te Leek,
tegen
Novawork B.V.,
gevestigd te [plaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: Novawork,
advocaat: mr. J.V. van Ophem, kantoorhoudende te Leeuwarden.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kort geding vonnis uitgesproken op 24 april 2009 door de rechtbank Groningen, sector kanton, locatie Groningen (hierna: de kantonrechter).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 14 mei 2009 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van Novawork tegen de zitting van 26 mei 2009.
Het petitum van de dagvaarding in hoger beroep luidt:
"te vernietigen het vonnis d.d. 24 april 2009 van de Rechtbank te Groningen, sector kanton, in Kort Geding, tussen partijen gewezen onder rolnummer 399766 / VV EXPL 09-39 en opnieuw rechtdoende:
de door appellant ingestelde vorderingen alsnog toe te wijzen;
met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties. "
[appellant] heeft een memorie van grieven genomen, waarbij een productie is gevoegd. De conclusie luidt:
"te beslissen overeenkomstig de eis, vermeld in de appèldagvaarding, uitvoerbaar bij voorraad, voor zover de wet zulks toelaat."
Bij memorie van antwoord, vergezeld van producties, is door Novawork verweer gevoerd met als conclusie:
"om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- [appellant] in zijn verzoek tot vernietiging van de op 24 april 2009 2008 door de Rechtbank te Groningen gewezen vonnis met rol/zaaknummer 399766/ VV EXPL 09-39 en het verzoek opnieuw rechtdoende te bepalen dat de door [appellant] ingestelde vorderingen alsnog worden toegewezen, niet ontvankelijk te verklaren, althans zijn vorderingen af te wijzen;
- één en ander met veroordeling van [appellant] in de kosten van onderhavige procedure."
Voorts heeft [appellant] een akte uitlating producties, tevens houdende overlegging producties, tevens houdende wijziging/verandering van eis genomen.
Daarop heeft Novawork een antwoordakte genomen.
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
In het procesdossier van [appellant] ontbreken de producties waarnaar de dagvaarding in eerste aanleg, als bijgevoegd, verwijst.
De grieven
[appellant] heeft twaalf grieven opgeworpen.
De beoordeling
Geldigheid van de appeldagvaarding
1. Novawork heeft bij memorie van antwoord voor andere weren een beroep gedaan op nietigheid van de appeldagvaarding, omdat deze geen duidelijke en bepaalde conclusie zou bevatten.
Het hof verwerpt deze exceptie. Hoewel [appellant] zijn vorderingen in eerste aanleg in de appeldagvaarding niet opnieuw heeft uitgeschreven, voldoet het petitum daarvan aan de eis dat duidelijk is wat [appellant] eist. Blijkens het overige inhoudelijke verweer van Novawork heeft zij dat ook begrepen.
De feiten
2. Tegen de door de kantonrechter vastgestelde feiten onder 1.2 tot en met 1.6 van het beroepen vonnis is geen grief gericht, met uitzondering van een onderdeel van het feit dat onder 1.3 is verwoord, waartegen zich grief I richt. Daar heeft de kantonrechter vastgesteld dat de bedrijfsarts het gesprek beëindigd heeft "na verwijten van [appellant]". Nu [appellant] betwist dat hij verwijten heeft geuit voordat de bedrijfsarts het gesprek beëindigde, zal het hof deze grief gegrond verklaren. Of dit [appellant] zal baten, zal hierna blijken.
3. Samen met hetgeen in appel tussen partijen als vaststaand heeft te gelden, komen de feiten op het volgende neer.
3.1 [appellant] is in het kader van re-integratie met ingang van 1 juni 2008 voor de duur van een jaar als algemeen medewerker in dienst getreden bij Novawork.
3.2 Op 11 februari 2009 heeft [appellant] 's ochtends de bedrijfsarts, [persoonsnaam], bezocht. Op enig moment heeft de bedrijfsarts het gesprek als beëindigd beschouwd en [appellant] verzocht de spreekkamer te verlaten. [appellant] heeft dat niet gedaan, waarna de arts de spreekkamer heeft verlaten. [appellant] heeft vervolgens een zich in die kamer bevindend toetsenbord van het bureau gegooid, waarbij tevens een beeldscherm is omgevallen.
3.3 De bedrijfsarts heeft diezelfde dag om 12.20 uur aangifte gedaan bij de politie van
mishandeling door [appellant].
3.4 Novawork heeft [appellant] bij brief van 11 februari 2009 op staande voet ontslagen. De daarvoor opgegeven reden luidt:
"U heeft woensdag 11 februari 2009 een bezoek gebracht aan onze bedrijfsarts, de heer [persoonsnaam]. Tijdens dit bezoek heeft u fysiek geweld gebruikt tegen [de bedrijfsarts]. Dit heeft zich op de volgende wijze geuit: U heeft het toetsenbord van het bureau gegooid en het beeldscherm omver geworpen. Toen [de bedrijfsarts] de schade wou bekijken heeft u hem een kaakslag gegeven".
3.5 Bij brief van 13 februari 2009 heeft [appellant] de nietigheid van dit ontslag ingeroepen omdat hij geen fysiek geweld tegen de bedrijfsarts heeft gebruikt. Bij brief van 17 februari 2009 heeft Novawork het ontslag gehandhaafd.
De procedure in eerste aanleg
4. [appellant] heeft in kort geding toelating tot zijn werk gevorderd op verbeurte van een dwangsom, alsmede doorbetaling van zijn loon met wettelijke verhoging en wettelijke rente, onder veroordeling van Novawork in de proceskosten.
5. De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen. Hoewel [appellant] ten stelligste heeft ontkend dat hij de bedrijfsarts heeft geslagen, oordeelde de kantonrechter voorshands dat Novawork meer gewicht heeft mogen toekennen aan de lezing van de bedrijfsarts dan aan die van [appellant].
Wijziging van eis
6. Bij akte van 13 oktober 2009 heeft [appellant] zijn eis nader aangevuld en deels verminderd met de vordering tot wedertewerkstelling. Novawork heeft zich verzet tegen de vermeerdering met de vorderingen ter zake vakantiegeld en vakantie-uren.
Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 20 juni 2008, NJ 2009,21 diende [appellant] de wijziging van eis in beginsel in de memorie van grieven op te nemen. Uit niets volgt dat de wijzigingen, waartegen Novawork bezwaar maakt, niet in dat stadium hadden kunnen plaatsvinden. Novawork heeft dan ook terecht bezwaar gemaakt. Het hof zal de vorderingen betreffende vakantiegeld en vakantie-uren verder buiten beschouwing laten en voor het overige uitgaan van de vorderingen van [appellant] als oorspronkelijk eiser, zoals die thans luiden.
Spoedeisend belang
7. Door Novawork is betwist dat [appellant] in appel nog voldoende spoedeisend belang heeft, omdat de arbeidsovereenkomst in ieder geval op 1 juni 2009 is geëindigd, er een bodemprocedure tussen partijen loopt en omdat [appellant] door het tijdig aanvragen van een uitkering financiële problemen had kunnen voorkomen.
Het hof is van oordeel dat een vordering tot doorbetaling van loon na betwist ontslag in beginsel naar haar aard spoedeisend is, ook al is de bewuste arbeidsovereenkomst hangende het hoger beroep geëindigd. Nu geen uitspraak in de bodemprocedure is aangekondigd -laat staan dat deze inmiddels is overgelegd- en niet gemotiveerd is gesteld, noch is gebleken dat [appellant] geen belang (meer) heeft bij zijn vordering, oordeelt het hof ook in hoger beroep voldoende spoedeisend belang aanwezig.
Bespreking van de overige grieven
8. Met de grieven II tot en met X wordt het geschil in volle omvang aan het oordeel van het hof onderworpen. Het hof zal deze grieven dan ook gezamenlijk behandelen.
8.1 Het zwaartepunt van het geschil betreft de vraag of zó waarschijnlijk is, dat de bodemrechter het aan [appellant] gegeven ontslag op staande voet ongeldig zal achten, dat de door [appellant] (thans nog) gevorderde voorlopige voorziening toewijsbaar is.
Het hof beantwoordt die vraag, evenals de kantonrechter, ontkennend. Daarbij is van belang dat een kort gedingprocedure zich niet leent voor nader onderzoek, zodat voorshands afgegaan moet worden op de processtukken. Uit de onder 3.2 en 3.3 vermelde feiten volgt, dat zich in ieder geval een incident heeft voorgedaan waarbij [appellant], anders dan per ongeluk, zaaksschade heeft veroorzaakt en dat de bedrijfsarts, met wie hij een afspraak had, aangifte heeft gedaan van mishandeling door [appellant]. Daarmee staat de juistheid van deze aangifte nog niet vast, maar als dit in een bodemprocedure wel zou blijken, levert zulks naar het voorlopig oordeel van het hof wel een dringende reden op voor ontslag op staande voet. Het hof tekent daarbij aan dat de verklaring van de bedrijfsarts op relevante onderdelen wordt ondersteund door schriftelijke verklaringen van derden, die hem kort na het incident gezien en gesproken hebben. Dat in de bodemprocedure komt vast te staan dat [appellant] de bedrijfsarts mishandeld heeft, is dan ook geenszins onaannemelijk.
8.2 Aan het voorgaande doet niet af dat [appellant] niet door de werkgever is gehoord alvorens het ontslag werd verleend. Hoezeer ook wenselijk is dat een werknemer wel eerst wordt gehoord, het nalaten daarvan maakt het ontslag niet reeds om die reden ongeldig.
Overigens heeft [appellant] niets aangevoerd waaruit moet volgen dat, als hij wel gehoord zou zijn, Novawork hem niet op staande voet had mogen ontslaan omdat geen sprake zou zijn van een subjectief dringende reden.
8.3 Deze grieven zijn derhalve ongegrond.
9. De grieven XI en XII richten zich tegen de overweging omtrent de proceskosten en tegen de beslissing. Deze grieven, die overigens geen zelfstandige grond tot vernietiging opleveren, snijden -gelet op hetgeen hiervoor is overwogen-
geen hout. De kantonrechter heeft naar het oordeel van het hof de vorderingen terecht afgewezen en [appellant] in de proceskosten veroordeeld.
De slotsom.
10. Hoewel grief I gegrond is, leidt dat niet tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep. Dat vonnis dient te worden bekrachtigd met veroordeling van [appellant] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep (salaris advocaat 1,5 punt bij tarief I).
De beslissing
Het gerechtshof:
- bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van Novawork tot aan deze uitspraak op € 262,- aan verschotten en € 948,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
- verklaart dit arrest voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. Zuidema, voorzitter, De Hek en Fikkers, raden,
en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 22 december 2009 in bijzijn van de griffier.