Arrest d.d. 15 december 2009
Zaaknummer 200.021.610/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
Vossebelt Holding B.V.,
gevestigd te [plaats],
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: Vossebelt,
advocaat: mr. P. van Rossum, kantoorhoudende te Emmen,
Stoomnet Technische Installaties B.V.,
gevestigd te [plaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: Stoomnet,
advocaat: mr. H.E. van Berckel-Dekker, kantoorhoudende te Eindhoven.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 2 juli 2008 en 24 september 2008 door de rechtbank Assen.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 22 december 2008 is door Vossebelt hoger beroep ingesteld van de genoemde vonnissen met dagvaarding van Stoomnet tegen de zitting van 10 februari 2009.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"te vernietigen de vonnissen gewezen tussen partijen op 2 juli en 24 september 2008 (zaak-/rolnummer 67368 / HA ZA 08-315) door de rechtbank Assen en, opnieuw recht doende, zo nodig onder aanvulling en/of verbetering der gronden, bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vordering van appellante alsnog aan haar toe te wijzen, met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties."
Bij memorie van antwoord is door Stoomnet verweer gevoerd met als conclusie:
"Primair: dat het het Gerechtshof moge behagen het vonnis van de rechtbank Assen van 24 september 2008 te bekrachtigen en appellante niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, althans die af te wijzen als zijnde ongegrond en onbewezen; alles met veroordeling van appellante in de kosten van het geding in beide instanties;
Subsidiair: dat het Gerechtshof moge behagen bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vordering van Vossebelt Holding BV te matigen, zoals in het lichaam van deze memorie weergegeven; alles met veroordeling van appellante in de kosten van het geding in eerste aanleg en appèl."
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
Vossebelt heeft zeven grieven opgeworpen.
1. Vossebelt heeft geen grieven opgeworpen tegen het vonnis van de rechtbank d.d. 2 juli 2008, zodat zij in haar hoger beroep tegen dat vonnis niet ontvankelijk zal worden verklaard.
2. Grief I richt zich tegen de door de rechtbank in haar vonnis van 24 september 2008 vastgestelde feiten onder 2 sub j. Het hof zal de door deze grief bestreden onderdelen van de vaststaande feiten voorshands buiten beschouwing laten en daarop zo nodig naderhand terugkomen. Met inachtneming van deze overweging en hetgeen in hoger beroep nog aan de orde is geweest, staat in ieder geval in hoger beroep het volgende vast.
2.1. [betrokkene] heeft tot eind 2005 activiteiten ontplooid in het bedrijfspand aan [adres] te [plaats], waarbij zij gebruik maakte van stoomketels. Na het beëindigen van deze activiteiten heeft zij zaken uit het pand verwijderd, waaronder een waterontharder. De stoomketels zijn toen buiten bedrijf gesteld.
2.2. Vossebelt is begin 2006 eigenaar geworden van het bedrijfspand aan [adres] te [plaats]. Op enig moment zijn [TK Holding B.V.] (hierna: [TK]) en [V.] Food B.V. een gedeelte van het pand gaan huren. [V.] Food is een dochteronderneming van Vossebelt.
2.3. Omdat [TK] de stoomketels ten behoeve van haar onderneming weer in bedrijf wilde stellen, heeft zij Stoomnet in 2006 opdracht gegeven hiertoe werkzaamheden uit te voeren onder meer aan het waterleidingstelsel in het ketelhuis van het pand van Vossebelt. Op verzoek van [V.] Food is hierbij door Stoomnet ook een waterontharder geplaatst. [TK] en [V.] Food zijn overeengekomen dat [TK] 2/3 van de kosten van Stoomnet voor haar rekening zou nemen en [V.] Food 1/3 van deze kosten.
2.4. Stoomnet heeft bij haar werkzaamheden een waterontharder aangebracht in een waterleiding waarop sinds het vertrek van [betrokkene] geen waterdruk had gestaan. Deze waterleiding is een toevoerleiding naar de stoomketel, terwijl een aftakking van deze leiding naar een ondergrondse put leidt. Deze aftakking kan door toevoeging van koud water in voorkomende gevallen worden gebruikt om te voorkomen dat heet water uit de stoomketel in het riool komt. De aftakking is voorzien van een aparte afsluitkraan, waarmee de watertoevoer naar de ondergrondse put afgesloten kan worden.
2.5. Vervolgens heeft Stoomnet door het openen van de hoofdkraan weer waterdruk op de hier bedoelde waterleiding gezet.
2.6. Op 7 mei 2007 heeft Vossebelt geconstateerd dat het waterverbruik in de periode november 2006 tot mei 2007 ten opzichte van de vorige periode aanzienlijk was toegenomen. Onderzoek heeft toen geleerd dat de hiervoor sub 2.4 genoemde afsluitkraan van de aftakking openstond.
2.7. Bij brief van 16 mei 2007 heeft Vossebelt Stoomnet aansprakelijk gesteld voor de schade ten gevolge van de volgens haar verkeerde uitvoering van de werkzaamheden door Stoomnet. De schade heeft zij gesteld op € 49.365,12.
2.8. Stoomnet heeft de claim van Vossebelt bij haar verzekeraar Interpolis gemeld. Bij brief van 28 november 2007 heeft Interpolis Vossebelt laten weten de aansprakelijkheid van Stoomnet af te wijzen. Na onderzoek (in opdracht van Interpolis) door technisch expert [naam expert] heeft zij dit standpunt bevestigd.
2.9. [de technisch expert] heeft in zijn rapport van 23 november 2007 verklaringen van de heer [H.] van Stoomnet en [A.] van Vossebelt/ [V.] Food opgenomen. [de technisch expert] komt vervolgens onder meer tot de volgende bevindingen:
" (...)
Ik ben ter plaatse in het ketelhuis geweest en heb geconstateerd dat er diverse waterleidingen door en over elkaar lopen (wirwar van leidingen). Daarnaast lopen er diverse andere leidingen en buizen door het ketelhuis. De betreffende afsluiter zit circa 1,5 meter boven de vloer. De leiding loopt daarna de vloer naast één van de aanwezige stoomketels in. De put die onder de vloer zit is niet zichtbaar. Het zou ook niet hoorbaar zijn als de afsluiter open staat en het water de ondergrondse put in loopt. Verzekerde had geen enkele bemoeienis met deze afsluiter die ook nog op enkele meters afstand zit van de plaats waar verzekerde de aftakking heeft gemaakt ten behoeve van de waterontharder. Door de wirwar van leidingen valt ook niet op dat de afsluiter tot deze leiding behoort. De waterleiding is afgesloten aan de andere kant van de leiding middels een daarvoor bestemde kraan op een verdeelstation (lopen veel meer waterleidingen die allemaal een eigen afsluitkraan hebben).
Een bijzonder punt is dat de heer [A.] eerst bij [betrokkene] werkte en mee is gegaan naar [V.] Food. De heer [A.] is zeer goed bekend met de situatie in het ketelhuis en heeft eind 2005, na het vertrek van [betrokkene], het ketelhuis afgesloten en ontkoppeld!
(...)"
3. Het gaat in deze zaak om de vraag of Stoomnet ten opzichte van Vossebelt als eigenaar van het verhuurde pand op grond van een onrechtmatige daad aansprakelijk is voor de schade die Vossebelt heeft geleden door de volgens haar onzorgvuldige uitvoering van de werkzaamheden waartoe Stoomnet op grond van haar overeenkomst met huurder [TK] verplicht was. Vossebelt verwijt Stoomnet dat zij na het plaatsen van de waterontharder zonder enige controle weer druk op de betreffende waterleiding heeft gezet en aldus niet heeft opgemerkt dat er door de geopende afsluiter van de aftakking water via de put naar het riool wegstroomde.
4. Het hoger beroep is in essentie gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat er geen sprake is geweest van de schending door Stoomnet van een op haar rustende zorgplicht ten opzichte van Vossebelt.
5. Vossebelt heeft haar stellingen in hoger beroep aangepast. Verweet zij Stoomnet in eerste instantie nog dat Stoomnet na het plaatsen van de ontharder de afsluiter van de aftakking open had gezet, thans gaat zij ervan uit dat deze afsluiter bij de aanvang van de werkzaamheden door Stoomnet reeds open stond (zie memorie van grieven, sub 4.11).
6. Stoomnet betwist op zichzelf niet dat Vossebelt schade heeft geleden, doordat er water naar het riool is gestroomd, omdat de afsluiter van de aftakking openstond. Stoomnet betwist wel haar aansprakelijkheid voor deze schade, waarbij zij onder meer aanvoert dat er geen sprake is van een onrechtmatige gedraging dan wel van een onrechtmatig nalaten aan haar zijde. Stoomnet betwist voorts het oorzakelijk verband tussen de wijze waarop zij haar werkzaamheden heeft uitgevoerd en de door Vossebelt gevorderde schade. Ook de hoogte van het door Vossebelt gevorderde schadebedrag wordt door Stoomnet betwist. Tenslotte beroept Stoomnet zich op een schadebeperkingsverplichting van Vossebelt.
7. Met grief I komt Vossebelt op tegen het door de rechtbank als vaststaand aangenomen feit dat de offerte van Stoomnet d.d. 22 september 2006 door zowel [TK] als Vossebelt is geaccepteerd.
8. Nu Stoomnet de stelling van Vossebelt dat Vossebelt deze offerte niet heeft geaccepteerd en aldus niet als contractspartner van Stoomnet kan worden beschouwd, niet weerspreekt, neemt het hof dit als vaststaand aan. Grief I treft dan ook doel. Of dit Vossebelt zal baten zal hierna blijken.
9. Het hof komt vervolgens toe aan de behandeling van grief II. Vossebelt stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat volgens Vossebelt de door Stoomnet gepleegde wanprestatie jegens [TK] dient te worden aangemerkt als een onrechtmatige daad ten opzichte van Vossebelt. De grief komt erop neer dat de rechtbank volgens Vossebelt de grondslag van haar vordering onjuist weergeeft.
10. Het hof stelt voorop dat een partij die in de uitvoering van een overeenkomst schade toebrengt aan een derde jegens die derde alleen aansprakelijk zal zijn, indien zijn handelen ten opzichte van de derde - onafhankelijk van de al dan niet geschonden contractuele norm - als onrechtmatig dient te worden gekwalificeerd. Dit hangt samen met de zogenaamde relativiteit van de contractswerking die zijn oorsprong mede vindt in het belang van de contractspartij om niet meer verplichtingen op zich te nemen dan de verplichting waarop hij bij het aangaan van de overeenkomst zijn beloning bedingt en waarop hij andere bedingen, bijvoorbeeld exoneraties, afstemt.
11. Het hof gaat er vanuit dat Vossebelt zich - overeenkomstig het hierboven weergegeven uitgangspunt - op het standpunt stelt dat de door haar gestelde handelwijze van Stoomnet, onafhankelijk van de al dan niet geschonden contractuele norm, als onrechtmatig ten opzichte van haar moet worden gekwalificeerd, omdat Stoomnet heeft gehandeld in strijd met de normen van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Grief II slaagt in zoverre. Of de grief tot vernietiging leidt, zal hieronder blijken.
12. Het hof komt vervolgens toe aan de beantwoording van de vraag of Stoomnet heeft gehandeld in strijd met de maatschappelijke betamelijkheid. Deze normschending bestaat volgens Vossebelt met name hierin dat Stoomnet in strijd met een op haar rustende zorgplicht heeft gehandeld door niet te controleren of het plaatsen van de waterontharder en het vervolgens weer druk zetten op de betreffende waterleiding nadelige consequenties voor Vossebelt als eigenaar zou kunnen hebben. De overige grieven hebben hier betrekking op. Het hof zal deze grieven gezamenlijk behandelen.
13. Vossebelt beroept zich in dit licht onder meer op het arrest van de Hoge Raad van 24 september 2004 (NJ 2008, 587), waarin is beslist dat wanneer iemand zich contractueel heeft gebonden, waardoor de contractverhouding waarbij hij partij is in het rechtsverkeer een schakel is gaan vormen waarmee de belangen van derden die aan dit verkeer deelnemen, in allerlei vormen kunnen worden verbonden, het hem niet vrij staat onder alle omstandigheden vrij de belangen te verwaarlozen die derden bij een behoorlijke nakoming van het contract kunnen hebben.
14. Het hof is van oordeel dat de in dit arrest door de Hoge Raad geformuleerde regel in de onderhavige zaak niet zonder meer kan worden toegepast, omdat zich hier niet, zoals in de door de Hoge Raad beoordeelde casus wel het geval was, de situatie voordoet dat de overeenkomst tussen Stoomnet en [TK] een schakel in het rechtsverkeer is gaan vormen, waardoor een partij (in dit geval Stoomnet) vertrouwen bij een derde (i.c. Vossebelt) heeft gewekt op een bepaalde manier te zullen handelen. Een eventuele op Stoomnet rustende zorgplicht kan echter ook zijn oorsprong vinden in de maatschappelijke zorgvuldigheid die zij in het kader van de uitvoering de overeenkomst jegens derden in acht behoort te nemen, zonder dat zij bij die derde de verwachting heeft gewekt op een bepaalde manier te zullen handelen. Het komt dan aan op de vraag op de vraag of Stoomnet bij de uitvoering van haar werkzaamheden redelijkerwijs rekening had behoren te houden met de mogelijk nadelige consequenties van omissies in deze uitvoering voor Vossebelt. Bij de beoordeling hiervan dienen alle relevante omstandigheden van het geval te worden betrokken. De stelplicht en bewijslast van feiten en omstandigheden die tot aansprakelijkheid van Stoomnet zouden moeten leiden, liggen op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv bij Vossebelt.
15. Het hof gaat ervan uit - nu dit door Stoomnet in hoger beroep niet langer wordt weersproken - dat zij wist dat Vossebelt eigenaar van de onroerende zaak was.
16. Het hof is van oordeel dat Vossebelt haar stelling dat Stoomnet ten opzichte van haar gehandeld heeft in strijd met een op haar rustende zorgplicht onvoldoende heeft onderbouwd. De enkele door Vossebelt aangevoerde omstandigheid dat Stoomnet in het kader van de door [TK] gegeven opdracht de leidingen niet heeft gecontroleerd voordat zij weer druk op de leidingen zette, dan wel deze opdracht op andere wijze niet goed heeft uitgevoerd (waarbij in het midden kan blijven of deze opdracht de door Vossebelt gestelde omvang heeft gehad), voldoet hiertoe in ieder geval niet. Vossebelt suggereert hiermee immers slechts dat Stoomnet toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van de met [TK] gesloten overeenkomst, hetgeen zoals hiervoor onder r.o. 10 is overwogen op zichzelf genomen onvoldoende is om schending van een op Stoomnet ten opzichte van Vossebelt bestaande zorgplicht aan te nemen. Daarvoor zou sprake moeten zijn geweest van aanvullende omstandigheden, bijvoorbeeld met betrekking tot de voorzienbaarheid van de schade en de omvang ervan, die echter niet door Vossebelt zijn gesteld, terwijl deze ook niet anderszins uit de stukken kunnen worden afgeleid.
17. Uit het voorgaande volgt dat ook de grieven II, III, IV, V, VI en VII niet tot vernietiging van enig onderdeel van het vonnis van 24 september 2008 kunnen leiden.
De slotsom.
18. Vossebelt zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn hoger beroep tegen het vonnis van 2 juli 2008. Het vonnis van 24 september 2008 zal worden bekrachtigd met veroordeling van Vossebelt als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep (tarief IV, 1 punt).
De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart Vossebelt niet-ontvankelijk in het hoger beroep tegen het vonnis van 2 juli 2008;
bekrachtigt het vonnis van 24 september 2008;
veroordeelt Vossebelt in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van Stoomnet tot aan deze uitspraak op € 1.535,-- aan verschotten en € 1.631,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
Aldus gewezen door mrs. Janse, voorzitter, Tjallema en Van Rijssen, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 15 december 2009 in bijzijn van de griffier.