ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2767

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
10 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001875-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van mishandeling door middel van een kopstoot met strafoplegging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 10 november 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1993, was beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van een kopstoot aan de aangever, wat resulteerde in letsel. De kinderrechter had de verdachte eerder schuldig verklaard zonder strafoplegging, maar de advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een voorwaardelijke jeugddetentie van één week en een schadevergoeding van € 265,- aan de benadeelde partij.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de ten laste gelegde mishandeling heeft gepleegd, ondanks zijn ontkenning dat hij opzettelijk een kopstoot heeft gegeven. De verklaringen van getuigen en de aangever wezen op een eerdere geschiedenis van pesterij en intimidatie door de verdachte. Het hof oordeelde dat de uitdrukking 'een kopstoot geven' opzet impliceert en dat het letsel van de aangever, waaronder het afbreken van een voortand, een direct gevolg was van de mishandeling.

Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van één week, met een proeftijd van twee jaar. Tevens werd de vordering van de benadeelde partij toegewezen, en werd de verdachte verplicht om de schadevergoeding te betalen. Het hof heeft de strafmotivering gebaseerd op de ernst van het feit en de impact op de aangever, die niet alleen fysiek letsel had opgelopen, maar ook emotionele schade had ervaren door de mishandeling.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001875-09
Parketnummer eerste aanleg: 17-676209-08
Arrest van 10 november 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Leeuwarden van 7 juli 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1993] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De kinderrechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis schuldig verklaard aan het hem ten laste gelegde zonder oplegging van straf, een beslissing genomen op de vordering van de benadeelde partij en daarbij een maatregel opgelegd, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een week jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal de toewijzing gevorderd van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 265,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 26 september 2008 te [plaats], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), eenmaal (met kracht) een kopstoot heeft gegeven, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Overwegingen omtrent het bewijs
Verdachte heeft het ten laste gelegde in zoverre erkend dat hij heeft verklaard met aangever in gevecht te zijn geweest, na daartoe door laatstgenoemde geprovoceerd te zijn. Verdachte en aangever zouden elkaar over en weer om de nek hebben vastgeklemd en er werd wederzijds geduwd en getrokken, waarbij zij elkaar bij toeval geraakt zouden hebben met het voorhoofd. Verdachte ontkent dat er sprake was van een door hem opzettelijk en eenzijdig gegeven kopstoot. Verdachte acht het voorts onwaarschijnlijk dat als gevolg van dat treffen het door aangever opgelopen letsel - het afbreken van een deel van een voortand - zou zijn ontstaan.
Het hof overweegt hierover het navolgende.
Uit de verklaringen van aangever [benadeelde] en getuige [getuige 1] leidt het hof af dat er eerder sprake is geweest van pesterij en intimiderend gedrag van de zijde van verdachte en de zijnen jegens [benadeelde]. [getuige 1] heeft in dat verband verklaard: "Ze moeten altijd [benadeelde] hebben, omdat die niet voor zichzelf opkomt".
Over het thans ter beoordeling staande incident heeft [getuige 1] verklaard: "Ik zag dat [verdachte] (verdachte) zijn hoofd naar achteren bewoog en deze met volle kracht naar voren bewoog. Hij raakte [benadeelde] (aangever) boven zijn neus. Het was een heel harde kopstoot". Getuige [getuige 2], bevriend met verdachte, heeft verklaard: "Ik haalde [verdachte] en [benadeelde] toen uit elkaar en terwijl ik daarmee bezig was, zag ik dat [verdachte] [benadeelde] een kopstoot gaf." Het hof merkt op dat de uitdrukking "een kopstoot geven" opzet impliceert.
Op grond van de aangifte en de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] acht het hof evenwel niet alleen wettig, maar ook overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Het hof acht boven redelijke twijfel verheven dat het afbreken van het stukje tand een rechtstreeks gevolg is van de door verdachte gepleegde mishandeling. Eerdergenoemde [getuige 1] heeft daarover verklaard: "Vlak nadat [benadeelde] de kopstoot kreeg, zag er dat er iets uit zijn mond viel. Ik zag dat dit een half stukje tand was. Er kwam bloed uit zijn mond."
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 26 september 2008 te [plaats], opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [benadeelde], eenmaal met kracht een kopstoot heeft gegeven, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
mishandeling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een schoolgenoot. Uit de toelichting op de vordering, die aangever als benadeelde partij heeft ingediend, blijkt dat aangever - naast de schade aan zijn gebit - een week lang met een bult op het voorhoofd heeft moeten rondlopen. Erger zijn echter de door aangever gevoelde schaamte en onzekerheid, veroorzaakt door het optreden van verdachte. Het hof rekent verdachte aan dat hij de integriteit van aangever heeft geschonden.
Het hof heeft voorts acht geslagen op het de verdachte betreffende uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 24 juli 2009, waaruit blijkt dat er - behoudens de gelijktijdig door het hof te behandelen zaak met het parketnummer 24-002640-08 - geen sprake is van eerdere of latere justitiecontacten.
Gelet op de in die zaak op te leggen straffen alsmede de werking van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is het hof van oordeel dat - ondanks de ernst van het onderhavige feit - volstaan kan worden met een voorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij
[benadeelde], wonende te [woonplaats], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat zijn vordering ad € 265,- in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn gehele vordering tot schadevergoeding van rechtswege voort in hoger beroep.
Tegen de vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdediging slechts aangevoerd dat - zo er al sprake is geweest van mishandeling - deze zonder opzet heeft plaatsgevonden en dat bovendien getwijfeld kan worden aan het causale verband tussen deze mishandeling en het bij de benadeelde partij ontstane letsel.
Nu het hof dit verweer heeft verworpen en de vordering aldus betrekking heeft op schade, die een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde en deze het hof ook overigens niet als onrechtmatig voorkomt, kan de vordering derhalve worden toegewezen tot het bedrag van € 265,-.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoer-legging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Het hof zal het hiervoor genoemde bedrag tevens toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot jeugddetentie voor de duur van
één week;
beveelt, dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van tweehonderdvijfenzestig euro;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoer-legging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van tweehonderdvijfenzestig euro ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijf dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt daarbij dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P.J.M. van den Bergh, voorzitter, mr. A.J. Rietveld en mr. J.P. van Stempvoort, in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel als griffier, zijnde mr. J.P. van Stempvoort buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.