ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2731

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
10 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002865-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling en veroordeling voor vernieling, belediging van politie-ambtenaren en wederspannigheid met beroep op psychische overmacht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 10 november 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Assen. De verdachte, geboren in 1991, was eerder veroordeeld voor verschillende misdrijven, waaronder mishandeling, vernieling, belediging van politie-ambtenaren en wederspannigheid. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de mishandeling, omdat er onvoldoende wettig bewijs was. De vrijspraak was gebaseerd op het ontbreken van bewijs naast de aangifte, en de verklaring van een getuige die niets had gezien. Het hof oordeelde echter dat de verdachte wel schuldig was aan de andere ten laste gelegde feiten, waaronder de vernieling van een ruit en belediging van politieambtenaren. De verdachte had zich verzet tegen haar aanhouding, wat leidde tot de veroordeling voor wederspannigheid.

De verdachte had een syndroom van Asperger, wat invloed had op haar vermogen om met stress om te gaan. Het hof verwierp het beroep op psychische overmacht, ondanks de vastgestelde ontwikkelingsstoornis. De opgelegde straf bestond uit een werkstraf van veertig uren, zonder voorwaardelijk strafdeel, omdat het hof geen herhalingsgevaar aanwezig achtte. De beslissing om geen bijzondere voorwaarden op te leggen was ook te danken aan de vrijspraak van de mishandeling. Het hof heeft de omstandigheden van de zaak en de achtergrond van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002865-08
Parketnummer eerste aanleg: 19-700536-08
Arrest van 10 november 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Assen van 19 november 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsman, mr. E.P. Eujen, advocaat te Zuidwolde (Dr.).
Het vonnis waarvan beroep
De kinderrechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte voor het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
zij op of omstreeks 02 juli 2008 te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van de voordeur), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of woningstichting [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2.
zij op of omstreeks 02 juli 2008 te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend [slachtoffer], heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
zij op of omstreeks 2 juli 2008 te [plaats], althans in de gemeente [gemeente],opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2], gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar/zijn/hun bediening, in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "kankerwijf", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en/of heeft verdachte, voornoemde [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] (in het gezicht) gespuugd;
4.
zij op of omstreeks 02 juli 2008 te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], toen de aldaar dienstdoende opsporingsambtena(a)r(en), verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 267 Wetboek van Strafrecht en/of 350 Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde haar ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en haar daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten het politiebureau, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner/hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig te schoppen, althans trappende beweging(en) te maken, tegen/naar het lichaam van de opsporingsambtena(a)r(en).
Vrijspraak
Het hof acht niet bewezen hetgeen onder 2 aan verdachte is ten laste gelegd, nu naast de aangifte geen bewijs voorhanden is, dat verdachte aangever heeft mishandeld. Verdachte ontkent zich aan mishandeling te hebben schuldig gemaakt, de - mogelijke - getuige [getuige] verklaart op dit punt niets te hebben gezien en een de aangever betreffende medische verklaring dateert van vóór het ten laste gelegde incident, namelijk van 30 juni 2008. Het hof zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde wegens onvoldoende wettig bewijs.
Overwegingen omtrent het bewijs van het onder 1 ten laste gelegde
Door en namens verdachte is betoogd dat er bij de vernieling van een ruit in de voordeur van aangever, zoals onder 1 ten laste gelegd, geen sprake is geweest van de voor een bewezenverklaring vereiste opzet.
Het hof komt evenwel op grond van de bewijsmiddelen tot een andersluidend oordeel. Uit de aangifte komt naar voren dat aangever vanuit de woonkamer glasgerinkel hoort. Hij loopt naar de gang en ziet dat een ruit in de voordeur gebroken is. Vervolgens herkent hij de schoen van verdachte die van de buitenzijde een tweede ruit kapot trapt. De verklaring van getuige [getuige] is daarmee in overeenstemming. Hij heeft gezien dat verdachte het sluiten van de voordeur probeerde te verhinderen door de deur met haar voet tegen te houden, waardoor een ruitje sneuvelde. Verdachte werd daarop boos en schopte een tweede ruitje stuk. De tenlastelegging rept over slechts één ruitje. Op grond van het vorenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat (in elk geval) het tweede ruitje opzettelijk door verdachte is vernield.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1.
zij op 02 juli 2008 te [plaats], opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van de voordeur, toebehorende aan woningstichting [naam], heeft vernield;
3.
zij op 02 juli 2008 te [plaats], opzettelijk beledigend politieambtenaren, te weten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2], gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "kankerwijf", en voornoemde [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in het gezicht heeft gespuugd;
4.
zij op 02 juli 2008 te [plaats], toen de aldaar dienstdoende opsporingsambtenaren verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 267 Wetboek van Strafrecht, op heterdaad ontdekt, hadden aangehouden en vastgegrepen, teneinde haar ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en haar daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten het politiebureau, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig te schoppen, tegen het lichaam van de opsporingsambtenaren.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat aan een ander toebehoort, vernielen;
3.
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
4.
wederspannigheid.
Strafbaarheid
Voor zover de raadsman zijn in eerste aanleg gedane beroep op psychische overmacht ten aanzien van feit 1 in hoger beroep heeft gehandhaafd, verwerpt het hof dit beroep. Het hof wil wel aannemen dat verdachte zich in een stress-situatie bevond, terug te voeren op door de relatiebreuk met aangever teweeggebrachte frustratie. Ook aangever heeft vermoedelijk een bijdrage geleverd aan het ontstaan van die gespannen situatie. Daaruit volgt evenwel niet dat verdachte verontschuldigbaar heeft gehandeld in de zin van psychische overmacht.
Het hof acht verdachte ook overigens strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vernieling van een ruit, belediging van een tweetal politiefunctionarissen en verzet tegen haar aanhouding. Het hof rekent verdachte in het bijzonder de agressieve wijze aan, waarop zij de verbalisanten heeft bejegend. Zij heeft hen beiden in het gezicht gespuugd, gescholden en geprobeerd hen tegen de benen te trappen. Verdachte heeft door haar gedragingen overlast veroorzaakt en verbalisanten gehinderd in de normale en noodzakelijke uitvoering van hun werkzaamheden. Voorts kan met name het spugen in iemands gezicht als buitengewoon respectloos en zelfs vernederend worden aangemerkt.
Het hof heeft voorts gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 24 juli 2009, waaruit niet blijkt van eerdere of latere veroordelingen.
Uit de over verdachte opgemaakte rapportages door de Raad voor de Kinderbescherming van
21 augustus 2008 en 26 augustus 2009 en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, blijkt dat bij verdachte - normaal begaafd - het syndroom van Asperger is gediagnosticeerd. Het hof begrijpt dat deze ontwikkelingsstoornis van grote invloed is op - onder meer - haar emoties en stemmingen, alsmede op tal van (psychosociale) vaardigheden, waaronder het kunnen hanteren van agressie, frustratie en stress. Verdachte lijkt zich niettemin bewust te zijn van het volstrekt ongeoorloofde van haar gedragingen jegens verbalisanten op 2 juli 2008 en deze te betreuren. Uit de rapportages blijkt voorts dat verdachte en haar moeder sedert verdachtes kleuterjaren een lange en intensieve hulpverleningsgeschiedenis hebben opgebouwd. Verdachte is in juni 2009 moeder geworden van een zoon. Haar gevoelsleven is (daardoor) in positieve zin veranderd. Zij geeft aan dat de relatie met de vader van haar kind goed is en dat zij ambities heeft voor haar toekomst. De Raad voor de Kinderbescherming is van mening dat de zorgen omtrent verdachte blijven bestaan, gelet op de gestelde diagnose en de forse problematiek in haar voorgeschiedenis. Anderzijds is verdachte inmiddels meerderjarig geworden, heeft zij een gezin gesticht en moet zij in staat worden geacht hulp te vragen, indien zij die nodig heeft. De Raad ziet daarom af van de eerder door haar geadviseerde oplegging van een bijzondere voorwaarde bij een deels voorwaardelijke werkstraf. Het hof zal de Raad - en daarmee tevens de vordering van de advocaat-generaal - in zoverre daarin volgen, dat aan verdachte een werkstraf zal worden opgelegd van na te melden duur. Naar de inschatting van het hof zijn er geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van herhalingsgevaar, zodat zal worden afgezien van oplegging van een voorwaardelijk strafdeel. Deze afwijking van de vordering van de advocaat-generaal is tevens gelegen in de vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 180, 266, 267 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt haar daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, dat wil zeggen: het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van veertig uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door twintig dagen jeugddetentie.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. P.J.M. van den Bergh en mr. J.P. van Stempvoort, in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel als griffier, zijnde mrs. Van den Bergh en Van Stempvoort voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.