ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2700

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
10 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002725-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging door groepsvorming en aanstichting via sociale media

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 10 november 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1991, werd beschuldigd van openlijke geweldpleging in vereniging. De feiten vonden plaats op 29 februari 2008, toen de verdachte via MSN een oproep deed aan anderen om in groepsverband te vechten tegen een andere groep jongeren. Het hof oordeelde dat, hoewel de verdachte zelf geen geweldshandelingen heeft gepleegd, hij wel degelijk een rol heeft gespeeld in het aansteken van de confrontatie door anderen op te roepen en zich bij de groep aan te sluiten. De verdachte ontkende deelname aan de geweldpleging, maar het hof achtte bewezen dat hij de groep door zijn aanwezigheid heeft versterkt en niet heeft ingegrepen tijdens de geweldshandelingen. De advocaat-generaal had een werkstraf van 80 uur geëist, maar het hof legde een werkstraf van 60 uur op, waarvan een deel voorwaardelijk. De bijzondere voorwaarde was dat de verdachte zich moest houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van andere ten laste gelegde feiten, maar achtte de bewezenverklaring van openlijke geweldpleging gerechtvaardigd. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van individuen binnen een groep en de gevolgen van aanstichting tot geweld via sociale media.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002725-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-640758-08
Arrest van 10 november 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Groningen van 31 oktober 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. Th. Pluijter, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De kinderrechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf , zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf van 80 uur, subsidiair 40 dagen vervangende jeugddetentie, waarvan 40 uur, subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie, voorwaardelijk, met een proeftijd van een jaar. Aan die proeftijd dient de bijzondere voorwaarde te worden verbonden dat verdachte zich houdt aan de voorschriften en aanwijzingen, te geven door de jeugdreclassering.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 29 februari 2008, in de gemeente [gemeente] met anderen, op of aan de openbare weg, in het [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] welk geweld bestond uit
- het meermalen, duwen van die [slachtoffer 1] en
- het meermalen, tegen de fiets van die [slachtoffer 1] aanschoppen en
- het met een groep afrennen op die [slachtoffer 1] en
- het meermalen, tegen het lichaam schoppen van die [slachtoffer 1] en
- het meermalen, in het gezicht stompen van die [slachtoffer 1] en
- het meermalen, althans eenmaal, met een paraplustang op het hoofd slaan van die [slachtoffer 1] en
- het meermalen, met een gebroken bezemsteel op het lichaam slaan van die [slachtoffer 1] en
- het met een groep achterna rennen van die [slachtoffer 1];
2.
hij op of omstreeks 29 februari 2008 te [plaats] met anderen, op of aan de openbare weg, in het [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit
- het met een groep afrennen op die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en
- het met een groep tegenhouden van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] en
- het meermalen in het gezicht stompen van die [slachtoffer 2] en
- het meermalen met een gebroken bezemsteel en/of een paraplustang op/in het lichaam
slaan/prikken van die [slachtoffer 3] en
- het slaan met een stok op de fiets van die [slachtoffer 3] en
- het met een groep achterna rennen van die [slachtoffer 2].
Overwegingen omtrent het bewijs van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
Door en namens verdachte is aangevoerd dat niet blijkt dat verdachte heeft deelgenomen aan de openlijke geweldpleging, zoals ten laste gelegd onder 1 en 2. Verdachte zou niets van doen hebben gehad met het voorbereiden van een confrontatie tussen de beide groepen jongeren, slechts te zijn meegelopen van de [wijk] naar de wijk [naam]m zijn jongere broertje in de gaten te houden en daarbij niet hebben geweten van een voorgenomen vechtpartij. Het in het [straat] gepleegde geweld zou verdachte op grote afstand hebben gadegeslagen. De raadsman verzoekt daarom verdachte vrij te spreken van beide ten laste gelegde feiten.
Uit het dossier leidt het hof de navolgende gang van zaken af. Er is sprake van twee, wellicht niet heel duidelijk omlijnde groepen jongeren tussen welke kennelijk een zekere rivaliteit heerst. Het gaat om de [naam], afkomstig uit de [plaats] wijk [naam], en de [naam], afkomstig uit diverse noordelijke stadswijken in [plaats]. Verdachte en de zijnen behoorden - min of meer - tot de [naam]. Op de betreffende dag, 29 februari 2008, zou de [naam] de [naam] via internet hebben uitgedaagd tot een in [naam] te houden gevecht.
Verdachte speelde op dat moment bij hem thuis op zijn playstation met enkele vrienden, onder wie [naam]. Deze medeverdachte/-veroordeelde heeft bij de politie verklaard dat verdachte naar aanleiding van die uitdaging via MSN jongens heeft opgeroepen om zich bij hem thuis te melden om vervolgens gezamenlijk naar [naam] te gaan.
[naam] heeft verklaard: "Ik was gevraagd door mijn vriend [verdachte] (verdachte [verdachte]). [verdachte] had gehoord dat de [naam] wilde vechten met de [naam]. De [naam] had niet veel jongens en daarom vroeg [verdachte] onder andere aan mij of ik mee wilde gaan. Ik ben meegegaan om mijn vrienden te beschermen".
[naam] heeft verklaard: "Het begon in het huis van [verdachte]. Er ontstond in de groep een sfeer van terror zetten. Dat betekent dat we een andere wijk in trekken en laten zien dat we de baas zijn." Ook [naam] (bij de politie genoemd [naam] en [naam] hebben in voormelde zin verklaringen afgelegd. [naam] heeft verklaar over de "opgefokte" sfeer in de groep.
De groep heeft zich vervolgens, bewapend met stokken, bezemstelen en paraplu's, in de richting van (het [straat] in) [naam] begeven. De ten overstaan van de rechter-commissaris in strafzaken afgelegde verklaringen wijken hiervan niet wezenlijk af, zij het dat de herinnering (verder) is vervaagd. Verdachte zelf heeft bij de politie verklaard: "Ik heb via de computer een aantal jongens opgeroepen om mee te gaan vechten." En: "Ik ben samen met 15 andere jongeren naar [naam] gegaan om daar met de jongens van de [naam] te gaan vechten. Iedereen wist wat er ging gebeuren, want daar spraken wij over in de groep." Het hof stelt vast dat de aangevers [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], al dan niet vermeende leden van de [naam], vervolgens op niet mis te verstane wijze zijn mishandeld. Niet blijkt dat verdachte op enigerlei wijze een bijdrage aan dat geweld heeft geleverd. Wel staat vast dat verdachte zich in de nabijheid - over de precieze afstand bestaan verschillende lezingen - daarvan bevond.
Verdachte is ter terechtzitting in eerste aanleg teruggekomen op zijn ten overstaan van verbalisanten afgelegde verklaring. Deze zou onder druk zijn afgelegd. Verdachte heeft dit naar het oordeel van het hof echter niet aannemelijk kunnen maken. Zijn aldaar afgelegde verklaring is op hoofdlijnen in overeenstemming met die van de medeverdachten/-veroordeelden. Verdachte heeft bovendien desgevraagd ter terechtzitting van het hof verklaard dat het betreffende politieverhoor "normaal" en "redelijk netjes" verliep. Het hof zal verdachte dan ook houden aan zijn bij de politie afgelegde verklaring.
Het hof dient vervolgens de vraag te beantwoorden of de bijdrage van verdachte aan de ten laste gelegde incidenten van zodanige aard is geweest dat een bewezenverklaring voor openlijke geweldpleging, zoals bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht, dient te volgen.
Uit de parlementaire geschiedenis alsmede uit de relevante jurisprudentie blijkt dat daarvoor voldoende is dat verdachte deel heeft uitgemaakt van de groep, die het openlijk geweld heeft gepleegd en een bijdrage aan dat geweld heeft geleverd. Die bijdrage kan bestaan in het plegen van een gewelddadige handeling. Dat hoeft echter niet. Strafbaar is in beginsel ook degene die een ondersteunende rol speelt door - bijvoorbeeld - een bivakmuts te dragen, anderen aan te moedigen of deelnemers aan de openlijke geweldpleging te werven. Het door het betreffende wetsartikel beschermde belang is in de eerste plaats dat van de openbare orde en voorts dat van - onder meer - de lichamelijke integriteit van anderen.
Het hof acht bewezen dat verdachte via MSN een oproep heeft doen uitgaan om in groepsverband te gaan vechten tegen een andere groep. Vervolgens heeft een aantal jongens zich met dat doel bij de woning van verdachte gemeld. Men heeft zich groepsgewijs naar de betreffende locatie begeven, waarbij de intentie voor iedereen - ook voor verdachte - duidelijk was. Vervolgens zijn er geweldshandelingen gepleegd. Verdachte heeft deze weliswaar niet zelf verricht, maar hij heeft ze wel waargenomen en nagelaten om in te grijpen. Voorts heeft hij de groep door zijn aanwezigheid getalsmatig versterkt.
Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1.
hij op 29 februari 2008, in de gemeente [gemeente], met anderen, op of aan de openbare weg, in het [straat], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] welk geweld bestond uit
- het meermalen, duwen van die [slachtoffer 1] en
- het meermalen, tegen de fiets van die [slachtoffer 1] aanschoppen en
- het met een groep afrennen op die [slachtoffer 1] en
- het meermalen, tegen het lichaam schoppen van die [slachtoffer 1] en
- het meermalen, in het gezicht stompen van die [slachtoffer 1] en
- het meermalen, met een paraplustang op het hoofd slaan van die [slachtoffer 1] en
- het meermalen, met een gebroken bezemsteel op het lichaam slaan van die [slachtoffer 1] en
- het met een groep achterna rennen van die [slachtoffer 1];
2.
hij op 29 februari 2008 te [plaats] met anderen, op of aan de openbare weg, in het [straat], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit
- het met een groep afrennen op die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en
- het met een groep tegenhouden van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] en
- het meermalen in het gezicht stompen van die [slachtoffer 2] en
- het meermalen met een gebroken bezemsteel en een paraplustang op/in het lichaam slaan/prikken van die [slachtoffer 3] en
- het slaan met een stok op de fiets van die [slachtoffer 3] en
- het met een groep achterna rennen van die [slachtoffer 2].
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
1. en 2. telkens:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich, tezamen met anderen, schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen personen. De wijze waarop een en ander plaatsvond is reeds uiteengezet in de hiervoor opgenomen bewijsoverwegingen. Bij de bewezen verklaarde incidenten is een drietal personen fors mishandeld. Door verdachte zijn geen geweldshandelingen gepleegd. Het hof rekent het verdachte echter aan dat hij een initiërende rol in het geheel heeft gespeeld door anderen op te roepen met als doel in groepsverband te gaan vechten. Dat een dergelijk initiatief niet zonder risico is en beschadigende gevolgen kan hebben voor derden is genoegzaam gebleken. Verdachte had zich dat moeten realiseren en dient dat zeker in de toekomst te doen.
Het hof heeft voorts gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 24 juli 2009, waaruit blijkt dat verdachte - na het onderhavige feit - opnieuw is gedagvaard voor een tweetal soortgelijke strafbare feiten.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 23 september 2008 en 31 augustus 2009 over verdachte gerapporteerd. Uit die rapportages komt naar voren dat de ontwikkeling van verdachte niet zonder zorgen verloopt. De Raad constateert een gebrekkige impulscontrole en beperkte copingvaardigheden, hetgeen samenhangt met zijn beperkte verstandelijke vermogens. Verdachte is beïnvloedbaar en heeft de neiging om spanning te zoeken. Volgens de Raad is de kans op recidive groot zonder passende hulpverlening. Het hof zal de Raad voor de Kinderbescherming volgen in haar advies om verdachte een werkstraf op te leggen, waarvan een gedeelte in voorwaardelijke vorm. Aan dat voorwaardelijk deel zal, naast de algemene voorwaarde dat verdachte binnen de proeftijd van twee jaren geen nieuwe strafbare feiten zal plegen, de bijzondere voorwaarde worden verbonden dat verdachte zich zal houden aan de voorschriften en aanwijzingen van de jeugdreclassering. Dat de door het hof op te leggen werkstraf van kortere duur zal zijn dan door de advocaat-generaal is gevorderd, is gelegen in het feit dat het hof een dergelijke duur meer in overeenstemming acht met de relatief beperkte bijdrage die verdachte heeft geleverd aan de op zichzelf ernstige feiten.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 63, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zestig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat een gedeelte van de werkstraf groot dertig uren, subsidiair vijftien dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich zal stellen onder toezicht van de Jeugdreclassering en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van die instelling;
draagt genoemde instelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P.J.M. van den Bergh, voorzitter, mr. A.J. Rietveld en mr. J.P. van Stempvoort, in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel als griffier, zijnde mrs. Van den Bergh en Van Stempvoort buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.