Parketnummer: 24-002938-08
Parketnummer eerste aanleg: 17-753803-08 en 24/002041-05 (tul)
Arrest van 5 november 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 24 november 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1957] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het verdachte ten laste gelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van twee jaren, alsmede tenuitvoerlegging van de ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden, verdachte voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof te Leeuwarden van 26 juni 2006.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 23 december 2007, te of bij [plaats], (in elk geval) in de gemeente [gemeente]l, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de [straat], een motorrijtuig, (personenauto), heeft bestuurd.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 23 december 2007 te [plaats], in de gemeente [gemeente]l, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de [straat], een motorrijtuig, personenauto, heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 9, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 23 december 2007 te [plaats] een personenauto bestuurd, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd. Verdachte heeft hierdoor gehandeld in strijd met een onherroepelijk vonnis en hij heeft het belang van de verkeersveiligheid, welk algemeen belang een ontzegging van de rijbevoegdheid beoogt te beschermen, geschonden.
Uit het verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie, d.d. 23 oktober 2009, blijkt dat verdachte meermalen is veroordeeld wegens overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994, waaronder ook meermalen wegens het rijden tijdens een ontzegging van de rijbevoegdheid.
Het hof leidt uit het voorgaande af dat verdachte zich niets aantrekt van de aan hem opgelegde straffen. Gelet hierop is het hof - overeenkomstig het vonnis van de politierechter en de vordering van de advocaat-generaal - van oordeel dat aan verdachte een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur dient te worden opgelegd.
Tenuitvoerlegging
Bij arrest van het gerechtshof te Leeuwarden d.d. 26 juni 2006, is verdachte veroordeeld tot (onder meer) een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 11 juli 2006. De officier van justitie heeft d.d. 11 augustus 2008 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde straf, ten aanzien waarvan bij voormeld vonnis bevel was gegeven dat deze voorwaardelijk niet zou worden tenuitvoergelegd om reden dat veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Nu gebleken is dat veroordeelde het bewezen verklaarde feit heeft begaan voor het einde van de bij genoemde arrest gestelde proeftijd, zal het hof de tenuitvoerlegging gelasten van voormelde straf.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van zes weken;
beveelt, dat van de gevangenisstraf een gedeelte van twee weken, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
gelast de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij arrest van het gerechtshof te Leeuwarden van 26 juni 2006 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten:
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van zes maanden.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. D.J. Keur en mr. M.F.H.M. van Haastert, in tegenwoordigheid van H. Pool als griffier, zijnde mr. Van Haastert voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.