ECLI:NL:GHLEE:2009:BK1477

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
27 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000618-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing door meerdere personen met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 27 oktober 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1972, werd beschuldigd van poging tot afpersing door meerdere personen. De feiten vonden plaats op 11 december 2006, waarbij de verdachte samen met anderen het slachtoffer in diens cafetaria onder dwang geld probeerde af te persen. De verdachte bedreigde het slachtoffer met woorden als: 'Nu sta je nog, straks zit je in de rolstoel' en 'Als ik mijn geld niet krijg maak ik je af'. Daarnaast werden er voorwerpen, zoals een asbak en een glazen pot, naar het slachtoffer gegooid.

De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een straf, maar de verdachte ging in hoger beroep. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een werkstraf van 140 uren geëist, alsook een schadevergoeding van 400 euro aan de benadeelde partij. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte de poging tot afpersing bewezen, maar besloot de vordering van de advocaat-generaal tot een voorwaardelijke gevangenisstraf niet te volgen, gezien het ontbreken van eerdere soortgelijke delicten.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 140 uren, subsidiair 70 dagen vervangende hechtenis. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd toegewezen tot een bedrag van 400 euro, met de bepaling dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk werd verklaard in haar vordering. De uitspraak benadrukt de ernst van de bedreigingen en het geweld dat het slachtoffer heeft ervaren, en het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000618-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-651553-07
Arrest van 27 oktober 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 3 maart 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1972] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.J.E. van Haarst, advocaat te Winschoten.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, heeft een maatregel opgelegd en heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ten aanzien van het primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaar, een werkstraf voor de duur van 140 uren subsidiair 70 dagen vervangende hechtenis en de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van 400 euro zal toewijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex art. 36f Sr.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
primair
hij op of omstreeks 11 december 2006, in de gemeente [gemeente], ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met voormeld oogmerk
- die [slachtoffer] heeft bedreigd met de volgende woorden: "Nu sta je nog, straks zit je in de rolstoel" en/of "Als ik mijn geld niet krijg maak ik je af", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- met een scherp en/of puntig voorwerp een of meer zwaaiende en/of stekende
bewegingen in de richting van die [slachtoffer] heeft gemaakt en/of
- een asbak, een kassa en/of een glazen pot, althans een of meer voorwerpen,
in de richting van die [slachtoffer] heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 11 december 2006, in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk die [slachtoffer] de volgende dreigende woorden toegevoegd:
"Nu sta je nog, straks zit je in de rolstoel" en/of "Als ik mijn geld niet krijg maak ik je af", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- met een scherp en/of puntig voorwerp een of meer zwaaiende en/of stekende
bewegingen in de richting van die [slachtoffer] gemaakt en/of
- een asbak en/of een glazen pot, althans een of meer voorwerpen, in de richting van die [slachtoffer] gegooid,
meer subsidiair
hij op of omstreeks 11 december 2006, in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een glazen pot, een asbak en/of een kassa, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
primair
hij op 11 december 2006, in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan
[slachtoffer], met voormeld oogmerk
- die [slachtoffer] heeft bedreigd met de volgende woorden: "Nu sta je nog, straks
zit je in de rolstoel" en/of "Als ik mijn geld niet krijg maak ik je af",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- een asbak, een kassa en een glazen pot heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
primair: poging tot afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met anderen getracht het slachtoffer [slachtoffer] in diens cafetaria onder dwang geld af te laten geven. Verdachte en zijn mededaders hebben op intimiderende wijze het slachtoffer toegesproken en hem bedreigd met onder meer de woorden: "Nu sta je nog, straks zit je in de rolstoel" en "Als ik mijn geld niet krijg maak ik je af".
Verder hebben verdachte en zijn mededaders om hun woorden kracht bij te zetten goederen in de cafetaria van het slachtoffer vernield.
Dit optreden van verdachte en zijn medeverdachten moet voor [slachtoffer] zeer bedreigend zijn geweest.
Het hof heeft rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 16 juli 2009 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
In het ontbreken van eerdere soortgelijke delicten ziet het hof aanleiding de vordering van de advocaat-generaal tot oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf niet te volgen.
Gelet op bovenstaande acht het hof na te melden straf passend en geboden.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter 's hofs terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg deels wel en deels niet is toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Het hof schat de immateriële schade ex aequo et bono op een bedrag van € 400,--. De vordering van de benadeelde partij kan derhalve worden toegewezen in voege als na te melden, één en ander in dier voege, dat indien dit bedrag door één of meer van de mededaders geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Het hof is van oordeel, dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet van zo eenvoudige aard is, dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in haar vordering in zoverre niet ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling, dat de benadeelde partij haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dienen de benadeelde partij en verdachte, als over en weer deels in het ongelijk gestelde partijen, ieder de eigen kosten te dragen van het geding en dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Het hof zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 36f, 45, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderdveertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van zeventig dagen zal worden toegepast;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van vierhonderd euro;
met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen van het geding;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van vierhonderd euro ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van acht dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. L.T. Wemes en mr. H. Kalsbeek, in tegenwoordigheid van G.G. Eisma als griffier, zijnde mr. H. Kalsbeek buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
-