ECLI:NL:GHLEE:2009:BK1466

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
27 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000033-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijk nalaten van gegevensverstrekking en opzetheling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 27 oktober 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk nalaten van noodzakelijke gegevens die van belang waren voor de hoogte van zijn AOW-uitkering, en van opzetheling. De feiten vonden plaats tussen 1 oktober 2000 en 2 augustus 2006, waarbij de verdachte samenwoonde met een medeverdachte en opzettelijk informatie achterhield van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De advocaat-generaal had een werkstraf van 120 uur geëist, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft het vonnis van de eerste rechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van 120 uur, met de voorwaarde dat bij niet-naleving vervangende hechtenis van 60 dagen kan worden opgelegd. Het hof heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, en vastgesteld dat de verdachte gedurende bijna zes jaar een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd zonder dit te melden aan de SVB, wat leidde tot oneigenlijk gebruik van het sociaal zekerheidsstelsel. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000033-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-656172-06
Arrest van 27 oktober 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 21 december 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1933] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.L. Stroink, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een geheel voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis met een proeftijd van twee jaar.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2000 tot 2 augustus 2006 in de
gemeente [gemeente 1] en/of [gemeente 2], in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift
opgelegde verplichting, te weten artikel 49 van de Algemene Ouderdomswet
(AOW), opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te
verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf
of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden
dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens
anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten verdachtes en/of
verdachtes mededaders AOW-uitkering, dan wel voor de hoogte of de duur van die
verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft verdachte (telkens) tezamen en in
vereniging met zijn mededader, althans alleen, opzettelijk nagelaten om tijdig
en/of onverwijld uit eigen beweging de Sociale Verzekeringsbank (SVB) er van
op de hoogte te stellen dat verdachte een gemeenschappelijke huishouding
voerde, althans samenwoonde, met [medeverdachte](met wie verdachte eerder
gehuwd was geweest) op (wisselend) het adres van die [medeverdachte] en/of
verdachtes adres, althans dat verdachte zijn hoofdverblijf had op het adres
van die [medeverdachte] en/of(wisselend) dat die [medeverdachte] haar hoofdverblijf had
op verdachtes adres;
2 primair
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2000 tot 2 augustus 2006 in de
gemeente [gemeente 1], in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk gebruik
heeft gemaakt van de woning van J.[medeverdachte] aan de [adres] te
Groningen en/of de in die woning aanwezige voorzieningen, te weten gas, water
en elektriciteit, en althans opzettelijk eet- en/of drinkwaren heeft
genuttigd, wetende dat die woning en/of voorzieningen en/of eet- en/of
drinkwaren geheel of gedeeltelijk werd(en) betaald van een uitkering krachtens
de Algemene Ouderdomswet (AOW), welke door die [medeverdachte] -met wie verdachte
op bovengenoemd adres samenwoonde, althans waar verdachte zijn hoofdverblijf
had - door het opzettelijk nalaten om verplichte informatie mede te delen aan
de Sociale Verzekeringsbank, in elk geval door enig misdrijf was/waren
verkregen, hebbende verdachte aldus (telkens) opzettelijk uit de opbrengst van
enig door misdrijf verkregen goed voordeel getrokken;
2 subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2000 tot 2 augustus 2006 in de
gemeente [gemeente 1], in elk geval in Nederland, (telkens)gebruik
heeft gemaakt van de woning van J.[medeverdachte] aan de [adres] te
Groningen en/of de in die woning aanwezige voorzieningen, te weten gas, water
en elektriciteit, en althans eet- en/of drinkwaren heeft genuttigd,
terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die woning en/of
voorzieningen en/of eet- en/of drinkwaren geheel of gedeeltelijk werd(en)
betaald van een uitkering krachtens de Algemene Ouderdomswet (AOW), welke door
die [medeverdachte] - met wie verdachte op bovengenoemd adres samenwoonde, althans
waar verdachte zijn hoofdverblijf had - door het opzettelijk nalaten om
verplichte informatie mede te delen aan de Sociale Verzekeringsbank, in elk
geval door enig misdrijf was/waren verkregen,
hebbende verdachte aldus (telkens) uit de opbrengst van enig door misdrijf
verkregen goed voordeel getrokken terwijl verdachte redelijkerwijs had moeten
vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
in welke tenlastelegging een wijziging is aangebracht, die de eerste rechter heeft toegelaten.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1
hij in de periode van 1 oktober 2000 tot 2 augustus 2006 in de
gemeente [gemeente 1] en [gemeente 2], meermalen, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 49 van de Algemene Ouderdomswet (AOW), opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist dat die gegevens van belang waren voor de hoogte van een verstrekking, te weten verdachtes AOW-uitkering, immers heeft verdachte telkens opzettelijk nagelaten om tijdig en onverwijld uit eigen beweging de Sociale Verzekeringsbank (SVB) er van op de hoogte te stellen dat verdachte een gemeenschappelijke huishouding voerde met [medeverdachte] (met wie verdachte eerder gehuwd was geweest) op (wisselend) het adres van die [medeverdachte] en verdachtes adres;
2 primair
hij in de periode van 1 oktober 2000 tot 2 augustus 2006 in de
gemeente [gemeente 1], telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de woning van [medeverdachte] aan de [adres] te [woonplaats] en de in die woning aanwezige voorzieningen, te weten gas, water en elektriciteit, wetende dat die woning en voorzieningen geheel of gedeeltelijk werden betaald van een uitkering krachtens de Algemene Ouderdomswet (AOW), welke door die [medeverdachte] -met wie verdachte op bovengenoemd adres samenwoonde- door het opzettelijk nalaten om verplichte informatie mede te delen aan de Sociale Verzekeringsbank, waren verkregen, hebbende verdachte aldus telkens opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel getrokken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1: in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de hoogte van een verstrekking, meermalen gepleegd,
2 primair: opzetheling, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Het hof acht bewezen dat verdachte gedurende een periode van bijna 6 jaar een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd met [medeverdachte]. Verdachte ontving gedurende diezelfde periode een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet voor ongehuwden.
Verdachte heeft opzettelijk nagelaten dit te melden aan de Sociaal Verzekeringsbank.
Indien verdachte dit wel had gedaan, zou dit vermoedelijk van invloed zijn geweest op de hoogte van zijn uitkering. Verdachte heeft op die wijze een oneigenlijk gebruik gemaakt van het sociaal zekerheidsstelsel.
Daarnaast heeft het hof gelet op een verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 16 juli 2009. Hieruit blijkt dat verdachte niet recentelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke dan wel andere feiten.
Het hof neemt bij de strafoplegging als uitgangspunt de landelijke richtlijn voor strafvordering sociale zekerheidsfraude waarbij als uitgangspunt het bruto benadelingbedrag waarvan de sociale dienst opgave heeft gedaan moet worden genomen.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken, kan naar het oordeel van het hof volstaan worden met het opleggen van een geheel voorwaardelijke straf zoals hierna te noemen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 227b en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderdtwintig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van zestig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de werkstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. L.T. Wemes en mr. H. Kalsbeek, in tegenwoordigheid van G.G. Eisma als griffier, zijnde mr. H. Kalsbeek buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.