ECLI:NL:GHLEE:2009:BK1462

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
27 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000034-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor sociale zekerheidsfraude en opzetheling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 27 oktober 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1933 en woonachtig in [woonplaats], was eerder veroordeeld voor het opzettelijk nalaten van het verstrekken van noodzakelijke gegevens voor de hoogte van haar AOW-uitkering en voor opzetheling. De politierechter had haar een straf opgelegd, maar de verdachte ging hiertegen in hoger beroep. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De advocaat-generaal had gevorderd tot een geheel voorwaardelijke werkstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van twee jaar. Het hof oordeelde dat de verdachte gedurende een periode van bijna zes jaar een gemeenschappelijke huishouding had gevoerd met haar medeverdachte, zonder dit te melden aan de Sociale Verzekeringsbank, wat leidde tot oneigenlijk gebruik van het sociaal zekerheidsstelsel. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastelegging en haar veroordeeld tot een werkstraf van 120 uur, met de voorwaarde dat deze niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de verdachte zich binnen de proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit schuldig maakt. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de landelijke richtlijn voor strafvordering sociale zekerheidsfraude.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000034-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-656171-06
Arrest van 27 oktober 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 21 december 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1933] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. M.L. Stroink, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een geheel voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 120 uur subsidiair 60 dagen met een proeftijd van twee jaar.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1
zij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2000 tot 13 juli 2006 in de
gemeente [gemeente 1], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) in strijd met
een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te
weten artikel 49 van de Algemene Ouderdomswet (AOW), opzettelijk heeft
nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit
kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte
wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang
waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten verdachtes en/of verdachtes mededaders AOW-uitkering, dan wel voor de hoogte of de duur van die een verstrekking, te weten verdachtes AOW-uitkering of tegemoetkoming, immers heeft verdachte (telkens) tezamen en in vereniging met haar mededader, althans alleen, opzettelijk nagelaten om tijdig en/of onverwijld uit eigen beweging de Sociale Verzekeringsbank (SVB) er van op de hoogte te stellen dat verdachte een gemeenschappelijke huishouding voerde, althans samenwoonde, met [medeverdachte] (met wie verdachte eerder gehuwd was geweest) op (wisselend) verdachtes adres en/of het adres van die [medeverdachte], althans dat die [medeverdachte] zijn hoofdverblijf had op verdachtes adres en/of (wisselend) dat verdachte haar hoofdverblijf had op het adres van die [medeverdachte];
2 primair
zij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2000 tot 13 juli 2006 in de
gemeente [gemeente 2], in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk gebruik heeft
gemaakt van de woning van [medeverdachte] aan de [adres] te [gemeente 2] en/of de in
die woning aanwezige voorzieningen, te weten gas, water en elektriciteit, en
althans opzettelijk eet- en/of drinkwaren heeft genuttigd, wetende dat die
woning en/of voorzieningen en/of eet- en/of drinkwaren geheel of gedeeltelijk
werd(en) betaald van een uitkering krachtens de Algemene Ouderdomswet (AOW),
welke door [medeverdachte] - met wie verdachte op bovengenoemd adres samenwoonde,
althans waar verdachte haar hoofdverblijf had - door het opzettelijk nalaten
om verplichte informatie mede te delen aan de Sociale Verzekeringsbank, in elk
geval door enig misdrijf was/waren verkregen, hebbende verdachte aldus
(telkens) opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed
voordeel getrokken;
2 subsidiair
zij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2000 tot 13 juli 2006 in de
gemeente [gemeente 2], in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk gebruik heeft
gemaakt van de woning van [medeverdachte] aan de [adres] te [woonplaats] en/of de in
die woning aanwezige voorzieningen, te weten gas, water en elektriciteit, en
althans eet- en/of drinkwaren heeft genuttigd,
terwijl zij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die woning en/of
voorzieningen en/of eet- en/of drinkwaren geheel of gedeeltelijk werd(en)
betaald van een uitkering krachtens de Algemene Ouderdomswet (AOW), welke door
die [medeverdachte] - met wie verdachte op bovengenoemd adres samenwoonde, althans waar
verdachte haar hoofdverblijf had - door het opzettelijk nalaten om verplichte
informatie mede te delen aan de Sociale Verzekeringsbank, in elk geval door
enig misdrijf was/waren verkregen,
hebbende verdachte aldus (telkens) uit de opbrengst van enig door misdrijf
verkregen goed voordeel getrokken terwijl verdachte redelijkerwijs had moeten
vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
in welke tenlastelegging een wijziging is aangebracht, die de eerste rechter heeft toegelaten.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1
zij in de periode van 1 oktober 2000 tot 13 juli 2006 in de gemeente [gemeente 1], meermalen, in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 49 van de Algemene Ouderdomswet (AOW), opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit
kon strekken tot bevoordeling van zichzelf, terwijl verdachte wist dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van de hoogte van een verstrekking, te weten verdachtes AOW-uitkering, immers heeft verdachte telkens opzettelijk nagelaten om
tijdig en onverwijld uit eigen beweging de Sociale Verzekeringsbank (SVB)
er van op de hoogte te stellen dat verdachte een gemeenschappelijke huishouding voerde met [medeverdachte] (met wie verdachte eerder gehuwd was geweest) op (wisselend) verdachtes adres en het adres van die [medeverdachte];
2 primair
zij in de periode van 1 oktober 2000 tot 13 juli 2006 in de gemeente [gemeente 2], telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de woning van [medeverdachte] aan de [adres] te [woonplaats] en de in die woning aanwezige voorzieningen, te weten gas, water en elektriciteit, wetende dat die woning en voorzieningen geheel of gedeeltelijk werden betaald van een uitkering krachtens de Algemene Ouderdomswet (AOW), welke door [medeverdachte]
- met wie verdachte op bovengenoemd adres samenwoonde - door het opzettelijk nalaten om verplichte informatie mede te delen aan de Sociale Verzekeringsbank, hebbende verdachte aldus telkens opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel getrokken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1: in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de hoogte van een verstrekking, meermalen gepleegd,
2 primair: opzetheling, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Het hof acht bewezen dat verdachte gedurende een periode van bijna 6 jaar een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd met [medeverdachte]. Verdachte ontving gedurende diezelfde periode een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet voor ongehuwden.
Verdachte heeft opzettelijk nagelaten dit te melden aan de Sociaal Verzekeringsbank.
Indien verdachte dit wel had gedaan, zou dit vermoedelijk van invloed zijn geweest op de hoogte van zijn uitkering. Verdachte heeft op die wijze een oneigenlijk gebruik gemaakt van het sociaal zekerheidsstelsel.
Daarnaast heeft het hof gelet op een verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 16 juli 2009. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van soortgelijke dan wel andere feiten.
Het hof neemt bij de strafoplegging als uitgangspunt de landelijke richtlijn voor strafvordering sociale zekerheidsfraude waarbij als uitgangspunt het bruto benadelingbedrag waarvan de sociale dienst opgave heeft gedaan moet worden genomen.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken, kan naar het oordeel van het hof volstaan worden met het opleggen van een geheel voorwaardelijke straf zoals hierna te noemen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 227b en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderdtwintig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van zestig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de werkstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. L.T. Wemes en mr. H. Kalsbeek, in tegenwoordigheid van G.G. Eisma als griffier, zijnde mr. H. Kalsbeek buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.