ECLI:NL:GHLEE:2009:BK1448

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
27 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000874-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor verduistering en valse aangifte

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling door de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis, wegens medeplegen van verduistering en het doen van een valse aangifte. De feiten dateren van februari en maart 2005, waarin de verdachte samen met anderen een auto (Opel Meriva) heeft verduisterd die toebehoorde aan een rechtspersoon. Daarnaast heeft hij op 3 maart 2005 aangifte gedaan van een gewelddadige beroving van deze auto, wetende dat deze beroving niet had plaatsgevonden. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De raadsman van de verdachte heeft verweer gevoerd op basis van een vermeend vormverzuim, maar het hof heeft dit verweer verworpen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet in zijn recht is benadeeld en dat er voldoende bewijs is voor de bewezenverklaring van de tenlastelegging. De verdachte is schuldig bevonden aan het medeplegen van verduistering en het doen van een valse aangifte. De straf is gemotiveerd op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. Het hof heeft rekening gehouden met een eerder uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een vermogensdelict. De opgelegde straf is passend en geboden, en het hof heeft de werkstraf bevestigd.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000874-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-656454-06
Arrest van 27 oktober 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 17 maart 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1963] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte mr. V.C. van der Velde, advocaat te Almere.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 80 uur subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, met inachtneming van de wijziging die het hof in hoger beroep heeft toegelaten, ten laste gelegd dat:
1 primair
hij in of omstreeks de periode 1 februari 2005 tot en met 3 maart 2005, althans in of omstreeks februari 2005, in de gemeente [gemeente], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een auto (Opel Meriva, [kenteken]), die geheel of ten dele toebehoorde aan de rechtspersoon [bedrijf 1] en/of de rechtspersoon [bedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welke auto verdachte en/of zijn mededader(s) uit hoofde van persoonlijke dienstbetrekking van/als werknemer bij, dan wel als freelancer ingehuurd door, het bedrijf [bedrijf 2], in elk geval anders dan door
misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
1 subsidiair
hij in of omstreeks de periode 1 februari 2005 tot en met 3 maart 2005, althans in of omstreeks februari 2005, in de gemeente [gemeente], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een auto (Opel Meriva, [kenteken]), die geheel of ten dele toebehoorde aan de rechtspersoon [bedrijf 1] en/of de rechtspersoon [bedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welke auto verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten door middel van huur of bruikleen, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2
hij op of omstreeks 03 maart 2005 in de gemeente [gemeente] aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van [verbalisant], hoofdagent van politie, politie Amsterdam-Amstelland, opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van diefstal van een personenauto (Opel Meriva, [kenteken]) met gebruik van geweld op de autosnelweg [straat] (in de gemeente [gemeente]).
Verweer van de raadsman met betrekking tot bewijsuitsluiting
Door de raadsman is bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd omdat verdachte door de politie voorafgaand aan zijn eerste verhoor niet in de gelegenheid zou zijn gesteld een advocaat te raadplegen. Daarmee is gehandeld in strijd met artikel 6 van het Europees Verdrag inzake de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en de daarop gebaseerde Salduz-jurisprudentie. Op grond van deze omissie dient er volgens de raadsman -nu sprake is van een onherstelbaar vormverzuim- bewijsuitsluiting te volgen, waardoor voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde onvoldoende bewijs resteert.
Het hof overweegt als volgt. Uit het strafdossier blijkt dat door verdachte op 3 maart 2005 aangifte is gedaan van de gewelddadige beroving van zijn auto, een gehuurde Opel, type Meriva, kleur grijs, kenteken [kenteken], die hem via het bedrijf [bedrijf 2] ter beschikking was gesteld. Tevens blijkt dat verdachte, in het kader van een grootschalig onderzoek naar een crimineel samenwerkingsverband dat zich zou hebben bezig gehouden met de verduistering -en de verscheping naar Tunesië- van personen- en bedrijfsauto's, op 16 mei 2006 op het politiebureau te Almere is ontboden voor het afleggen van een verklaring omtrent de huur en de diefstal van zijn auto. Verdachte is vrijwillig verschenen en bekent bij zijn eerste verhoor, na op zijn zwijgrecht te zijn gewezen, zijn betrokkenheid bij de verdwijning van voornoemde auto, welke betrokkenheid door verdachte nogmaals wordt bevestigd tijdens de zitting van de politierechter van de rechtbank Groningen op 17 maart 2008.
Nu de verdachte de gelegenheid heeft gehad om een raadsman te raadplegen alvorens zich op 16 mei 2006 op het bureau van politie te Almere te melden en noch is gesteld, noch anderszins is gebleken, dat hij bij gelegenheid van het eerste verhoor heeft verzocht om voorafgaande daaraan of tijdens het verhoor bijstand te mogen hebben van een juridisch raadsman, wordt het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting van de verklaring van verdachte van 16 mei 2006 verworpen.
Overweging met betrekking tot de vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde
Nu het dossier geen bewijsmiddelen bevat waaruit blijkt van de ten laste gelegde persoonlijke dienstbetrekking binnen welk verband verdachte en/of zijn mededader(s) de verweten gedraging zouden hebben gepleegd, acht het hof hetgeen onder 1 primair ten laste is gelegd niet bewezen, zodat hiervoor vrijspraak dient te volgen.
Overweging met betrekking tot het bewijs van het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde
Op grond van het proces-verbaal van aangifte d.d. 8 februari 2006 van [bedrijf 1], gevestigd te [vestigingsplaats], de aangifte van verdachte op 3 maart 2005 van diefstal met geweld en de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van de politierechter van de rechtbank Groningen op 17 maart 2008, waarin verdachte nog eens bevestigt hetgeen hij bij gelegenheid van zijn verhoor door de politie op 16 mei 2006 heeft verklaard over de in scène gezette 'zogenaamde' beroving van zijn auto en het doen van een valse aangifte daaromtrent, acht het hof wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 subsidiair en 2 is ten laste gelegd.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1 subsidiair
hij in de periode van 1 februari 2005 tot en met 3 maart 2005, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een auto (Opel Meriva, [kenteken]), die toebehoorde aan de rechtspersoon [bedrijf 1], en welke auto verdachte anders dan door misdrijf, te weten door middel van huur of bruikleen, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2
hij op 3 maart 2005 in de gemeente [gemeente] aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van [verbalisant], hoofdagent van politie, politie Amsterdam-Amstelland, opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van diefstal van een personenauto (Opel Meriva, [kenteken]) met gebruik van geweld op de autosnelweg [straat] in de gemeente [gemeente].
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 subsidiair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1 subsidiair: medeplegen van verduistering,
2: aangifte doen dat een strafbaar feit gepleegd is, wetende dat het niet gepleegd is.
Strafbaarheid
De raadsman heeft, nu verdachte heeft verklaard onder dwang te hebben gehandeld, bepleit dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging nu verdachte heeft gehandeld uit overmacht dan wel dat hem geen verwijt treft vanwege afwezigheid van alle schuld (AVAS).
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Het enige dat verdachte kwijt heeft gewild over de aard van de dreiging waaronder hij is gezwicht, is dat zijn tot op heden onbekende medeverdachten informatie hadden over een dodelijk verkeersongeval waarbij verdachte in Duitsland betrokken zou zijn geweest, welke informatie nadelig voor verdachte had kunnen uitpakken.Verdachte weigert hieromtrent enige nadere helderheid te verschaffen. Nu verdachte dan wel zijn raadsman niets hebben gesteld omtrent een actuele concrete noodsituatie bestaande uit een belangenconflict waarin verdachte zich ten tijde van het delict zou hebben bevonden, noch van een van buiten komende dwang waartegen het bieden van weerstand door verdachte redelijkerwijs niet te vergen was, noch van de aanwezigheid van een omstandigheid op grond waarvan verdachte verschoonbaar zou mogen dwalen omtrent de wederrechtelijkheid van zijn handelen, verwerpt het hof -nu het hof ook ambtshalve hieromtrent niets is gebleken- de gedane beroepen op strafuitsluiting.
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden ook overigens niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze begaan zijn en de persoon van verdachte. Het hof neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan respectievelijk verduistering van een auto en het doen van een valse aangifte.
Door zijn handelen heeft verdachte het mogelijk gemaakt dat derden konden doorgaan met het op grote schaal illegaal vervoeren van verduisterde auto's naar Tunesië.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf tevens rekening gehouden met een verdachte betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 16 juli 2009, waaruit blijkt dat verdachte eerder ter zake van een vermogensdelict is veroordeeld, met welke veroordeling het hof op grond van het bepaalde in artikel 63 Wetboek van Strafrecht rekening zal houden.
Gelet op het vorenstaande acht het hof oplegging van een werkstraf als door de advocaat-generaal gevorderd en door de politierechter is opgelegd, passend en geboden. Het hof zal die straf dan ook aan verdachte opleggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 47, 57, 63, 188 en 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 subsidiair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tachtig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van veertig dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. L.T. Wemes en mr. H. Kalsbeek, in tegenwoordigheid van G.G. Eisma als griffier, zijnde mr. H. Kalsbeek buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.