ECLI:NL:GHLEE:2009:BK1185

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
22 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001670-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling van een kind

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 22 oktober 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1948 en wonende te [woonplaats], was eerder veroordeeld voor mishandeling van zijn kind, waarbij hij opzettelijk zijn dochter in het gezicht had geslagen. De politierechter had hem een straf opgelegd, maar de verdachte ging in hoger beroep. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte opnieuw zou veroordelen tot een geldboete van € 300,00, subsidiair zes dagen hechtenis, en dat de benadeelde partij niet ontvankelijk zou worden verklaard in haar vordering.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en het ten laste gelegde bewezen verklaard. Het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig waren. Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De verdachte had geen eerdere justitiële contacten, wat in zijn voordeel werd meegewogen.

De uiteindelijke beslissing van het hof was dat de verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 300,00, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de boete niet tijdig werd betaald. Daarnaast werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, met de bepaling dat zij haar vordering enkel bij de burgerlijke rechter kon indienen. Dit arrest is gewezen door een meervoudige strafkamer van het hof, met mr. A.J. Rietveld als voorzitter.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001670-08
Parketnummer eerste aanleg: 17-745133-07
Arrest van 22 oktober 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 11 juni 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1948] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.J.P.M. Grijmans, advocaat te Bolsward.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft beslist op een vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het aan verdachte ten laste gelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen tot een geldboete van € 300,00, subsidiair 6 dagen hechtenis. De advocaat-generaal heeft tevens gevorderd de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk te verklaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 10 augustus 2006, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend zijn kind, althans een persoon (te weten [benadeelde]), (meermalen) in/tegen (de zijkanten van) het gezicht heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 10 augustus 2006 te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend zijn kind, te weten [benadeelde], meermalen tegen het gezicht heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
mishandeling, begaan tegen zijn kind.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn dochter. Hierdoor heeft zij pijn heeft geleden. Verdachte heeft door aldus te handelen de lichamelijke integriteit van zijn dochter geschonden.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 25 juni 2009, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen.
Gezien de ernst van het feit kan niet worden volstaan met een afdoening als bedoeld in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, waarom de raadsman had verzocht. Het hof acht de door de advocaat-generaal gevorderde geldboete passend en geboden en zal verdachte daartoe veroordelen. De geldboete zal in termijnen worden opgelegd.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter 's hofs terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Het hof is van oordeel, dat de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard is, dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk te worden verklaard met bepaling, dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24a, 24c, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van driehonderd euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van zes dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat de geldboete mag worden voldaan in drie opeenvolgende éénmaandelijkse termijnen elk groot honderd euro;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. P. Koolschijn en mr. J. Hielkema, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier.