ECLI:NL:GHLEE:2009:BK0209

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
14 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000252-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van hennepteelt na onrechtmatige binnentreding door verbalisanten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 14 oktober 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte was eerder vrijgesproken van hennepteelt, maar de officier van justitie ging in hoger beroep. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een werkstraf van 180 uren. Het hof heeft echter geoordeeld dat het binnentreden van de woning van de verdachte door de verbalisanten onrechtmatig was, omdat er geen redelijk vermoeden van schuld bestond op het moment van binnentreden. Dit leidde tot bewijsuitsluiting, waardoor het hof niet kon oordelen op basis van de aangetroffen hennepplanten en de bekentenis van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de informatie die leidde tot de machtiging tot binnentreden summier en onzorgvuldig was, en dat er geen verificatie van de anonieme melding had plaatsgevonden. Hierdoor was er onvoldoende wettig bewijs om de verdachte te veroordelen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000252-08
Parketnummer eerste aanleg: 17-757146-07
Arrest van 14 oktober 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 18 januari 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1970] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte, mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Hij heeft dit hoger beroep aan verdachte doen betekenen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een werkstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
zij op of omstreeks 1 juli 2007 tot en met 3 oktober 2007 te [plaats 1], (althans) in de gemeente [gemeente], opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) een hoeveelheid van 1808 hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Vrijspraak
Aan verdachte is ten laste gelegd dat zij zich - kort gezegd - schuldig heeft gemaakt aan hennepteelt in haar woning te [plaats 1].
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het haar ten laste gelegde. Hij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat verbalisanten verdachtes woning hebben betreden zonder haar toestemming en zonder dat er sprake was van een redelijk vermoeden van schuld als bedoeld in artikel 9 van de Opiumwet. Volgens de raadsman moeten het vervolgens aantreffen van de hennepkwekerij en de door verdachte afgelegde (bekennende) verklaring als vruchten van het onrechtmatig optreden van verbalisanten worden beschouwd, hetgeen dient te leiden tot bewijsuitsluiting. Bij het ontbreken van (voldoende) ander bewijsmateriaal moet verdachte - aldus de raadsman - worden vrijgesproken van het haar ten laste gelegde.
Het hof overweegt hierover het navolgende.
Uit het ambtelijk proces-verbaal van 11 oktober 2007, op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant], hoofdagent van politie Fryslan, team Heerenveen, leidt het hof de navolgende gang van zaken af.
Op 30 augustus 2007 kwam bij de politie te [plaats 2] een anonieme melding binnen dat zich op het adres [adres] te [plaats 1] een hennepkwekerij zou bevinden. Verbalisanten begaven zich op 3 oktober 2007, voorzien van een machtiging tot binnentreden, naar genoemd adres. De bewoner liet verbalisanten binnen. In die woning werd niets aangetroffen dat op de aanwezigheid van een hennepkwekerij wees. Op het terrein bleek zich echter nog een tweede woning te bevinden. De bewoonster daarvan, verdachte, gaf verbalisanten geen toestemming binnen te treden, waarop de machtiging daartoe aan verdachte werd getoond. Vervolgens werden 380 hennepstekken en 1428 hennepplanten aangetroffen en in beslag genomen. Verdachte erkende verantwoordelijk te zijn voor de hennepkwekerij.
Voornoemde verbalisant [verbalisant] heeft op 15 november 2007 een aanvullend proces-verbaal opgemaakt. Daarin wordt gerelateerd dat collega's van het team [plaats 2] op een niet nader genoemde datum in juli 2007 op het adres [adres] te [plaats 1] zijn geweest ten behoeve van een in de sloot geraakt kalf. Zij namen toen een henneplucht waar. Daarvan zou een mutatie zijn opgemaakt. In dat proces-verbaal wordt tevens gerelateerd dat op een eveneens niet nader genoemde datum in de maand juli 2007 en - zoals reeds uit het ambtelijk proces-verbaal naar voren kwam - op 30 augustus 2007 anonieme meldingen zijn gedaan. Het hof begrijpt dat (ook) die eerste melding betrekking had op de vermoedelijke aanwezigheid van een hennepkwekerij op het betreffende adres. Ten slotte wordt in het aanvullend proces-verbaal vermeld dat 'een aantal jaren eerder' op het adres [adres] te [plaats 1] (ook) een hennepkwekerij was aangetroffen.
Het hof stelt vast dat uit het dossier niet blijkt dat de melding van 30 augustus 2007, die tot de afgifte van een machtiging tot binnentreden en tot het daadwerkelijk binnentreden heeft geleid, op enigerlei wijze is geverifieerd. De inhoud van de melding is voorts niet weergegeven in het dossier. Volgens vigerende jurisprudentie kan aan een enkele anonieme melding nog niet het in artikel 9 van de Opiumwet bedoelde redelijk vermoeden van schuld worden ontleend.
Uit het nadien opgemaakte aanvullend proces-verbaal komt weliswaar naar voren dat van de bevindingen op of nabij het betreffende adres te [plaats 1] in juli 2007 een mutatie is opgemaakt, doch deze bevindt zich niet in het dossier. Niet duidelijk is derhalve waar de bij de reddingsactie van het kalf waargenomen hennepgeur precies vandaan kwam. Voorts blijkt niet dat de anonieme tip, die bij die gelegenheid, althans in die periode, bij de politie is binnengekomen, is geverifieerd. Evenmin is duidelijk of degene, die de machtiging tot binnentreden op 3 oktober 2007 heeft afgegeven, op de hoogte was van de informatie die in het aanvullend proces-verbaal is weergegeven. Nadere bijzonderheden over de kennelijk een aantal jaren eerder aldaar aangetroffen hennepkwekerij ontbreken eveneens.
Het hof dient derhalve te oordelen op grond van summiere en als onzorgvuldig aan te merken informatie. Het dossier, en met name het aanvullend proces-verbaal, vraagt om een dermate welwillende lezing, dat het hof een veroordeling op die basis een brug te ver acht. Uit het dossier blijkt niet van het bestaan van een op feiten en omstandigheden gebaseerd redelijk vermoeden van schuld op het moment dat verbalisanten de woning van verdachte binnentraden. Naar het oordeel van het hof is dit binnentreden daarom onrechtmatig geweest, waardoor het in artikel 9 van de Opiumwet neergelegde rechtsbeginsel is geschonden. Het hof acht bewijsuitsluiting, gelet op het voor verdachte ontstane nadeel, daarop een passende reactie. Wegens het als gevolg daarvan ontbreken van wettig bewijs, zal het hof verdachte vrijspreken van het haar ten laste gelegde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde niet bewezen en spreekt haar daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W. Foppen, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. L.T. Wemes, in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel als griffier, zijnde mr. H.J. Deuring voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.