ECLI:NL:GHLEE:2009:BK0051

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
13 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000828-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg
  • G.M. Meijer-Campfens
  • A.J. Rietveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor huisvredebreuk en mishandeling met schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 13 oktober 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte was eerder veroordeeld voor huisvredebreuk en mishandeling. Het hof verwerpt het verweer van de raadsman dat de verklaringen van de aangever en een getuige onbetrouwbaar zijn. De verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van honderd uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. Daarnaast wordt de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel. De feiten zijn gepleegd op 24 augustus 2008, toen de verdachte wederrechtelijk een woning binnendrong en de bewoner mishandelde. Het hof oordeelt dat de verdachte strafbaar is en legt een deels voorwaardelijke werkstraf op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De benadeelde partij heeft schade geleden en de vordering tot schadevergoeding wordt toegewezen, met wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit. Het hof vernietigt het eerdere vonnis en doet opnieuw recht.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000828-09
Parketnummer eerste aanleg: 17-756152-08
Arrest van 13 oktober 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 25 maart 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1985] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.J. van Rooij, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, heeft beslist op de vordering van een benadeelde partij en een maatregel opgelegd, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair te vervangen door 30 dagen hechtenis, en de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van € 454,- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ter hoogte van eenzelfde bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 9 dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 24 augustus 2008 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan de [adres], aldaar, en in gebruik bij [benadeelde], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte;
2.
hij op of omstreeks 24 augustus 2008 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), meermalen, althans eenmaal (met kracht) met zijn (tot vuist gebalde) hand(en), in/tegen het gezicht/hoofd, althans tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewijsverweer
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting van het hof aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, nu de belastende verklaringen van aangever [benadeelde] en zijn partner getuige [getuige] als onbetrouwbaar dienen te worden aangemerkt en derhalve niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat [benadeelde] en [getuige] de tijd hebben gehad om hun verklaringen op elkaar af te stemmen omdat [getuige] pas een aantal weken na het voorval door de politie is gehoord.
Het hof ziet in het enkele feit dat de verklaring van getuige [getuige] enkele weken na het voorval is afgelegd, geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de afgelegde verklaring. Aangever en de getuige zijn onafhankelijk van elkaar door de politie gehoord en de inhoud van de door hun afgelegde verklaringen komt weliswaar grotendeels overeen, doch niet zodanig dat reeds op grond daarvan moet worden geconcludeerd dat de verklaringen op elkaar afgestemd zijn. Daarnaast vindt de verklaring van aangever [benadeelde] niet alleen steun in de afgelegde verklaring van getuige [getuige], maar ook in de zich in het dossier bevindende medische verklaring. Derhalve heeft het hof geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen. Het hof verwerpt het verweer.
Bewezenverklaring
Het hof acht ten aanzien van verdachte bewezen dat:
1.
hij op 24 augustus 2008 te [plaats], in de gemeente [gemeente], wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan de [adres], aldaar, en in gebruik bij
[benadeelde];
2.
hij op 24 augustus 2008 te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon te weten [benadeelde], meermalen, met kracht met zijn (tot vuist gebalde) hand(en), tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
onder 1: in de woning, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
onder 2: mishandeling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte is gedurende de nachtelijke uren de woning binnengedrongen van mensen waarmee hij eerder die avond ruzie had gehad. Door aldus te handelen heeft verdachte onrechtmatig inbreuk gemaakt op het ongestoorde woongenot van de bewoners. Vervolgens heeft verdachte één van de bewoners van de woning, [benadeelde], mishandeld door hem tegen zijn gezicht dan wel hoofd te slaan/stompen. Door zijn handelen heeft verdachte pijn en letsel bij het slachtoffer veroorzaakt. Het binnendringen van iemands woning in de nachtelijke uren en het vervolgens mishandelen van die persoon veroorzaakt in het algemeen gevoelens van angst en onveiligheid bij slachtoffers.
Het hof heeft kennis genomen van een verdachte betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 15 juni 2009, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake van een strafbaar feit.
In de ernst van de feiten, in samenhang met het tijdstip waarop deze zijn gepleegd, ziet het hof aanleiding om een werkstraf van langere duur op te leggen dan door de advocaat-generaal is gevorderd. Het hof zal verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf van na te melden duur opleggen. Het opleggen van het voorwaardelijke deel van de werkstraf heeft mede ten doel verdachte ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat zijn vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Naar het oordeel van het hof staat vast dat de benadeelde partij ten gevolge van de bewezenverklaarde feiten schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft een bedrag van € 300,- aan immateriële schade gevorderd. Het hof zal dit bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit. Daarnaast heeft de benadeelde partij € 154,- aan materiële schadevergoeding gevorderd.
De hoogte van de materiële schade die de benadeelde partij heeft geleden ten gevolge van de bewezenverklaarde feiten acht het hof niet eenvoudig vast te stellen. Het hof zal de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade derhalve niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, met bepaling dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. Het hof zal tevens na te noemen bedrag toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 138 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderd uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijftig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat een gedeelte van de werkstraf groot veertig uren, subsidiair twintig dagen vervangende hechtenis, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van driehonderd euro, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schade veroorzakende feit;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt
- tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van driehonderd euro, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schade veroorzakende feit, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van zes dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. A.J. Rietveld, in tegenwoordigheid van mr. M. Koster als griffier.