Parketnummer: 24-001838-08
Parketnummers eerste aanleg: 18-630568-07, 10-610077-05 (tul) en 10-611180-06 (tul)
Arrest van 28 september 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 10 juli 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1987] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in P.I. Noord - De Grittenborgh te Hoogeveen,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. F.H. Kappelhof, advocaat te Delfzijl.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en een maatregel en heeft op twee vorderingen tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 22 december 2008, 17 maart 2009, 12 juni 2009, 1 september 2009 en 14 september 2009, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte wegens de feiten 1 primair en 2 primair zal veroordelen tot gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en dat het hof de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging zal opleggen. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof de beide vorderingen tot tenuitvoerlegging, van respectievelijk acht en vier maanden gevangenisstraf, zal toewijzen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1:
hij op of omstreeks 8 december 2007, in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade een of meer personen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een of meer kogels op en/of naar en/of in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], althans op en/of naar en/of in de richting van de auto, waarin die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] toen zat(en), heeft (af)geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 8 december 2007, in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade een of meer personen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een of meer kogels op en/of naar en/of in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], althans op en/of naar en/of in de richting van de auto, waarin die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] toen zat(en), heeft (af)geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 8 december 2007, in de gemeente [gemeente], een of meer personen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een vuurwapen een of meer kogels op en/of naar en/of in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], althans op en/of naar en/of in de richting van de auto, waarin die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] toen zat(en), heeft (af)geschoten;
2:
hij op of omstreeks 9 december 2007, in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade een persoon, genaamd [slachtoffer 3], en/of een of meer andere op of nabij het [straat 1] en/of in of nabij de [straat 2] en/of in of nabij de [straat 3] aanwezige personen van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een of meer kogels op en/of naar en/of in de richting van die [slachtoffer 3] en/of die ander(e) perso(o)n(en) heeft (af)geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 9 december 2007, in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade een persoon, genaamd [slachtoffer 3], en/of een of meer andere op of nabij het [straat 1] en/of in of nabij de [straat 2] en/of in of nabij de [straat 3] aanwezige personen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een of meer kogels op en/of naar en/of in de richting van die [slachtoffer 3] en/of die ander(e) perso(o)n(en) heeft (af)geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 9 december 2007, in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]), heeft geraakt met een of meer door verdachte met behulp van een vuurwapen afgeschoten kogels, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewijsoverweging
De raadsman van verdachte heeft - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat ten aanzien van de beide ten laste gelegde feiten er bij verdachte geen sprake is geweest van de voorbedachte raad om - feit 1 - [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] of - feit 2 - [slachtoffer 3] van het leven te beroven. In beide gevallen kan een poging tot doodslag volgens de raadsman wel worden bewezen. Verdachte handelde beide keren in paniek en uit angst, en dan is er geen sprake van kalm beraad en rustig overleg. Verdachte moet daarom in beide gevallen van de poging tot moord worden vrijgesproken.
Voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad (in de tenlastelegging nader uitgedrukt als 'na kalm beraad en rustig overleg') is voldoende dat komt vast te staan dat de verdachte tijd heeft gehad om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Verdachte heeft, nadat hij - naar eigen zeggen - een aantal dagen eerder was bedreigd door [slachtoffer 1], een vuurwapen en munitie gekocht. Hij had dat wapen vervolgens altijd bij zich. Toen hij op 8 december 2007 [slachtoffer 1] zag en naast [slachtoffer 1] een passagier in [slachtoffer 1]'s auto zag zitten, heeft hij het wapen direct ter hand genomen, heeft hij het reeds geladen wapen doorgeladen en is hij naast zijn eigen auto gaan staan. Hij heeft vervolgens een schot gelost in de richting van de auto waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zaten. Toen [slachtoffer 1] daarop wegreed, is verdachte achter zijn auto gaan staan en heeft hij nogmaals een schot gelost in de richting van [slachtoffer 1]'s auto. Verdachte heeft aldus, op in elk geval één moment, de tijd gehad om zich te beraden op het besluit om in de richting te schieten van de auto waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] toen zaten. Hij heeft na het zien van [slachtoffer 1] en de passagier de tijd gehad om te beslissen om niet te schieten.
Op 9 december 2007 heeft verdachte 's avonds in de [straat 4] een woordenwisseling met [slachtoffer 3] gehad, naar aan eigen zeggen als gevolg van een gesprek dat hij kort daarvoor met een meisje had. Hij werd door die woordenwisseling zo boos dat hij naar de woning van vriendin [naam] is gereden, daar zijn vuurwapen heeft opgehaald en [slachtoffer 3] weer heeft opgezocht, ondanks het advies van getuige [getuige] om dat niet te doen. Ongeveer op dezelfde plaats als waar de eerder genoemde woordenwisseling heeft plaatsgevonden, is verdachte uit zijn auto gestapt en heeft hij vervolgens twee maal gericht op [slachtoffer 3] geschoten waarbij hij [slachtoffer 3] één maal door zijn rechter bovenarm heeft geschoten. Ook ten aanzien van dit feit geldt dat verdachte de tijd heeft gehad zich te beraden op het besluit om op [slachtoffer 3] te schieten. In elk geval al op het moment dat hij na de genoemde woordenwisseling naar het huis van [naam] reed om het wapen te halen. Maar bijvoorbeeld ook op het moment dat getuige [getuige] hem adviseerde niet terug te gaan om [slachtoffer 3] weer op te zoeken.
Anders dan de raadsman, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in beide gevallen na kalm beraad en rustig overleg kogels afvuurde op - feit 1 - [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en - feit 2 - [slachtoffer 3], zodat het hof in beide gevallen pogingen tot moord bewezen acht.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1 primair:
hij op 8 december 2007, in [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen kogels in de richting van de auto, waarin die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] toen zaten, heeft afgeschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 primair:
hij op 9 december 2007, in [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon, genaamd [slachtoffer 3], van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen kogels op die [slachtoffer 3] heeft afgeschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld 1 primair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
1 primair:
poging tot moord, meermalen gepleegd;
2 primair:
poging tot moord.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte.
Het hof heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot moord, meermalen gepleegd en een poging tot moord. Hij stelt dat hij, omdat hij bedreigd zou zijn door [slachtoffer 1], een vuurwapen met munitie heeft gekocht. Dit wapen had hij vervolgens altijd bij zich. Toen hij op 8 december 2007, aan het eind van de middag, op een parkeerplaats nabij het NS-station in [plaats] [slachtoffer 1] zag, heeft hij zonder pardon schoten afgevuurd in de richting van de auto waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zaten. Bovendien bevonden op dat moment zich andere mensen in de directe omgeving van die parkeerplaats.
De kogel die met het tweede schot is afgevuurd, heeft de achterruit van [slachtoffer 1]'s auto en de linkerbovenzijde van de hoedenplank doorboord. De kogel is in het scharnier van de hoedenplank terechtgekomen.
De volgende dag heeft verdachte met hetzelfde vuurwapen een aantal schoten op straat gelost in de [straat 4] in [plaats]. Hij schoot daarbij gericht op [slachtoffer 3] die zich temidden van een (liggende c.q. wegrennende) groep personen bevond. Eén van de door verdachte afgevuurde kogels heeft [slachtoffer 3] rechter bovenarm doorboord.
Deze feiten op zichzelf zijn naar het oordeel van het hof zodanig ernstig en gevaarzettend geweest, dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur geboden is.
Het hof rekent het verdachte zwaar aan dat hij beide keren een niet onaanzienlijk aantal mensen concreet gevaar heeft doen lopen om geraakt te worden door de door verdachte afgevuurde kogels. Verdachte heeft zich er ondanks dit risico niet van laten weerhouden meermalen te schieten.
Door de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder verdachte die feiten heeft gepleegd is de rechtsorde ernstig geschokt. De feiten hebben een potentieel omvangrijk gevaarzettend karakter gehad.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister d.d. 27 augustus 2009 - eerder is veroordeeld wegens geweldsdelicten.
Hetgeen hiervoor is overwogen kan niet tot een ander oordeel leiden dan dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur dient te worden opgelegd.
Over verdachte is door psycholoog A. Tatlicioglu op 21 april 2008 gerapporteerd. Ook psychiater in opleiding T.W. Broersma, onder supervisie van psychiater B.T. Takkenkamp, heeft op 22 april 2008 over verdachte gerapporteerd.
Uit deze rapporten komt naar voren dat verdachte functioneert op een laag verstandelijk gehandicapt niveau, terwijl zijn persoonlijkheid bepaald onuitgerijpt is. Daarnaast wordt bij verdachte een persoonlijkheidsstoornis N.A.O. met antisociale en theatrale trekken gediagnosticeerd. Rapporteurs zien in het intelligentieniveau en de stoornis een verband met de bewezen verklaarde feiten en adviseren verdachte de feiten in licht verminderde mate toe te rekenen. Het hof sluit zich aan bij dit advies. Teneinde de kans op herhaling te verminderen, wordt behandeling noodzakelijk geacht. Ter zitting van het hof heeft verdachte deze noodzaak onderschreven en zich daarvoor (thans) zeer gemotiveerd getoond. Rapporteurs adviseren verdachte een voorwaardelijke strafdeel met bijzondere voorwaarden op te leggen. Mocht deze strafmodaliteit ontoereikend worden geacht, dan valt een TBS met voorwaarden te overwegen.
Een TBS met dwangverpleging wordt niet geadviseerd. Hoewel verdachte voldoet aan de wettelijke vereisten voor deze variant, acht het hof -anders dan de advocaat-generaal- oplegging ervan, gelet op de nog erg onrijpe persoonlijkheid van verdachte, niet noodzakelijk of gewenst.
Een TBS met voorwaarden kan, gelet op het bepaalde in artikel 38, lid 2 van het Wetboek van Strafrecht, slechts worden opgelegd in combinatie met een gevangenisstraf van maximaal drie jaren. Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten, acht het hof dit maximum in het onderhavige geval ontoereikend. Daardoor behoort een TBS met voorwaarden niet tot de mogelijkheden.
Het hof ziet, gelet op de persoon van verdachte zoals hij naar voren komt uit de omtrent hem opgemaakte rapporten en zoals hij zich ter terechtzitting van het hof manifesteerde, de noodzaak van (klinische) behandeling van verdachte, zoals ook door H. Fontijn naar voren is gebracht in zijn Maatregelrapport d.d. 16 juli 2009. De na te melden duur van de op te leggen gevangenisstraf laat echter niet toe dat een deel van die straf voorwaardelijk wordt opgelegd. Behandeling van verdachte in het kader van een bijzondere voorwaarde kan daarom niet worden opgelegd.
Het hof overweegt dat het, gelet op het bepaalde in de artikelen 15a, 15b en 15c van het Wetboek van Strafrecht, ter bescherming van de veiligheid van anderen, de algemene veiligheid van personen of goederen, en tevens in het belang van verdachte, onder de gegeven omstandigheden het meest aangewezen is dat aan verdachte, na ommekomst van het feitelijk ten uitvoer te leggen deel van na te melden gevangenisstraf, in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling bijzondere voorwaarden aan verdachte worden opgelegd. Deze bijzondere voorwaarden zouden er onder meer toe moeten strekken dat verdachte volledig meewerkt aan een klinische behandeling in Hoeve Boschoord, zoals beschreven in het Maatregelrapport d.d. 16 juli 2009 van H. Fontijn van Reclassering Nederland. Gelet op de voorziene datum van voorwaardelijke invrijheidstelling en de gemelde wachttijd bij Hoeve Boschoord, brengt het hof tijdige aanmelding onder de aandacht, zodat de behandeling na ommekomst van de gevangenisstraf aansluitend kan plaatsvinden.
Tenuitvoerlegging
ten aanzien van parketnummer 10-610077-05:
Bij vonnis van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Rotterdam van 23 november 2005 is verdachte onder meer veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Blijkens het onderzoek ter terechtzitting van het hof is voormeld vonnis onherroepelijk geworden op 8 december 2005. De proeftijd is op 8 december 2005 ingegaan en op 15 november 2006 is de proeftijd met een jaar verlengd. De officier van justitie heeft op 28 februari 2008 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormeld voorwaardelijk strafdeel, op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan de thans aan de orde zijnde strafbare feiten.
Nu gebleken is dat veroordeelde de thans aan de orde zijnde bewezen verklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd, zal het hof op grond van het vorenstaande de tenuitvoerlegging gelasten van voormelde straf.
ten aanzien van parketnummer 10-611180-06:
Bij vonnis van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Rotterdam van 15 november 2006 is verdachte onder meer veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Blijkens het onderzoek ter terechtzitting van het hof is voormeld vonnis onherroepelijk geworden op 30 november 2006. De proeftijd is op 30 november 2006 ingegaan. De officier van justitie heeft op 28 februari 2008 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormeld voorwaardelijk strafdeel, op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan de thans aan de orde zijnde strafbare feiten.
Nu gebleken is dat veroordeelde de thans aan de orde zijnde bewezen verklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd, zal het hof op grond van het vorenstaande de tenuitvoerlegging gelasten van voormelde straf.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 45, 57 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van zes jaren;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
ten aanzien van parketnummer 10-610077-05:
gelast de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij vonnis van de meervoudige kamer te Rotterdam van 23 november 2005 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten:
gevangenisstraf voor de duur van acht maanden;
ten aanzien van parketnummer 10-611180-06:
gelast de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij vonnis van de meervoudige kamer te Rotterdam van 15 november 2006 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten:
gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. J. Hielkema en mr. E. Pennink, in tegenwoordigheid van mr. A. Meester als griffier, zijnde mr. E. Pennink voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.