Parketnummer: 24-001450-08
Parketnummer eerste aanleg: 19-700747-07 en 19-700238-08
Arrest van 28 september 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Assen van 28 mei 2008 in de oorspronkelijk onder de parketnummers 19-700747-07 en 19-700238-08 afzonderlijk aangebrachte, maar ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde strafzaken, hierna te noemen respectievelijk zaak A en zaak B, tegen:
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. Baijens, advocaat te Oude Willem.
Het vonnis waarvan beroep
De kinderrechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis, in de gevoegde zaken, met vrijspraak van het in zaak B ten laste gelegde, wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het in zaak B ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte wegens de in zaak A onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot een geheel voorwaardelijke werkstraf voor de duur van vijftig uren, met een proeftijd van twee jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover voor het hoger beroep van belang, ten laste gelegd, dat:
zaak A, onder 1:
hij op of omstreeks 30 september 2007 te [plaats] gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1], tegen het hoofd heeft geslagen/gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
zaak A, onder 2:
hij op of omstreeks 30 september 2007 te [plaats] gemeente [gemeente], opzettelijk en wederrechtelijk een stoel en/of (een) houten lambrisering(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
zaak A, onder 3:
hij op of omstreeks 28 oktober 2007 te [plaats] gemeente [gemeente], opzettelijk en wederrechtelijk een (tuin)tafel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Overweging omtrent het bewijs
Namens de verdachte heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem in zaak A onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde omdat - kort gezegd - verdachte voorafgaande aan de politieverhoren niet met een advocaat heeft kunnen overleggen, terwijl hij niet van dat recht heeft afgezien. Daardoor is, aldus de raadsman, sprake van schending van de rechten van verdachte, op grond waarvan hij moet worden vrijgesproken.
Verdachte heeft ter terechtzitting, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, in volledige vrijheid en in aanwezigheid van zijn advocaat, consistent verklaard over de hem ten laste gelegde feiten. Verdachte heeft die feiten telkens erkend. Het hof bezigt voor het bewijs van de aan verdachte ten laste gelegde feiten, naast de verschillende aangiften, de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaringen en laat de verklaringen die hij tegenover de politie heeft afgelegd buiten beschouwing.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
zaak A, onder 1:
hij op 30 september 2007 te [plaats] opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1], tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
zaak A, onder 2:
hij op 30 september 2007 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een lambrisering, toebehorende aan [slachtoffer 1], heeft beschadigd;
zaak A, onder 3:
hij op 28 oktober 2007 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een tuintafel, toebehorende aan [slachtoffer 2], heeft vernield.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld in zaak A onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
zaak A, onder 1:
mishandeling;
zaak A, onder 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
zaak A, onder 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Strafbaarheid
Namens verdachte is een beroep gedaan op psychische overmacht. Hiertoe is het volgende aangevoerd. De dislexie van verdachte is lange tijd niet onderkend. Dit leverde hem veel stress op, ten gevolge waarvan hij met veel problemen werd geconfronteerd. Verdachte werd uit huis gezet en hij had het gevoel niets waard te zijn. De situatie van verdachte is daardoor lange tijd onhoudbaar geweest. Op grond van deze toestand is in het geval van verdachte sprake van een voortdurende psychische overmacht.
Naar het oordeel van het hof zijn bovengenoemde omstandigheden onvoldoende voor een geslaagd beroep op psychische overmacht. Van psychische overmacht is sprake in de gevallen waarin verdachte verkeert in een toestand waarin hij niet redelijkerwijs weerstand had kunnen en behoren te bieden aan de op hem uitgeoefende drang.
Op grond van hetgeen namens verdachte is aangevoerd acht het hof het beroep op psychische overmacht onvoldoende onderbouwd, terwijl ook overigens niet aannemelijk is geworden dat ten aanzien van (een van) de onderhavige feiten van psychische overmacht sprake was.
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden ook overigens niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte.
Het hof heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn stiefvader en beschadiging en vernieling van eigendommen van gezinsleden. Hij heeft hiermee een inbreuk gemaakt de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en op het eigendomsrecht van anderen. Verdachte pleegde deze feiten in een periode waarin hij op zeer gespannen voet leefde met zijn moeder, stiefvader en broer. Inmiddels is de thuissituatie van verdachte genormaliseerd en lijkt hij in rustiger vaarwater terecht te zijn gekomen. Verdachte gaat thans weer naar school waarbij aandacht op maat is voor zijn dislexie. Daarnaast heeft verdachte eigen inkomsten uit een bijbaan.
Het hof heeft bij de straftoemeting voorts in aanmerking genomen dat verdachte
- blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister d.d. 28 mei 2009 - eerder justitiecontacten heeft gehad. Voor eerdere zaken heeft verdachte transacties geaccepteerd in de vorm van geldboetes en een taakstraf.
Het hof acht het op grond van het voorgaande - mede gelet op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 21 februari 2008 en 19 januari 2009 - passend en geboden om, overeenkomstig de eis van de advocaat-generaal, een geheel voorwaardelijke werkstraf van na te melden duur aan verdachte op te leggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63, 77a, 77g, 77m, 77n, 77gg, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
verklaart de verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de vrijspraak ter zake van in zaak B tenlastegelegde;
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, voor zover daarvoor vatbaar, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte in zaak A onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als hiervoor vermeld in zaak A onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, dat wil zeggen: het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van vijftig uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door vijfentwintig dagen jeugddetentie;
beveelt dat de werkstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. J. Hielkema en mr. E. Pennink, in tegenwoordigheid van mr. A. Meester als griffier, zijnde mr. E. Pennink voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.