ECLI:NL:GHLEE:2009:BJ7384

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
27 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001685-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugwijzing van de zaak naar de rechter in eerste aanleg wegens onjuiste informatie aan verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 27 augustus 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte was in eerste aanleg op 12 juni 2008 bij verstek veroordeeld voor een misdrijf. De verdachte had echter niet de mogelijkheid gehad om zijn aanwezigheidsrecht uit te oefenen, omdat hij ten tijde van de zitting in eerste aanleg gedetineerd was en onjuiste informatie had ontvangen van overheidsfunctionarissen. De raadsman van de verdachte voerde aan dat de zaak teruggeworpen moest worden naar de rechter in eerste aanleg, omdat de verdachte niet op de hoogte was van de aard van de zitting en daardoor niet in persoon kon verschijnen.

Het hof oordeelde dat de onjuiste informatie die aan de verdachte was verstrekt, de reden was dat hij niet in staat was om zijn recht op aanwezigheid te effectueren. Het hof concludeerde dat de rechter in eerste aanleg niet had mogen overgaan tot de behandeling van de zaak, gezien de omstandigheden waaronder de verdachte niet aanwezig was. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en wees de zaak terug naar de rechtbank Groningen, zodat de zaak opnieuw kon worden behandeld met inachtneming van het arrest van het hof. Dit arrest benadrukt het belang van correcte informatieverstrekking door overheidsfunctionarissen en de rechten van de verdachte in het strafproces.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001685-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-650443-08
Arrest van 27 augustus 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 12 juni 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1971] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Beslissing op het door de raadsman gevoerde verweer
De raadsman heeft ter terechtzitting van het hof betoogd dat de zaak dient te worden teruggewezen naar de rechter in eerste aanleg op grond van artikel 423, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat niet in overwegende mate aan verdachte - die niet ter terechtzitting in eerste aanleg is verschenen - te wijten is geweest dat hij in eerste aanleg niet - hetgeen hij wel wenste - gebruik heeft kunnen maken van zijn aanwezigheidsrecht.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Verdachte is in eerste aanleg d.d. 12 juni 2008 bij verstek veroordeeld. De inleidende dagvaarding was niet in persoon, maar wel rechtsgeldig betekend. Ten tijde van de terechtzitting in eerste aanleg zat verdachte uit anderen hoofde gedetineerd. Er zit een afstandverklaring in het dossier, door verdachte getekend, om op 12 juni 2008 te verschijnen. Op deze verklaring is aangegeven dat het gaat om een raadkamerzitting van de rechtbank Groningen.
Ter terechtzitting van het hof is door en namens verdachte aangevoerd, dat verdachte de terechtzitting in de onderhavige zaak had willen bijwonen om zich persoonlijk te verdedigen. Hij had weliswaar een afstandverklaring ondertekend, maar alleen omdat hij in de veronderstelling was dat de afstandverklaring een raadkamerzitting betrof. Op de afstandverklaring staat ook vermeld dat de afstandverklaring betrekking had op een raadkamerzitting. Verdachte heeft aangevoerd dat, toen hij bij de betreffende ambtenaar informeerde of het toch niet een terechtzitting betrof, deze hem verzekerde dat het om een raadkamerzitting ging.
Het hof overweegt dat de door de raadsman geschetste gang van zaken aannemelijk is geworden, mede in aanmerking genomen dat verdachte ten tijde van het doen van afstand preventief gedetineerd zat in een andere strafzaak, waarin een raadkamerzitting in verband met de voorlopige hechtenis aan de orde kon zijn. Het bij verdachte ontstane misverstand omtrent de aard van de zitting is naar het oordeel van het hof hoofdzakelijk te wijten aan de onjuiste informatie die hem door overheidsfunctionarissen is verstrekt. Dit brengt mee, dat de rechter in eerste aanleg onder voornoemde omstandigheden niet aan de behandeling ten gronde had mogen toekomen.
Aangezien door verdachte terugwijzing naar dezelfde rechtbank ter terechtzitting is verlangd, zal het hof, gelet op artikel 423, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, na vernietiging van het vonnis in eerste aanleg, de zaak terugwijzen naar de eerste rechter.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
wijst de zaak terug naar de politierechter in de rechtbank Groningen, teneinde, met inachtneming van dit arrest, na hernieuwde oproeping van de verdachte het onderzoek opnieuw aan te vangen en deze zaak voor wat betreft dat feit op de inleidende dagvaarding opnieuw te berechten en af te doen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J. Hielkema, voorzitter, mr. G. Dam en mr. S.J. van der Woude, in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen als griffier, zijnde mr. Van der Woude voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.