ECLI:NL:GHLEE:2009:BJ6601

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
1 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000636-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Behandeling van bedreiging met vuurwapen en verboden wapenbezit in uitgaansgeweld

In deze zaak heeft het gerechtshof Leeuwarden op 1 september 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte is beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en verboden wapenbezit, gepleegd op 18 januari 2009 in de gemeente Groningen. De verdachte heeft een vuurwapen, een pistool van het merk Heckler & Koch, zichtbaar getoond aan het slachtoffer en dit wapen doorgeladen. Daarnaast had hij munitie van categorie III voorhanden. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf en had een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf behandeld.

Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft de eerder opgelegde gevangenisstraf van zes maanden bevestigd, met aftrek van voorarrest. In plaats van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf, heeft het hof een werkstraf van 180 uren opgelegd, met vervangende hechtenis van 90 dagen indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die blijk gaf van motivatie tot gedragsverandering.

De uitspraak benadrukt de ernst van bedreiging met een vuurwapen en het ongecontroleerde bezit van wapens, en de impact daarvan op de veiligheid in de samenleving. Het hof heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de eerder opgelegde straf bevestigd, met een alternatieve werkstraf, om zo een balans te vinden tussen normhandhaving en de mogelijkheid tot rehabilitatie van de verdachte.

Uitspraak

parketnummer: 24-000636-09
parketnummers eerste aanleg: 18-670019-09 en 18-670711-05 (vordering na voorwaardelijke veroordeling)
Arrest van 1 september 2009 van het gerechtshof Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 23 februari 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1987] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. F.H. Kappelhof, advocaat te Delfzijl.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en heeft op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 18 augustus 2009, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling zal toewijzen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 januari 2009 in de gemeente [gemeente] [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen (pistool), zichtbaar voor die [slachtoffer], te voorschijn gehaald of gepakt en/of/althans aan die [slachtoffer] getoond en/of (vervolgens) dit vuurwapen doorgeladen en/of op die [slachtoffer] gericht (gehouden);
2.
hij op of omstreeks 18 januari 2009 in de gemeente [gemeente] een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (merk/type Heckler & Koch Usp, kal. 9x19), en/of munitie van categorie III, te weten 5 patronen (kal. 9x19), voorhanden heeft gehad.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 18 januari 2009 in de gemeente [gemeente] [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen (pistool), zichtbaar voor die [slachtoffer], te voorschijn gehaald of gepakt en vervolgens dit vuurwapen doorgeladen en op die [slachtoffer] gericht (gehouden);
2.
hij op 18 januari 2009 in de gemeente [gemeente] een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk/type Heckler & Koch Usp, kal. 9x19), en munitie van categorie III, te weten 5 patronen (kal. 9x19), voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1 -
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
2 -
handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht de verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft bij het bepalen van de in hoger beroep op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder die feiten zijn begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in het centrum van Groningen schuldig gemaakt aan een ernstige bedreiging aan het adres van aangever [slachtoffer], kennelijk nog naar aanleiding van een eerder conflict die nacht tussen de verdachte en een vriend van [slachtoffer]. De bedreigende handeling die de verdachte heeft verricht, dreiging met een doorgeladen en op [slachtoffer] gericht pistool, veroorzaakt veelal gevoelens van angst en onveiligheid bij degene jegens wie die handeling wordt verricht.
Het hof hanteert ter zake van een dergelijk delict een oriëntatiepunt voor straftoemeting dat de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf impliceert.
De verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een pistool, een verboden wapen, en bijbehorende munitie. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie kan in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich brengen en een gevoel van onveiligheid in de maatschappij veroorzaken. Door te handelen als hij heeft gedaan heeft verdachte daaraan bijgedragen.
Voorts blijkt uit het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van
7 juli 2009 ten nadele van de verdachte dat hij eerder (op 20 april 2006) is veroordeeld ter zake van een soortgelijk strafbaar feit als onder 1 bewezen verklaard en dat hij tevens eerder is veroordeeld ter zake van andersoortige strafbare feiten.
Het hof heeft voorts gelet op het adviesrapport van de Reclassering Nederland van 26 januari 2009, alsmede op hetgeen de verdachte en zijn raadsman ter terechtzitting van het hof hebben aangevoerd met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Hieruit blijkt dat de verdachte thans, anders dan of meer dan voorheen, gemotiveerd lijkt te zijn tot een verandering van zijn gedrag ten goede en dat hij op zeer korte termijn via het Centrum voor werk en inkomen zal beginnen aan een opleiding tot bankconstructiemedewerker en spoedig daarna zal beginnen te werken in dat vak. De raadsman van de verdachte heeft het hof verzocht dit positieve toekomstperspectief van de verdachte niet te doorbreken en heeft het hof verzocht het te laten bij een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, welke straf de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof acht op grond van het bovenstaande - uit een oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van het door de verdachte begane strafbare feit - de strafsoort die door de politierechter is opgelegd en die eveneens is gevorderd door de advocaat-generaal, passend en geboden. Het hof zal derhalve volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van voorarrest.
Tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de rechtbank Groningen van 20 april 2006 is de veroordeelde (onder meer) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Blijkens het onderzoek ter terechtzitting van het hof is voormeld vonnis onherroepelijk geworden op 4 mei 2006. De proeftijd is op 5 mei 2006 ingegaan.
De officier van justitie heeft op 11 februari 2009 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormeld voorwaardelijk strafdeel, ten aanzien waarvan bij voormeld vonnis het bevel was gegeven, dat dit strafdeel voorwaardelijk niet zou worden ten uitvoer gelegd, op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan de thans aan de orde zijnde ten laste gelegde feiten.
Nu gebleken is dat de veroordeelde de thans aan de orde zijnde bewezen verklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd, is het hof van oordeel dat in beginsel de tenuitvoerlegging kan worden gelast van voormelde vrijheidsstraf.
Gelet op hetgeen hierboven bij de strafmotivering is aangegeven omtrent de onwenselijkheid van een onvoorwaardelijke detentie van verdere duur dan het reeds door de verdachte ondergane voorarrest, zal het hof geen last tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geven, maar in plaats daarvan het verrichten van een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, gelasten.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 22c, 22d, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waartegen het beroep is gericht, en opnieuw recht doende:
verklaart het aan de verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte [verdachte] tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
gelast (in plaats van het geven van een last tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van rechtbank Groningen van 20 april 2006) een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van honderdtachtig uren, met het bevel dat, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van negentig dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. L.T. Wemes, voorzitter, mr. J. Slijper-Kuijper en mr. A.J. Rietveld, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier.
Mr. Slijper-Kuijper is buiten staat dit arrest te ondertekenen.