ECLI:NL:GHLEE:2009:BJ6595

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
1 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000037-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen in het kader van burenruzie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 1 september 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte, geboren in 1968 en woonachtig in [woonplaats], was betrokken bij een burenruzie die op 16 september 2007 escaleerde in openlijk geweld tegen het slachtoffer, [slachtoffer]. De verdachte en haar medeverdachte hebben het slachtoffer op gewelddadige wijze aangevallen, wat resulteerde in lichamelijk letsel, waaronder kneuzingen en schaafwonden. De politierechter had de verdachte eerder vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar het hof oordeelde dat het subsidiair ten laste gelegde, openlijk in vereniging geweld plegen, wettig en overtuigend bewezen was. Het hof baseerde zijn oordeel op de aangifte van het slachtoffer en de verklaringen van een ooggetuige, die de feiten bevestigden. Het hof verwierp het beroep op noodweer, aangezien er geen sprake was van een wederrechtelijke aanranding van de verdachte of haar medeverdachte. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van dertig uren, met vervangende hechtenis van vijftien dagen indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. Het hof hield rekening met de ernst van het delict, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar concludeerde dat een taakstraf passend was in dit geval.

Uitspraak

parketnummer: 24-000037-08
parketnummer eerste aanleg: 19-621705-07
Arrest van 1 september 2009 van het gerechtshof Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 21 december 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1968] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsman, mr. C. Eenhoorn, advocaat te Groningen.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis vrijgesproken ter zake van het primair ten laste gelegde en heeft de verdachte ter zake van het onder subsidiair bewezen verklaarde misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 20 november 2008 en 18 augustus 2009, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal vrijspreken ter zake van het primair ten laste gelegde en de verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde zal veroordelen tot een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van dertig uren, subsidiair vijftien dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg, welke wijziging het hof overneemt - ten laste gelegd dat:
verdachte op of omstreeks 16 september 2007, in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, ter uitvoering van het voornemen om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, deze heeft geschopt en/of geslagen en/of gestompt en/of aan de haren heeft getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ook terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
verdachte op of omstreeks 16 september 2007, in de gemeente [gemeente], op of aan, althans zichtbaar vanaf de openbare weg, de [straat], althans op of aan, althans zichtbaar vanaf, een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het schoppen en/of slaan en/of stompen en/of aan de haren trekken van die [slachtoffer];
althans, indien ook terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
verdachte op of omstreeks 16 september 2007, in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer], heeft geschopt en/of geslagen en/of gestompt en/of aan de haren heeft getrokken, waardoor deze werd gewond en/of pijn ondervond.
Vrijspraak ter zake van het primair ten laste gelegde
Het hof acht - evenals de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte - niet bewezen hetgeen onder primair aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat zij daarvan moet worden vrijgesproken.
Overwegingen ter zake van het subsidiair ten laste gelegde
Anders dan de raadsman heeft aangevoerd, acht het hof wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte subsidiair is ten laste gelegd. Het hof grondt het bewijs hiervoor met name op de aangifte van [slachtoffer], alsmede op de verklaringen die de getuige [getuige] op 26 september 2007 bij de politie en op 18 augustus 2009 ter terechtzitting van het hof heeft afgelegd. Het hof acht - anders dan de raadsman - deze verklaringen, welke verklaringen - voor zover zij het subsidiair ten laste gelegde betreffen - op essentiële onderdelen met elkaar overeenkomen, betrouwbaar.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
verdachte op 16 september 2007 in de gemeente [gemeente] op of aan, althans zichtbaar vanaf een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het schoppen en slaan en stompen en aan de haren trekken van die [slachtoffer].
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid
Anders dan de raadsman hieromtrent heeft aangevoerd, acht het hof - bezien vanuit het standpunt van de verdachte - geen noodweersituatie aanwezig. Het hof gaat voor wat betreft de feitelijke gang van zaken met betrekking tot het begin van het fysieke treffen tussen de verdachte en [slachtoffer] uit van hetgeen in de aangifte van [slachtoffer] is opgenomen.
Het hof ziet geen aanknopingspunten op grond waarvan getwijfeld zou moeten worden aan de juistheid van de aangifte, temeer nu deze lezing van de feiten steun vindt in de verklaring van de niet bij het conflict betrokken ooggetuige [getuige].
Op grond van het vorenstaande houdt het hof het ervoor dat de verdachte en haar medeverdachte [medeverdachte] degenen zijn geweest die zijn begonnen met het aanwenden van fysiek geweld tegen aangeefster [slachtoffer]. Nu van een wederrechtelijke aanranding van verdachte of haar medeverdachte [medeverdachte] geen sprake is geweest, faalt het beroep op noodweer.
Het hof acht de verdachte strafbaar nu het hof ook andere strafuitsluitingsgronden niet aanwezig acht.
Strafmotivering
Het hof heeft bij het bepalen van de in hoger beroep op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich op 16 september 2007 samen met haar partner [medeverdachte] schuldig gemaakt aan openlijk geweld tegen [slachtoffer]. [slachtoffer] werd hierbij op zodanig gewelddadige wijze geslagen en geschopt en gestompt dat zij een bloeduitstorting op haar hoofd, kneuzingen in haar gelaat, een wond aan haar bovenlip, schaafplekken op haar rug en kneuzingen aan haar benen en aan haar rechterarm heeft opgelopen.
De verdachte en haar medeverdachte hebben door hun gewelddadige optreden een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en voorts hebben zij gevoelens van onveiligheid opgewekt bij het publiek op straat dat hier ongewild getuige van is geweest. Daarnaast is dergelijk openlijk gewelddadig optreden in het algemeen zeer bedreigend en versterkt het de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft door haar handelen hieraan bijgedragen. Het hof heeft bij het bepalen van de (duur van de) op te leggen straf rekening gehouden met het aandeel in de gewelddadige handelingen dat de verdachte heeft gehad.
Het hof hanteert ter zake van een dergelijk delict een oriëntatiepunt voor straftoemeting dat de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf impliceert.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf tevens rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 mei 2009, waaruit blijkt dat de verdachte één keer eerder is veroordeeld, ter zake van een andersoortig strafbaar feit.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken, alsmede met de omstandigheid dat inmiddels bijna twee jaren zijn verstreken sinds het bewezen verklaarde delict zich heeft voorgedaan.
Gelet op het bovenstaande is het hof uit een oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van het door de verdachte begane strafbare feit van oordeel dat de strafmodaliteit die door de politierechter is opgelegd, te weten een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van 30 uren, passend en geboden is.
De raadsman van de verdachte heeft in het kader van het door hem gevoerde strafmaatverweer geen zodanig bijzondere of relevante feiten of omstandigheden aangevoerd dat het hof strafmatiging aangewezen acht. Ook overigens is het hof daarvan niet gebleken.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waartegen het beroep is gericht, en opnieuw recht doende:
verklaart het aan de verdachte primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt haar daarvan vrij;
verklaart het aan de verdachte subsidiair ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van dertig uren, met het bevel dat, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van vijftien dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. L.T. Wemes, voorzitter, mr. J. Slijper-Kuijper en mr. A.J. Rietveld, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier.
Mr. Slijper-Kuijper is buiten staat dit arrest te ondertekenen.