ECLI:NL:GHLEE:2009:BJ6221

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
27 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001774-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overtreding van de Opiumwet en mishandeling met werkstraf en tenuitvoerlegging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 27 augustus 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte werd veroordeeld voor het telen van hennep in een loods en het illegaal aftappen van elektriciteit ten behoeve van deze hennepplantage, alsook voor mishandeling van een persoon. De politierechter had eerder een werkstraf van 90 uren opgelegd, subsidiair 45 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is in hoger beroep niet verschenen, maar de advocaat-generaal heeft gevorderd tot veroordeling tot een werkstraf van 90 uren en een verlenging van de proeftijd. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten en de werkstraf opgelegd, evenals een gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf. De verdachte had de feiten gepleegd binnen de proeftijd van een eerdere veroordeling, wat de ernst van de situatie onderstreept. Het hof heeft de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001774-08
Parketnummers eerste aanleg: 19-620041-08, 19-620291-08 en 19-606296-05 (tul)
Arrest van 27 augustus 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 17 maart 2008 in de oorspronkelijk onder de parketnummers 19-620041-08 en 19-620291-08 afzonderlijk aangebrachte, maar ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde strafzaken, hierna te noemen respectievelijk zaak A en zaak B, tegen:
[verdachte],
geboren op [1978] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis, in de gevoegde zaken, wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie en de verdachte zijn op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het in zaak A en B ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging gevorderd dat het hof de proeftijd met één jaar zal verlengen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
In zaak A
1.
verdachte op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 december 2007 tot en met 7 januari 2008, in de gemeente [gemeente], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk, in de uitoefening van een beroep of bedrijf (telkens) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep (telkens) een middel als bedoeld in artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
verdachte op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2007 tot en met 7 januari 2008, in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of verdachtes mededader(s), waarbij verdachte en/of verdachtes mededader(s) (telkens) voormeld(e) goed(eren) onder hun/zijn bereik hebben/heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
In zaak B
hij op of omstreeks 25 februari 2008, in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] heeft geslagen/gestompt, waardoor deze werd gewond en/of pijn ondervond.
Bewezenverklaring
Het hof acht het in zaak A onder 1 en 2, en in zaak B ten laste gelegde bewezen, met dien verstande, dat:
In zaak A
1.
verdachte, in de periode van 1 december 2007 tot en met 7 januari 2008, in de gemeente [gemeente], opzettelijk heeft geteeld een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
verdachte in de periode van 1 december 2007 tot en met 7 januari 2008, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan [slachtoffer 1];
In zaak B
hij op 25 februari 2008, in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] heeft geslagen, waardoor deze pijn ondervond.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld in zaak A en zaak B meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
in zaak A
1.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
diefstal;
in zaak B
mishandeling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Bij het bepalen van de in hoger beroep op te leggen straf heeft het hof gelet op de aard en de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van 1 december 2007 tot en met 7 januari 2008 schuldig gemaakt aan het overtreden van de Opiumwet door in een loods hennepplanten te telen. Naar verdachtes eigen zeggen wilde hij met de opbrengst van de oogsten financiële problemen oplossen. Hij heeft aldus ten behoeve van eigen financieel gewin een stof geproduceerd die schadelijk is voor de volksgezondheid. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het illegaal stroom aftappen ten behoeve van de hennepplantage, waardoor schade en hinder bij stroomleverancier [slachtoffer 1] is veroorzaakt.
Voorts heeft verdachte zich op 25 februari 2008 schuldig gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 2] door hem met zijn vuist tegen de kaak te slaan. Door aldus te handelen heeft verdachte de lichamelijke integriteit van die [slachtoffer 2] aangetast.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 4 mei 2009 blijkt, dat verdachte vaker strafrechtelijk is veroordeeld.
Gelet op het voorgaande, in samenhang beschouwd, acht het hof de in eerste aanleg opgelegde en de door de advocaat-generaal gevorderde werkstraf voor de duur van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis, een passende bestraffing.
Vordering tenuitvoerlegging (19-606296-05))
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen d.d. 2 juni 2006 is verdachte veroordeeld tot (onder meer) een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Voormeld vonnis is op 17 juni 2006 onherroepelijk geworden. De proeftijd is derhalve ingegaan op 17 juni 2006. De officier van justitie heeft op 19 februari 2008 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf.
Gebleken is dat verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de gestelde proeftijd.
Het hof zal slechts de gedeeltelijke tenuitvoerlegging gelasten van voormelde straf, te weten een gedeelte van 3 maanden gevangenisstraf, met dien verstande dat het hof deze gevangenisstraf zal omzetten in een werkstraf van na te noemen duur. Het hof zal de vordering voor het overige afwijzen.
Gezien het feit dat de proeftijd is geëindigd op 17 juni 2008, is een verlenging van de proeftijd met één jaar - zoals gevorderd door de advocaat-generaal- niet meer mogelijk.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 22c, 22d, 300 en 310 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte in zaak A en zaak B ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als hiervoor vermeld in zaak A en in zaak B meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van negentig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijfenveertig dagen zal worden toegepast;
gelast (in plaats van het geven van een last tot tenuitvoerlegging van een gedeelte van 3 maanden van de gevangenisstraf de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Assen van 2 juni 2006) taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van honderdtachtig uren met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van negentig dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. L.T. Wemes, voorzitter, mr. G. Dam en mr. W. Foppen, in tegenwoordigheid van A.L.H. Wilkens als griffier.