Parketnummer: 24-000145-09
Parketnummer eerste aanleg: 17-754756-08
Arrest van 25 augustus 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 20 januari 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1981] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J. Pieters, advocaat te Harlingen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte voor het primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een werkstraf van tachtig uren, subsidiair veertig dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2007 tot en met 17 januari 2008 te [plaatsnaam], (althans) in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [straatnaam], aldaar) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 143 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
een (of meer onbekend gebleven) perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 1 november 2007 tot en met 17 januari 2008 te [plaatsnaam], (althans) in de gemeente [gemeente], met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in een pand aan [straatnaam], aldaar (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 143 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks 1 november 2007 tot en met 17 januari 2008 te [plaatsnaam], in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door dat pand (zodanig) in te richten en/of te verbouwen, althans te helpen inrichten en/of te verbouwen, opdat dat pand geschikt kon worden gemaakt voor de teelt van hennepplanten en/of (aldaar) hennepplanten te planten.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij in de periode van 1 november 2007 tot en met 17 januari 2008 te [plaatsnaam], tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft geteeld in een pand aan [straatnaam] aldaar een hoeveelheid van in totaal 143 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van hennepteelt. Tezamen met een collega heeft hij op de zolderetage van diens woning een hennepkwekerij ingericht. Verbalisanten troffen aldaar 143 hennepplanten aan.
Het is een feit van algemene bekendheid dat hennep de gezondheid van de gebruikers schaadt. Verdachte heeft daaraan een bijdrage geleverd door zijn bemoeienissen met de onderhavige kwekerij, die naar het oordeel van het hof aanmerkelijk verder zijn gegaan dan verdachte het hof heeft willen doen voorkomen.
Het hof heeft voorts gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 4 mei 2009, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten van diverse aard. Daaruit komt tevens naar voren dat er sprake is geweest van een eerdere veroordeling ter zake van overtreding van de Opiumwet.
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat bij de straftoemeting rekening dient te worden gehouden met een kortere pleegperiode dan die ten laste is gelegd. Het hof overweegt dat - wat daarvan zij - ingevolge de door de rechtbanken en gerechtshoven gehanteerde oriëntatiepunten voor straftoemeting niet (zozeer) de duur van de periode als uitgangspunt wordt genomen als wel de aangetroffen hoeveelheid hennepplanten. In dat licht bezien acht het hof de in eerste aanleg opgelegde werkstraf passend en geboden. Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat verdachte daarnaast niet een voorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd, nu hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor hennepteelt.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tachtig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van veertig dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. H.J. Deuring en
mr. E. Pennink, in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel als griffier, zijnde mr. Pennink voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.