parketnummer: 24-000477-09
parketnummer eerste aanleg: 19-830209-08
Arrest van 18 augustus 2009 van het gerechtshof Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Assen van 10 februari 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1957] te [geboorteplaats],
thans verblijvende in de penitentiaire inrichting Veenhuizen, gevangenis Bankenbosch BB te Veenhuizen,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J. Dekens, advocaat te Odoorn.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De rechtbank Assen heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis vrijgesproken ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde en wegens de onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde misdrijven veroordeeld tot een straf en heeft een beslissing gegeven met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie en de verdachte zijn op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 4 augustus 2009, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het onder
1 primair en 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de in beslag genomen voorwerpen worden teruggegeven aan de verdachte.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg, welke wijziging het hof heeft overgenomen, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 augustus 2008 te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of (een) ander(en) van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een pistool, althans een vuurwapen, (een) kogel(s) heeft afgevuurd op, althans in de richting van die [slachtoffer 1] en/of op die [slachtoffer 2] en/of op die ander(en) en/of op de door die [slachtoffer 1] bewoonde caravan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 10 augustus 2008 te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], op camping [naam], althans op een voor publiek toegankelijke plaats, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer goed(eren), te weten een caravan (van, althans in gebruik bij, [slachtoffer 1]) en/of tegen (een) in die caravan aanwezig voorwerp(en), welk geweld bestond uit het met een pistool, althans een vuurwapen, schieten van (een) kogel(s) door een wand van die caravan en/of in een in die caravan aanwezig televisietoestel, waarbij verdachte opzettelijk die caravan en/of dat televisietoestel heeft vernield;
en/of
hij op of omstreeks 10 augustus 2008 te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], op camping [naam], althans op een voor publiek toegankelijke plaats, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer perso(o)n(en), te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/ of een of meer ander(en), welk geweld bestond uit het met een pistool, althans een vuurwapen, schieten van (een) kogel(s) naar en/of in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meer ander(en);
2.
hij op of omstreeks 10 augustus 2008 te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], een wapen van categorie III, te weten een pistool, en/of munitie van categorie III, te weten een aantal patronen, voorhanden heeft gehad.
Bewijsoverweging
De verdachte heeft ontkend het in de tekst van feit 1 van de tenlastelegging bedoelde pistoolschot te hebben afgevuurd.
Het hof gaat voor wat betreft de feitelijke toedracht rond bedoeld pistoolschot uit van hetgeen de medeverdachte [medeverdachte] op 12 augustus 2008 en 24 november 2008 bij de politie heeft verklaard en van hetgeen de getuige [getuige] op 17 oktober 2008 bij de politie en op 7 januari 2009 bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Assen heeft verklaard.
Anders dan de verdachte en zijn raadsman, acht het hof de hierboven genoemde - de verdachte belastende - verklaringen die door [medeverdachte] zijn afgelegd betrouwbaar.
Het hof overweegt hiertoe dat [medeverdachte] in bedoelde verklaringen niet alleen belastend heeft verklaard over het aandeel van de verdachte inzake het onder 1 ten laste gelegde feit, maar eveneens over zijn eigen aandeel in dat feit c.q. de aanloop naar dat feit. Daarnaast wordt de inhoud van bedoelde verklaringen van [medeverdachte] op essentiële onderdelen ondersteund door de hierboven genoemde verklaringen van [getuige].
Het hof overweegt voorts dat de omstandigheid dat op de handen en de kleding van de verdachte geen kruitresten c.q. geen kruitresten van strafrechtelijk relevante betekenis, zijn aangetroffen, zijn verklaring vindt in hetgeen diverse getuigen hebben verklaard over het wisselen van kleding en het grondig wassen van zijn handen door de verdachte.
Op grond van onder meer het bovenstaande gaat het hof uit van de volgende feitelijke toedracht.
Op 10 augustus 2008 is er op de camping [naam] te [plaats], bij de caravan van de verdachte, eerst een treffen tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] enerzijds en [slachtoffer 1] (die een medebewoner van genoemde camping is) en [slachtoffer 2] anderzijds. Bij dit treffen is [slachtoffer 2] door medeverdachte [medeverdachte] bedreigd met een pistool. Vervolgens zijn [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in de richting van de caravan van laatstgenoemde gelopen. Bedoelde caravan bevond zich op een afstand van ruim veertig meter van de caravan van de verdachte. Medeverdachte [medeverdachte] heeft gezien dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in de richting van de caravan van [slachtoffer 1] gingen en is de woonunit van de verdachte in gegaan. Ook de verdachte heeft blijkens zijn verklaring ter terechtzitting van het hof gezien dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] toen richting de caravan van [slachtoffer 1] liepen.
Even later, toen [medeverdachte] bemerkte dat [slachtoffer 2] zich tegen zijn zin in nog steeds op de camping bevond, heeft [medeverdachte] tegen de verdachte gezegd: "pak dat ding", daarmee kennelijk doelende op het pistool. De verdachte heeft hierop het pistool uit zijn caravan tevoorschijn gehaald en de medeverdachte [medeverdachte] is ondertussen de caravan van de verdachte uitgelopen. [medeverdachte] staat buiten de caravan en de verdachte loopt eveneens naar buiten, met het pistool in zijn hand.
De verdachte richt met het pistool in de richting van de caravan van [slachtoffer 1] en zegt dan: "Hij doet het niet", waarop medeverdachte [medeverdachte] reageert met de woorden: "Wat? Hij doet het niet?". Vervolgens pakt medeverdachte [medeverdachte] het pistool uit de handen van de verdachte, verschuift de veiligheidspal van het pistool en laadt het pistool door, waarna hij een schot in de lucht afvuurt met het pistool.
Vervolgens geraakt het pistool weer in de handen van de verdachte. Medeverdachte [medeverdachte] loopt vervolgens terug naar de caravan van de verdachte. De verdachte richt met het pistool andermaal in de richting van de caravan van [slachtoffer 1] en vuurt een schot af met het pistool. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn op dat moment niet zichtbaar voor de verdachte, aangezien zij zich, vanuit het gezichtspunt van de verdachte bezien, achter de caravan van [slachtoffer 1] bevinden.
Op grond van het bovenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de tekst van feit 1 van de tenlastelegging bedoelde pistoolschot heeft afgevuurd.
Vervolgens dient het hof de vraag te beantwoorden waarop het opzet van de verdachte was gericht ten tijde van het aflossen van bedoeld pistoolschot. Aangezien de verdachte van meet af aan heeft ontkend dit pistoolschot te hebben gelost, kan het opzet van de verdachte niet worden ontleend aan enige verklaring van de verdachte zelf.
Het hof overweegt dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - in casu de dood van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] - aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Daarbij kunnen bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op een bepaald gevolg, dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Uit de feitelijke omstandigheden en feitelijke handelingen, zoals hierboven beschreven, kan niet worden geconcludeerd dat de gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op de dood van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ten gevolge van zijn handelen zou(den) kunnen komen te overlijden. Het hof heeft hierbij in de beschouwing betrokken dat voor de verdachte niet zichtbaar of bekend was waar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich bevonden toen hij het pistoolschot afvuurde, terwijl evenmin uit de bewijsmiddelen is af te leiden dat de verdachte er van uit moest gaan dat [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich in de caravan bevond(en).
Het hof acht op grond hiervan het onder 1 primair ten laste gelegde feit niet bewezen.
Het hof acht op grond van eenzelfde overweging het onder 1 subsidiair, ten tweede ten laste gelegde feit evenmin bewezen, in die zin dat uit de feitelijke omstandigheden en feitelijke handelingen, zoals hierboven beschreven, niet kan worden geconcludeerd dat de gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij een kogel naar en/of in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zou schieten.
Het hof acht daarentegen wel het onder 1 subsidiair, ten eerste ten laste gelegde feit bewezen. Uit de feitelijke omstandigheden en feitelijke handelingen, zoals hierboven beschreven, concludeert het hof dat de gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op openlijke geweldpleging tegen de caravan van [slachtoffer 1] en zich daarin bevindende goederen dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de door hem afgevuurde kogel die caravan en zich daarin bevindende goederen zou kunnen treffen.
Vrijspraak
Het hof acht niet bewezen hetgeen onder 1 primair en 1 subsidiair, ten tweede aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het aan hem onder
1 subsidiair, ten eerste en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 subsidiair, ten eerste.
hij op 10 augustus 2008 te [plaats], op camping [naam], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen goederen, te weten een caravan, in gebruik bij [slachtoffer 1], en tegen een in die caravan aanwezig voorwerpen, welk geweld bestond uit het met een pistool schieten van een kogel door een wand van die caravan en in een in die caravan aanwezig televisietoestel, waarbij verdachte opzettelijk die caravan en dat televisietoestel heeft vernield;
2.
hij op 10 augustus 2008 te [plaats] een wapen van categorie III, te weten een pistool, en munitie van categorie III, te weten een aantal patronen, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiair, ten eerste en onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
feit 1 subsidiair, ten eerste -
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen;
feit 2 -
handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid
Het hof acht de verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft bij het bepalen van de in hoger beroep op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder die feiten zijn begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld tegen goederen. Door het plegen van dit delict, in welk delict de verdachte een prominente rol heeft gespeeld, heeft de verdachte hinder, schade en ergernis veroorzaakt voor het slachtoffer daarvan. Het schieten met een pistool heeft tevens grote schrik en onrust op de betreffende camping veroorzaakt.
Het hof hanteert ter zake van een dergelijk delict een oriëntatiepunt voor straftoemeting dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf impliceert.
Daarnaast heeft de verdachte ook een pistool, een verboden wapen, voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van wapens kan in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengen en een gevoel van onveiligheid in de maatschappij veroorzaken. Door te handelen als hij heeft gedaan heeft de verdachte daaraan bijgedragen.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende de verdachte van 6 mei 2009 blijkt dat de verdachte reeds meerdere malen is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het voorlichtingsrapport van 16 januari 2009, opgemaakt door het Leger des Heils, en zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Het hof is op grond van het bovenstaande van oordeel dat uit een oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van de door de verdachte begane strafbare feiten, mede gezien de door dit hof gehanteerde oriëntatiepunten met betrekking tot het onder
1 subsidiair ten eerste bewezen verklaarde, een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar noodzakelijk en geboden is.
In beslag genomen voorwerpen
Nu een beslaglijst ontbreekt in het strafdossier, zal het hof geen beslissing geven met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen.
Toepassing van wetsartikelen zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde
Het hof heeft gelet op de artikelen 57 en 141 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waartegen het beroep is gericht, en opnieuw recht doende:
verklaart het aan de verdachte onder 1 primair en 1 subsidiair ten tweede ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het aan de verdachte onder 1 subsidiair, ten eerste en onder 2 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiair ten eerste en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte [verdachte] tot een gevangenisstraf voor de duur van één jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P.J.M. van den Bergh, voorzitter, mr. A.J. Rietveld en mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier. Mr. Wiarda is buiten staat dit arrest te ondertekenen.