ECLI:NL:GHLEE:2009:BJ5480

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
18 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000217-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak openlijke geweldpleging en mishandeling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen, waarbij de verdachte op 25 januari 2008 vrijgesproken werd van enkele ten laste gelegde feiten, maar wel veroordeeld werd voor andere misdrijven. De verdachte, geboren in 1985, is beschuldigd van openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] en mishandeling van [slachtoffer 2]. Het gerechtshof Leeuwarden heeft op 18 augustus 2009 uitspraak gedaan in deze zaak. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zou vrijspreken van de vrijspraak en hem zou veroordelen tot een taakstraf van 70 uren, subsidiair 35 dagen vervangende hechtenis. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet kan worden ontvangen in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak van het derde feit. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd voor zover dat vatbaar was en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en heeft hem daarvoor veroordeeld tot een werkstraf van vijftig uren. De verdachte is niet eerder veroordeeld en het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de tijd die verstreken is sinds de feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van openlijk geweld en de impact daarvan op de slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

parketnummer: 24-000217-08
parketnummer eerste aanleg: 19-605654-07
Arrest van 18 augustus 2009 van het gerechtshof Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van
25 januari 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1985] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsvrouw van de verdachte, mr. C.C.N. Brens-Cats, advocaat te Emmen.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis vrijgesproken ter zake van het onder 2 primair en 3 ten laste gelegde en wegens de onder 1 primair en 2 subsidiair bewezen verklaarde misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsvrouw van de verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd de verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 4 augustus 2009, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal vrijspreken ter zake van het onder 2 primair en 3 ten laste gelegde en dat het hof de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde zal veroordelen tot een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van 70 uren, subsidiair 35 dagen vervangende hechtenis.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 3 ten laste gelegde, kan de verdachte daarin niet worden ontvangen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, voor zover daarvoor vatbaar, vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Uit het proces-verbaal van de zitting van de politierechter in de rechtbank Assen van 25 januari 2008 volgt dat ter terechtzitting van de politierechter gesproken is over een nieuwe dagvaarding, in welke dagvaarding de tekst van het onder 1 ten laste gelegde is gewijzigd. De politierechter heeft vervolgens recht gedaan op basis van bedoelde (nieuwe) dagvaarding.
In het strafdossier waarover het hof de beschikking heeft, bevindt zich niet de hierboven bedoelde nieuwe dagvaarding. Evenmin bevindt zich in het strafdossier enig ander stuk waaruit volgt dat de oorspronkelijke dagvaarding is ingetrokken. Op grond hiervan kan de oorspronkelijke dagvaarding niet worden beschouwd als te zijn ingetrokken.
Het hof zal daarom recht doen op basis van de (oorspronkelijke) dagvaarding zoals die zich in het strafdossier bevindt.
Aan de verdachte is, met inachtneming van het bovenstaande, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 01 maart 2007 te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen[slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het slaan en/of stompen en/of schoppen tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1];
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 01 maart 2007 te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1], meermalen, althans eenmaal heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 20 december 2006 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met zijn, verdachtes motorvoertuig (Ford Escort) over de voet(en)/schoen(en) van die [slachtoffer 2], (die met zijn rug tegen zijn ([slachtoffer 2]) motorvoertuig stond en geen kant op kon) is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 20 december 2006 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), met zijn, verdachtes motorvoertuig (Ford Escort) over de voet(en)/schoen(en) van die [slachtoffer 2], (die met zijn rug tegen zijn ([slachtoffer 2]) motorvoertuig stond en geen kant op kon) is gereden, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak
Het hof acht - evenals de advocaat-generaal - niet bewezen hetgeen onder 2 primair aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging
De raadsvrouw van de verdachte heeft aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat tegen het slachtoffer [slachtoffer 1] geweld is gebruikt door de verdachte zelf of door één of meer personen uit de groep van vrienden en/of kennissen waarin de verdachte zich bevond. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat dit dient te leiden tot vrijspraak ter zake van het onder 1 ten laste gelegde.
Het hof overweegt dat voor de bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde is vereist dat de verdachte deel uitmaakte van een groep die het geweld, zoals ten laste gelegd, pleegde en dat de verdachte zelf een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan dat geweld heeft geleverd.
De opvatting dat uit de bewijsmiddelen moet volgen dat van de verdachte zelf het geweld, zoals dat hieronder is bewezen verklaard, is uitgegaan vindt geen steun in het recht.
Uit het strafdossier blijkt dat sprake is geweest van twee groepen personen, die op straat met elkaar in gevecht zijn geraakt. Het slachtoffer [slachtoffer 1] bevond zich in de ene groep en de verdachte bevond zich in de andere groep.
Op grond van de aangifte van [slachtoffer 1], alsmede de verklaring die bij de politie is afgelegd door [getuige], acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de tegen [slachtoffer 1] gebruikte geweldshandelingen zijn aangewend door één of meer personen uit de groep van de verdachte.
Uit de verklaringen die de verdachte en zijn broer, [naam], hebben afgelegd bij de politie, blijkt voorts dat de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan de vechtpartij heeft geleverd en dat de verdachte zich niet op enig moment gedistantieerd heeft van die vechtpartij, maar daarentegen op diverse momenten een actieve rol daarin heeft gespeeld.
Gelet op het bovenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hieronder weergegeven.
Bewezenverklaring
Het hof beschouwt het als een kennelijke misslag dat in de tekst van het onder 1 primair ten laste gelegde na "openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd" niet is opgenomen: "tegen een persoon, te weten" en heeft dit verbeterd in de bewezenverklaring.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het aan hem onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1 primair.
hij op 1 maart 2007 te [plaats] met anderen op de openbare weg, de [straat], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het slaan en schoppen tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1];
2 subsidiair.
hij op 20 december 2006 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), met zijn, verdachtes motorvoertuig (Ford Escort) over de voet(en)/schoen(en) van die [slachtoffer 2], die met zijn rug tegen zijn ([slachtoffer 2]) motorvoertuig stond, is gereden, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld onder 1 primair en 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
feit 1 primair -
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 2 subsidiair -
mishandeling.
Strafbaarheid
Het hof acht de verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft bij het bepalen van de in hoger beroep op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder die feiten zijn begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in de avond van 1 maart 2007 samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijk geweld tegen (onder meer) [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] werd hierbij op zodanig gewelddadige wijze geslagen en geschopt tegen zijn hoofd dat hij een bloedneus en een zware hersenschudding heeft opgelopen.
De verdachte en zijn mededaders hebben door hun gewelddadige optreden een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en voorts hebben zij gevoelens van onveiligheid opgewekt bij het uitgaanspubliek dat hier ongewild getuige van is geweest. Daarnaast is dergelijk openlijk gewelddadig optreden in het algemeen zeer bedreigend en versterkt het de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft door zijn handelen hieraan bijgedragen.
De verdachte heeft zich voorts op 20 december 2006 schuldig gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 2]. Door zijn handelen heeft de verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van die [slachtoffer 2].
Het hof hanteert oriëntatiepunten voor straftoemeting die de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf impliceren.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf tevens rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 mei 2009, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van enig strafbaar feit.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken, alsmede met de omstandigheid dat inmiddels ruim twee jaren zijn verstreken sinds de bewezen verklaarde delicten zich hebben voorgedaan.
Gelet op het bovenstaande is het hof uit een oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van de door de verdachte begane strafbare feiten van oordeel dat de strafmodaliteit die door de politierechter is opgelegd, te weten een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van 50 uren, passend en geboden is.
De raadsvrouw van de verdachte heeft in het kader van het door haar gevoerde strafmaatverweer geen zodanig bijzondere of relevante feiten of omstandigheden aangevoerd dat het hof strafmatiging aangewezen acht. Ook overigens is het hof daarvan niet gebleken.
Toepassing van wetsartikelen zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 57, 141 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in hoger beroep voor zover gericht tegen feit 3;
vernietigt het vonnis, waartegen het beroep is gericht, voor zover daarvoor vatbaar, en opnieuw recht doende:
verklaart het aan de verdachte onder 2 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het aan de verdachte onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van vijftig uren, met het bevel dat, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van vijfentwintig dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P.J.M. van den Bergh, voorzitter, mr. A.J. Rietveld en mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier. Mr. Wiarda is buiten staat dit arrest te ondertekenen.