ECLI:NL:GHLEE:2009:BJ5373

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
17 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000416-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal met geweld en/of afpersing met pepperspray

In deze zaak heeft het gerechtshof te Leeuwarden op 17 augustus 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Groningen. De verdachte is beschuldigd van het medeplegen van een poging tot diefstal met geweld en/of afpersing. Het incident vond plaats op 12 maart 2008, toen de verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer op zijn eigen erf opwachtten en met pepperspray in zijn ogen spoot. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf, met bijzondere voorwaarden. De advocaat-generaal vorderde een zwaardere straf, maar het hof oordeelde dat de poging tot diefstal niet was voltooid en dat de omstandigheden van de zaak een lichtere straf rechtvaardigden. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een gevangenisstraf van 18 maanden op, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met de voorwaarde dat de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. Het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig waren. De benadeelde partij had een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar deze werd niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding afgewezen, omdat deze niet van eenvoudige aard was voor behandeling in het strafproces. De uitspraak benadrukt de ernst van het feit en de impact op de persoonlijke integriteit van het slachtoffer, die in zijn eigen woning werd belaagd.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000416-09
Parketnummer eerste aanleg: 18-670433-08
Arrest van 17 augustus 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van
5 februari 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1966] te [geboorteplaats],
in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in PI Veenhuizen, gevangenis Bankenbosch BB te Veenhuizen,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.A. Reah, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, de bijzondere voorwaarde gesteld dat verdachte zich dient te gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, beslist op het beslag en op de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van
24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de bivakmuts verbeurd zal worden verklaard, dat het busje traangas zal worden onttrokken aan het verkeer, dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen tot een bedrag van € 765,45 en dat de schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 maart 2008 te [plaats], gemeente [gemeente],
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de woning [adres] weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen, onder zijn/hun bereik te brengen door middels van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,met voormeld oogmerk zich (in de avonduren terwijl het reeds donker was) heeft vermomd met een bivakmuts en/of (aldus vermomd) (vervolgens) het erf van genoemde woning heeft betreden en/of naar de achterzijde van genoemde woning is gelopen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid,
welke poging tot diefstal werd voorafgaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, die [benadeelde] in het gezicht heeft gespoten met traangas of pepperspray en/of tegen die [benadeelde] op dreigende toon geschreeuwd;
en/of
hij op of omstreeks 12 maart 2008 te [plaats], gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een man genaamd [benadeelde], althans een bewoner van de woning [adres], althans een persoon, te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan genoemde [benadeelde], althans een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) met dat oogmerk zich (in de avonduren terwijl het reeds donker was) heeft vermomd met een bivakmuts en/of (aldus vermomd) (vervolgens) het erf van genoemde woning heeft betreden en/of naar de achterzijde van genoemde woning is gelopen en/of die [benadeelde] (vervolgens) in het gezicht heeft gespoten met traangas of pepperspray en/of tegen die [benadeelde] op een dreigende wijze heeft geschreeuwd;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 12 maart 2008 te [plaats], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]) met traangas of pepperspray, althans een bijtende stof in het gezicht heeft gespoten, waardoor voornoemde [benadeelde] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
en/of
hij op of omstreeks 12 maart 2008 te [plaats], gemeente [gemeente], wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten erf, gelegen [adres] en in gebruik bij [benadeelde], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte.
Bewijsoverweging ten aanzien van de primair ten laste gelegde poging tot diefstal met geweld en/of poging tot afpersing
Verdachte heeft het ten laste gelegde ontkend. Verdachte heeft verklaard dat hij zich met zijn medeverdachte die bewuste avond weliswaar op het erf van [benadeelde] heeft bevonden, maar dat was niet met het doel om hem te beroven.
De raadsman heeft bepleit verdachte vrij te spreken van de ten laste gelegde poging tot diefstal met geweld en/of afpersing, nu onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor het primair ten laste gelegde.
Het hof overweegt als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat hij in de avond van 12 maart 2008 omstreeks 22.00 uur samen met zijn medeverdachte op het erf van aangever [benadeelde] is geweest. Verdachte had een bivakmuts op zijn hoofd en handschoenen aan. Toen een man op hem afkwam heeft de medeverdachte die man in zijn gezicht gesproten met pepperspray. Verdachte is gevlucht vanwege angst voor de hond.
[benadeelde] heeft verklaard dat hij die avond rond 22.00 uur vanuit zijn woning naar de paardenstal wilde gaan. De hond van [benadeelde], een rottweiler, liep met hem mee. Terwijl hij over het erf liep, zag hij twee personen met bivakmutsen over hun hoofden op hem af komen lopen. [benadeelde] had de indruk dat deze personen op hem hadden staan wachten. Onmiddellijk daarna kreeg [benadeelde] pepperspray in zijn ogen gespoten en de twee mannen begonnen tegen hem te schreeuwen. [benadeelde] heeft vervolgens in het wilde weg om zich heen geslagen en wist zijn woning binnen te gaan.
Uit het proces-verbaal van bevindingen (dossierpagina 126) blijkt dat op het erf van [benadeelde] de volgende dag een busje pepperspray is aangetroffen. Voorts is een bivakmuts aangetroffen in de buurt van de woning van [benadeelde]. Op die bivakmuts is DNA van verdachte aangetroffen.
Getuige [getuige] heeft tegenover de politie verklaard dat zij heeft gehoord dat verdachte en twee andere personen - onder wie ene [naam] die woont aan de [adres] te [woonplaats] - spraken over hun voornemen om een overval te plegen. Zij zouden geheel in het zwart gekleed gaan en het slachtoffer vastbinden. Ter voorbereiding is verdachte met zijn medeverdachte(n) naar de te overvallen woning gegaan om de situatie te bekijken. Later heeft [getuige] van verdachte gehoord dat de overval mislukt was en dat hij daarna vanuit [plaats 2] naar zijn woning in [woonplaats] is gelopen. Verdachte heeft nadien [getuige] de door hem gelopen route aangewezen.
De raadsman heeft betoogd dat de verklaring van [getuige] onbetrouwbaar is en derhalve niet bruikbaar is voor het bewijs.
Het hof overweegt dat [getuige] ter terechtzitting van het hof heeft verklaard dat zij zich bedreigd voelt door verdachte en zijn medeverdachte(n) naar aanleiding van hetgeen zij bij de politie heeft verklaard. Het hof acht het aannemelijk dat dit de reden is geweest voor [getuige] om haar bij de politie afgelegde verklaring tijdens haar verhoor door de rechter-commissaris in strafzaken enigszins af te zwakken. [getuige] heeft ter terechtzitting van het hof voorts verklaard dat zij destijds tegenover de politie datgene heeft verklaard wat zij heeft gehoord van verdachte en zijn medeverdachte(n). Zij heeft niet verklaard dat haar verklaring die zij destijds bij de politie heeft afgelegd onjuist is weergegeven in het proces-verbaal. Haar verklaring dat verdachte en zijn medeverdachte(n) ter voorbereiding naar de te overvallen woning zijn gegaan om de situatie te bekijken vindt steun in een proces-verbaal waaruit blijkt dat verdachte twee dagen voor de poging tot overval is gebeld met de mobiele telefoon van [naam], wonende aan de [adres] te [woonplaats], terwijl die mobiele telefoon een telecommunicatiemast aanstraalde die op slechts 100 meter is gelegen vanaf de woning van [benadeelde]. Voorts vindt haar verklaring dat verdachte na zijn nachtelijke wandeling van [plaats 2] naar [woonplaats] longontsteking heeft opgelopen steun in de verklaring van verdachte dat hij rond 12 maart 2008 longontsteking heeft gehad. Gelet op het voorgaande, acht het hof de verklaring van [getuige] betrouwbaar en derhalve bruikbaar voor het bewijs.
Anders dan de raadsman heeft betoogd, is sprake van een begin van uitvoering om het voorgenomen delict te begaan. Verdachte en zijn medeverdachte hebben - in het donker met bivakmutsen op, terwijl verdachte handschoenen droeg - [benadeelde] opgewacht en hem willen uitschakelen door pepperspray in zijn ogen te spuiten. Dat het voorgenomen delict niet is voltooid, is waarschijnlijk te danken aan de hond van [benadeelde], die verdachte en zijn medeverdachte achterna is gegaan.
Gelet op de hierboven weergegeven bewijsmiddelen - in onderlinge samenhang bezien - acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met zijn medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld dan wel een poging tot afpersing. Nu het delict niet is voltooid, is niet duidelijk geworden of verdachte en zijn medeverdachte zelf het geld en/of de goederen hebben willen wegnemen dan wel [benadeelde] hebben willen dwingen tot de afgifte daarvan. Het hof zal derhalve beide mogelijkheden in de bewezenverklaring opnemen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de primair ten laste gelegde poging tot diefstal met geweld en/of poging tot afpersing heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 maart 2008 te [plaats], gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de woning [adres] weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen, onder hun bereik te brengen door middels van braak, verbreking en/of inklimming, met van zijn mededader, met voormeld oogmerk zich (in de avonduren terwijl het reeds donker was) heeft vermomd met een bivakmuts en aldus vermomd vervolgens het erf van genoemde woning heeft betreden en naar de achterzijde van genoemde woning is gelopen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid, welke poging tot diefstal werd voorafgaan van geweld tegen die [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken,
welk geweld hierin bestond dat verdachte, met zijn mededader, die [benadeelde] in het gezicht heeft gespoten met pepperspray;
en/of
hij op 12 maart 2008 te [plaats], gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld een man genaamd [benadeelde], te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan genoemde [benadeelde], met dat oogmerk zich in de avonduren terwijl het reeds donker was heeft vermomd met een bivakmuts en aldus vermomd vervolgens het erf van genoemde woning heeft betreden en naar de achterzijde van genoemde woning is gelopen en die [benadeelde] vervolgens in het gezicht heeft gespoten met pepperspray.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het primair bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
poging tot diefstal voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en/of
poging tot afpersing terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid
Verdachte is strafbaar. Strafuitsluitingsgronden zijn niet aanwezig.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Op 12 maart 2008 te [plaats] heeft verdachte zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld en/of een poging tot afpersing van [benadeelde]. [benadeelde] is door verdachte en zijn medeverdachte op zijn erf in het donker opgewacht. Vervolgens hebben zij [benadeelde] met pepperspray in zijn ogen gespoten. Het voorgenomen misdrijf is echter niet voltooid waarschijnlijk uit angst voor de hond van [benadeelde].
Door aldus te handelen hebben verdachte en zijn medeverdachte inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van het slachtoffer, die op zijn eigen erf is belaagd terwijl zijn kinderen in de woning aanwezig waren. Dit geldt te meer nu de eigen woning bij uitstek de plek is waar iemand zich veilig zou moeten kunnen voelen. Tevens hebben verdachte en zijn medeverdachte de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving versterkt.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 13 juli 2009 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten, waaronder ook geweldsdelicten.
In het voorlichtingsrapport d.d. 19 december 2008, opgemaakt door M. Geertsma-Chhatta, reclasseringswerker, werkzaam bij Reclassering Noord, staat vermeld dat verdachte lijdt aan de stoornis ADHD en een impulsieve indruk wekt. Verdachte heeft een verslavingsverleden en financiële problemen. Verdachte is bereid zich onder toezicht van de reclassering te stellen.
Gelet op de ernst van het feit is het hof van oordeel dat niet volstaan kan worden met een andere of lichtere sanctie dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Uit de oriëntatiepunten van dit hof voor straftoemeting ter zake van een voltooide diefstal met geweld/afpersing waarbij een wapen is gebruikt, blijkt dat het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden is. Indien sprake is van medeplegen wordt de straf met een kwart verhoogd.
Anders dan de advocaat-generaal, is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend en geboden is, nu geen sprake is van een voltooid delict, maar van een poging die in een pril stadium is geëindigd en het letsel bij aangever beperkt is gebleven. Mede ter voorkoming van recidive zal het hof de gevangenisstraf deels voorwaardelijk opleggen, onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich dient te gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering.
Gelet op het voorgaande zal het verzoek van de raadsman tot onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte worden afgewezen.
In beslaggenomen voorwerpen
bivakmuts
Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte afstand gedaan van de bivakmuts.
busje traangas
Het in beslag genomen busje traangas is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Immers met behulp van dit voorwerp is het hiervoor bewezen verklaarde begaan en het voorwerp is van zodanige aard, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij
[benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat zijn vordering tot schadevergoeding in eerste aanleg niet-ontvankelijk is verklaard. In het geding in hoger beroep heeft de benadeelde partij zijn vordering tot schadevergoeding gehandhaafd. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Verdachte heeft de vordering tot schadevergoeding betwist.
Het hof overweegt dat de benadeelde partij vergoeding heeft gevorderd van gederfde inkomsten. Uit een door de benadeelde partij overgelegde loonstrook blijkt dat hij in loondienst is. Nu onduidelijk is gebleven hoe de gestelde inkomensschade van de benadeelde partij zich verhoudt tot de loondoorbetalingverplichting van de werkgever tijdens ziekte van de werknemer, is het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in het strafproces. De benadeelde partij zal derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering tot schavergoeding, met bepaling dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Het hof zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van het geding, gemaakt door de verdachte, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36c, 45, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde feit.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden;
beveelt, dat van de gevangenisstraf een gedeelte van zes maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich zal stellen onder toezicht van de Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van die instelling;
draagt genoemde instelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
bepaalt dat dit toezicht door genoemde instelling reeds tijdens de proeftijd kan worden beëindigd;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
verklaart aan het verkeer onttrokken:
1 busje traangas merk Defenol;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil;
wijst het verzoek tot onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte af.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. S. Zwerwer en mr. S.J. van der Woude, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Mulder als griffier, zijnde mr. Van der Woude voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.