Parketnummer: 24-000609-09
Parketnummer eerste aanleg: 18-655113-06 en 18-670517-05 (tul)
Arrest van 17 augustus 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 15 mei 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1961] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. D.C. Keuning, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren en een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging zal worden toegewezen, met dien verstande dat deze zal worden omgezet naar een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 juni 2006, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (een of meer bakjes) fruit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 28 juni 2006, in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, een tas (met inhoud) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die tas wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 28 juni 2006, in de gemeente [gemeente], opzettelijk een tas (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als gevonden voorwerp, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 28 juni 2006, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
hij op of omstreeks 12 december 2006, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 meer subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 28 juni 2006, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen fruit, toebehorende aan het winkelbedrijf Albert Heijn;
2 meer subsidiair:
hij op 28 juni 2006, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 1];
3.
hij op 12 december 2006, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee, toebehorende aan
[slachtoffer 2].
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 meer subsidiair en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
feit 1, 2 meer subsidiair en 3: telkens: diefstal.
Strafbaarheid
Verdachte is strafbaar. Strafuitsluitingsgronden zijn niet aanwezig.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich te Groningen op 28 juni 2006 schuldig gemaakt aan diefstal van fruit uit een supermarkt en diefstal van een tas. Voorts heeft verdachte zich op 12 december 2006 schuldig gemaakt aan diefstal van een portemonnee. Door aldus te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van de rechthebbenden.
Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met het ad informandum ten laste gelegde feit.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 4 mei 2009 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De raadsman heeft bepleit om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar een werkstraf en eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Ter terechtzitting van het hof heeft W.J. van der Aa, woonbegeleider bij Verslavinsgszorg Noord-Nederland, verklaard dat hij verdachte en diens vriendin begeleidt op het gebied van wonen en werken in het kader van een project om drank en/of drugsverslaafden te resocialiseren. Verdachte neemt sinds een jaar deel aan het project en heeft inmiddels woonruimte en vrijwilligerswerk gevonden. Verdachte zet zich in voor zijn werk en zijn gezin. Het resocialisatieproces verloopt in een stijgende lijn, alhoewel er nog wel een aantal verbeterpunten zijn. Het project zal voor verdachte net zolang duren als nodig is, maar naar verwachting zal verdachte nog ongeveer twee jaar begeleiding nodig hebben.
Indien een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd, zal dat er toe leiden dat hetgeen het afgelopen jaar is bereikt teniet zal worden gedaan, omdat verdachte geen bijstanduitkering meer zal ontvangen, waardoor hij zijn huur niet langer kan betalen en voorts zal hij zijn vrijwilligerwerk mogelijk kwijtraken, aldus Van der Aa.
Gelet op hetgeen Van der Aa ter terechtzitting naar voren heeft gebracht, alsmede gelet op de justitiële documentatie van verdachte waaruit blijkt dat hij voor de laatste maal in 2007 is veroordeeld ter zake van delicten gepleegd in 2006 en niet van nieuwe politiecontacten is gebleken en gelet op de indruk die verdachte ter terechtzitting van het hof heeft gewekt, is het hof met de advocaat-generaal en de raadsman van oordeel dat aan verdachte thans geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd.
Het hof acht een werkstraf van na te noemen duur passend en geboden en - mede om recidive te voorkomen - acht het hof een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand op zijn plaats.
Tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen d.d. 7 oktober 2005, is veroordeelde - voor zover hier van belang - veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van twee jaren. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting is voormeld vonnis onherroepelijk geworden op
7 oktober 2005. De proeftijd is op 22 oktober 2005 ingegaan. De officier van justitie heeft op 19 maart 2007 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, omdat veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan de onderhavige ten laste gelegde feiten. Ook de advocaat-generaal heeft tenuitvoerlegging gevorderd.
Nu gebleken is dat veroordeelde de hiervoor bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd, zal het hof op grond van het vorenstaande de tenuitvoerlegging gelasten van voormelde straf, met dien verstande dat het hof deze straf zal omzetten in een werkstraf van 60 uren.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 22c, 22d, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van de bewezenverklaarde feiten.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1, 2 meer subsidiar en 3 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 meer subsidiair en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van één maand;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zestig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag;
gelast (in plaats van het geven van een last tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Groningen van 7 oktober 2005) taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van zestig uren met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. S. Zwerwer en mr. S.J. van der Woude, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Mulder als griffier, zijnde mr. Van der Woude voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.