Parketnummer: 24-000549-09
Parketnummer eerste aanleg: 18-654577-08
Arrest van 17 augustus 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 19 februari 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1968] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot straffen, beslist op de vordering van de benadeelde partij en een maatregel opgelegd, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Ontvankelijkheid van openbaar ministerie
De aangifte van de aan verdachte ten laste gelegde diefstallen is gedaan door de moeder van verdachte. In een dergelijke situatie heeft op grond van artikel 316, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht de vervolging alleen plaats op een tegen de verdachte gerichte klacht. Ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde diefstallen is voldaan aan het klachtvereiste.
In het dossier bevindt zich geen klacht ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde diefstal van een mobiele telefoon. Nu aangeefster echter te kennen heeft gegeven dat zij vervolging wenst van verdachte ter zake van de door hem weggenomen geldbedragen (ten laste gelegd onder 2) en pas later is gebleken dat die geldbedragen zijn weggenomen door middel van de eveneens weggenomen mobiele telefoon van aangeefster, is het hof vanwege deze connexiteit van oordeel dat de klacht zo dient te worden verstaan dat deze eveneens ziet op de weggenomen mobiele telefoon. Het openbaar ministerie is derhalve ontvankelijk in de vervolging van verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie weken met een proeftijd van twee jaren, onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich dient te gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering en tot een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen tot een bedrag van € 2.528,50 en dat de schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Na wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2008 tot en met 6 oktober 2008, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2008 tot en met 6 oktober 2008, in de gemeente [gemeente], een of meerdere malen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meerdere geldbedragen en/of een of meerdere staatsloten en/of beltegoed, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 april 2008 tot en met 6 oktober 2008, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, toebehorende aan [benadeelde];
2.
hij in de periode van 1 april 2008 tot en met 6 oktober 2008, in de gemeente [gemeente], meerdere malen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen, toebehorende aan [benadeelde], waarbij verdachte de weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
feit 2: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Verdachte is strafbaar. Strafuitsluitingsgronden zijn niet aanwezig.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich te [plaats] in de periode van 1 april 2008 tot en met 6 oktober 2008 schuldig gemaakt aan diefstal van een mobiele telefoon, toebehorende aan zijn moeder. Verdachte heeft vervolgens het beltegoed van die mobiele telefoon opgewaardeerd door geldbedragen af te laten schrijven van de bankrekening van zijn moeder. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van zijn moeder.
Verslavingszorg Noord-Nederland heeft op 17 februari 2009 gerapporteerd dat verdachte een langdurige verslavingsgeschiedenis kent. Hij is gedurende korte tijd afgekickt geweest, maar in de zomer van 2008 is hij weer teruggevallen in drugsgebruik.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 4 mei 2009 blijkt dat verdachte vele malen is veroordeeld ter zake van diefstallen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat aan verdachte naast een werkstraf een deels voorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd teneinde begeleiding door de reclassering mogelijk te maken. Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat - gelet op het schijnbaar onverbeterlijke gedrag van verdachte - niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bovendien weegt het hof mee dat verdachte het vertrouwen van zijn moeder in hem ernstig heeft beschaamd. Het hof ziet voorts geen aanleiding om een deel daarvan voorwaardelijk op te leggen, nu verdachte blijkens de justitiële documentatie na het plegen van de onderhavige feiten wederom in aanraking is gekomen met justitie.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering tot schadevergoeding in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van de gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Verdachte heeft de vordering tot schadevergoeding niet betwist. Het hof acht deze derhalve toewijsbaar, met dien verstande dat het hof slechts bewezen acht het wegnemen van geldbedragen ten behoeve van het opwaarderen van de mobiele telefoon in de periode tussen 1 april 2008 tot en met 6 oktober 2008. Die bedragen komen dan ook voor vergoeding in aanmerking. Uit de door de benadeelde partij overgelegde stukken blijkt dat het gaat om 37 maal een bedrag van € 50,-, derhalve in totaal € 1850,-.
Het hof zal de vordering van benadeelde partij ter zake van het meer of anders gevorderde afwijzen.
Het hof zal verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil. Het hof zal tevens de schadevergoedingmaatregel opleggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van de bewezenverklaarde feiten.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vier weken;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van duizend achthonderdvijftig euro;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van duizend achthonderdvijftig euro ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van achtentwintig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
wijst af de vordering van de benadeelde partij ter zake van het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. S. Zwerwer en mr. S.J. van der Woude, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Mulder als griffier, zijnde mr. Van der Woude voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
-