ECLI:NL:GHLEE:2009:BJ5260

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
14 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000281-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens meerdere diefstallen, mishandeling en witwassen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 14 augustus 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, die niet ter terechtzitting verscheen, werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. H.P. Eckert. De verdachte was eerder veroordeeld voor meerdere misdrijven, waaronder vijf winkeldiefstallen, twee diefstallen van een fiets, witwassen en tweemaal lokaalvredebreuk. De politierechter had hem een gevangenisstraf van zes maanden opgelegd, waarbij ook ad informandum gevoegde feiten waren meegewogen.

Het hof verleende verstek tegen de niet verschenen verdachte en behandelde de vordering van de advocaat-generaal, die een gevangenisstraf van zes maanden met aftrek van voorarrest eiste. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en vernietigde het vonnis van de politierechter. Het hof achtte de bewezenverklaring van de feiten, waaronder diefstal en mishandeling, gerechtvaardigd en kwalificeerde deze als misdrijven.

Bij de strafmotivering hield het hof rekening met de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. Het hof concludeerde dat de verdachte, gezien zijn strafblad en eerdere veroordelingen, een gevangenisstraf van zes maanden passend en noodzakelijk was. De uitspraak werd gedaan in het kader van de rechtsmiddelen die de verdachte had aangewend, en het hof sprak de verdachte vrij van enkele andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen konden worden. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, werd in mindering gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000281-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-653097-07, 18-670078-06 en 18-651199-07
Arrest van 14 augustus 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 1 februari 2008 in de oorspronkelijk onder de parketnummers 18-653097-07, 18-670078-06 en 18-651199-07 afzonderlijk aangebrachte, maar ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde strafzaken, hierna te noemen respectievelijk zaak A, zaak B en zaak C tegen:
[verdachte],
geboren op [1970] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte
mr. H.P. Eckert, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis, in de gevoegde zaken, wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ten aanzien van het in zaak A onder 1 primair, 2, 3 primair en 4, in zaak B onder 1, 2 primair, 3 en 4 en in zaak C onder 1 primair, 2 en 3 primair zal veroordelen tot een gevangenisstraf van zes maanden met aftrek van voorarrest, daarbij rekening houdende met de ad informandum gevoegde feiten (met uitzondering van nr. 10 in zaak B).
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak A
1.
hij op of omstreeks 10 mei 2007, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fles port, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 10 mei 2007, in de gemeente [gemeente], opzettelijk een fles port, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welk(e) goed(eren) verdachte uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende(n) had genomen onder gehoudendheid om, alvorens die winkel te verlaten voornoemd(e) goed(eren) te betalen, in elk geval ter betaling aan te bieden, en aldus dat/die goed(eren) anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij op of omstreeks 31 juli 2007, in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), heeft geschopt en/of getrapt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 2 augustus 2007, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een maaltijd, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 2 augustus 2007, in de gemeente [gemeente], opzettelijk een maaltijd, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welk(e) goed(eren) verdachte uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende(n) had genomen onder gehoudendheid om, alvorens die winkel te verlaten voornoemd(e) goed(eren) te betalen, in elk geval ter betaling aan te bieden, en aldus dat/die goed(eren) anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
4.
hij op of omstreeks 2 augustus 2007, in de gemeente [gemeente], wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan het [straat 1] en in gebruik bij het winkelbedrijf Albert Heijn, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte;
Zaak B
1.
hij op of omstreeks 11 februari 2006, in de gemeente [gemeente], althans in Nederland, een voorwerp, te weten een (dames)fiets (merk/type Union Savoy, kleur bruin), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten een (dames)fiets (merk/type Union Savoy, kleur bruin), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2.
hij op of omstreeks 01 maart 2006 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (aan/nabij [straat 2] staande) (dames)fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 01 maart 2006, in de gemeente [gemeente], althans in Nederland, een voorwerp, te weten een (dames)fiets, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten een (dames)fiets, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
3.
hij op of omstreeks 23 maart 2006 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (aan/nabij [straat 3] staande) (dames)fiets (merk/type Rivel Sirius), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
4.
hij op of omstreeks 25 augustus 2006 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit winkel van Albert Heijn aan/nabij [straat 1]) heeft weggenomen een fles drank (Port), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Zaak C
1.
hij op of omstreeks 30 januari 2007, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fles drank (port), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf Hema BV Amsterdam, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 30 januari 2007, in de gemeente [gemeente], opzettelijk een fles drank (port), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf Hema BV Amsterdam, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welk(e) goed(eren) verdachte uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende(n) had genomen onder gehoudendheid om, alvorens die winkel te verlaten voornoemd(e) goed(eren) te betalen, in elk geval ter betaling aan te bieden, en aldus dat/die goed(eren) anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij op of omstreeks 30 januari 2007, in de gemeente [gemeente], wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen de [straat 4] en in gebruik bij het winkelbedrijf Hema, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte;
3.
hij op of omstreeks 9 maart 2007, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fles drank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf Aldi, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 9 maart 2007, in de gemeente [gemeente], opzettelijk een fles drank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf Aldi, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welk(e) goed(eren) verdachte uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende(n) had genomen onder gehoudendheid om, alvorens die winkel te verlaten voornoemd(e) goed(eren) te betalen, in elk geval ter betaling aan te bieden, en aldus dat/die goed(eren) anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A
1. (primair)
hij op 10 mei 2007, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fles port, toebehorende aan het winkelbedrijf Albert Heijn;
2.
hij op 31 juli 2007, in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), heeft getrapt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3. (primair)
hij op 2 augustus 2007, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een maaltijd, toebehorende aan het winkelbedrijf Albert Heijn;
4.
hij op 2 augustus 2007, in de gemeente [gemeente], wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan het [straat 1] en in gebruik bij het winkelbedrijf Albert Heijn;
Zaak B
1.
hij op 11 februari 2006, in de gemeente [gemeente], een (dames)fiets (merk/type Union Savoy, kleur bruin), voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en omgezet, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2. (primair)
hij op 1 maart 2006 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (aan/nabij [straat 2] staande) (dames)fiets, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
hij op 23 maart 2006 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (aan/nabij [straat 3] staande) (dames)fiets (merk/type Rivel Sirius), toebehorende aan [slachtoffer 2];
4.
hij op 25 augustus 2006 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in de winkel van Albert Heijn aan het [straat 1]) heeft weggenomen een fles drank (port), toebehorende aan het winkelbedrijf Albert Heijn;
Zaak C
1. (primair)
hij op 30 januari 2007, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fles drank (port), toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf] Amsterdam;
2.
hij op 30 januari 2007, in de gemeente [gemeente], wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen in/aan de [straat 4] en in gebruik bij het winkelbedrijf Hema;
3. (primair)
hij op 9 maart 2007, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fles drank, toebehorende aan het winkelbedrijf Aldi.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld in zaak A onder 1 primair, 2, 3 primair en 4, in zaak B onder 1, 2 primair, 3 en 4 en in zaak C onder 1 primair, 2 en 3 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Zaak A
1. (primair)
diefstal;
2.
mishandeling;
3. (primair)
diefstal;
4.
in het besloten lokaal, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
Zaak B
1.
witwassen;
2. (primair)
diefstal;
3.
diefstal;
4.
diefstal;
Zaak C
1. (primair)
diefstal;
2.
in het besloten lokaal, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
3. (primair)
diefstal.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van februari 2006 tot in augustus 2007 schuldig gemaakt aan vijf winkeldiefstallen, twee diefstallen van een fiets, witwassen en tweemaal lokaalvredebreuk. Dit zijn ergerlijke vormen van criminaliteit die voor de betrokkenen veel hinder en/of schade opleveren. Verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de eigenaren van de gestolen goederen en heeft overlast bezorgd aan de bedrijven, die hem de toegang tot hun winkel reeds hadden ontzegd.
Tevens heeft verdachte zich in juli 2007 schuldig gemaakt aan een mishandeling van een vrouwelijke kennis van hem. Hij heeft door zo te handelen een inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit.
Verdachte heeft bij de politie erkend dat hij zich ook aan een aantal andere strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. Deze strafbare feiten zijn ad informandum gevoegd op de inleidende dagvaarding in zaak B (nrs. 1, 3, 4, 6, 7, 8, 10 en 13) en in zaak C en dienen thans, als meegewogen in na te melden straf, als afgedaan te worden beschouwd. De overige ad informandum gevoegde feiten heeft verdachte niet expliciet erkend en het hof heeft deze dan ook niet laten meewegen in de na te melden straf.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend Uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister d.d. 14 mei 2009, dat 46 pagina's beslaat - reeds vele malen eerder is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten, onder meer tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof - net als de politierechter en de advocaat-generaal - van oordeel dat een gevangenisstraf van zes maanden een passende en ook noodzakelijke bestraffing is. Hoewel het hof minder ad informandum gevoegde feiten heeft laten meewegen in de straf dan de politierechter en de advocaat-generaal, maakt dit bij weging van het totaal van de feiten niet een dermate substantieel verschil dat dit gevolgen zou moeten hebben voor de op te leggen straf.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 63, 138, 300, 310 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte in zaak A onder 1 primair, 2, 3 primair en 4, in zaak B onder 1, 2 primair, 3 en 4 en in zaak C onder 1 primair, 2 en 3 primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als hiervoor vermeld in zaak A onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 en in zaak B onder 1, 2 primair, 3 en 4 en in zaak C onder 1 primair, 2 en 3 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van zes maanden;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Koolschijn, voorzitter, mr. J. Hielkema en mr. A.J. Rietveld, in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen als griffier.