ECLI:NL:GHLEE:2009:BJ4276

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
30 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001339-07
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens valsheid in geschrift met gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 30 juli 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1950 en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor valsheid in geschrift, meermalen gepleegd. De politierechter had haar een straf opgelegd, maar de verdachte ging in hoger beroep. Tijdens de zitting verklaarde de raadsman van de verdachte dat hij gemachtigd was om haar te verdedigen. De advocaat-generaal vorderde een gevangenisstraf van 85 dagen, maar het hof besloot het vonnis van de politierechter te vernietigen en opnieuw recht te doen.

De tenlastelegging betrof valsheid in geschrift in de periode van 1 mei 2001 tot en met 4 juni 2003, waarbij de verdachte meerdere formulieren had vervalst die bestemd waren om bewijs te leveren van haar financiële situatie. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte deze feiten had gepleegd, waarbij zij had nagelaten om opgave te doen van andere bankrekeningen die zij bezat. Het hof oordeelde dat de verdachte door haar handelen het vertrouwen in officiële documenten had geschonden en dat de sociale dienst schade had geleden door haar daden.

Bij de strafmotivering hield het hof rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze waren begaan en de persoon van de verdachte. Het hof concludeerde dat er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig waren en dat de verdachte strafbaar was. Gezien het feit dat de verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats had en niet bereikbaar was, werd een werkstraf niet passend geacht. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van elf weken, waarbij het hof het eerdere vonnis vernietigde en de verdachte vrijsprak van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen waren.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001339-07
Parketnummer eerste aanleg: 18-652665-05
Arrest van 30 juli 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 11 mei 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1950] te [geboorteplaats],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte mr. E.J. Kuiters, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 85 dagen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 01 mei 2001 tot en met 04 juni 2003 in de gemeente[gemeente], in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) een geschrift, (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- op 01 mei 2001 een Inlichtingenformulier Abw en/of
- op 04 juni 2003 een formulier Aanvraag en Inlichtingen Abw en/of
- op 26 mei 2003 een bijlage (18) bij voornoemd formulier Aanvraag en Inlichtingen Abw,
van of vanwege de Afdeling Economische en Sociale Zaken en/of de Gemeentelijke Sociale Dienst van de gemeente [gemeente], waarop opgave moest worden gedaan (onder meer) van vermogen/bezit(tingen) en/of lopende bank- en girorekeningen
- (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, immers heeft verdachte (telkens) valselijk geen opgave gedaan van het feit dat zij (naast de wel door haar opgegeven bankrekeningen) beschikte over tien dan wel acht, althans diverse (andere) bankrekeningen met een totaal saldo dat hoger lag dan de toepasselijke vermogensgrens (vrij te laten vermogen) en/of (telkens) dat formulier ondertekend, (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 01 mei 2001 tot en met 04 juni 2003 in de gemeente [gemeente], meermalen, een geschrift, (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- op 01 mei 2001 een Inlichtingenformulier Abw en
- op 04 juni 2003 een formulier Aanvraag en Inlichtingen Abw,
van of vanwege de Afdeling Economische en Sociale Zaken en/of de Gemeentelijke Sociale Dienst van de gemeente [gemeente], waarop opgave moest worden gedaan van vermogen/bezit(tingen) en/of lopende bank- en girorekeningen valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte telkens valselijk geen opgave gedaan van het feit dat zij naast de wel door haar opgegeven bankrekeningen beschikte over acht andere bankrekeningen met een totaal saldo dat hoger lag dan de toepasselijke vermogensgrens (vrij te laten vermogen) en telkens dat formulier ondertekend, met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich op 1 mei 2001 en 4 juni 2003 schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. Verdachte heeft bij de sociale dienst geen opgave gedaan van het feit dat zij naast de wel door haar opgegeven bankrekeningen beschikte over acht (andere) bankrekeningen.
Verdachte heeft door het plegen van deze feiten het vertrouwen, dat moet kunnen worden gesteld in stukken die tot bewijs van enig feit dienen, in belangrijke mate geschonden. Door haar handelen heeft ISD Noordoost (een samenwerkingsverband van sociale diensten van de gemeentes Appingedam, Loppersum en Delfzijl) schade geleden.
Het hof neemt bij de straftoemeting in aanmerking dat verdachte - blijkens een haar betreffend Uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister d.d. 28 april 2009 - niet eerder ter zake van een (soortgelijk) misdrijf is veroordeeld.
Verdachte heeft geen vaste woon- of verblijfplaats en er zijn geen adresgegevens van haar beschikbaar. De raadsman heeft verklaard evenmin over die gegevens te beschikken, terwijl hij heeft aangegeven dat hij geen contact met zijn cliënt kan krijgen (ze zou rondzwerven door de V.S.). Voor de oplegging van een werkstraf is het van belang dat de verdachte bereikbaar is. Nu dat niet het geval is, acht het hof de oplegging van een werkstraf niet aan de orde.
Op grond van het vorenstaande, in samenhang beschouwd, en mede in aanmerking nemende de ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten geldende Richtlijn voor strafvordering sociale zekerheidsfraude van het openbaar ministerie, acht het hof de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur, passend en geboden. Een andere, mildere strafmodaliteit is in het geval van verdachte niet aan de orde.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van elf weken.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Koolschijn, voorzitter, mr. G. Dam en mr. J. Hielkema, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier, zijnde mr. Dam en mr. Brink voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.