ECLI:NL:GHLEE:2009:BJ4207

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
14 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000392-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van noodweer bij mishandeling door verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 14 juli 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1952 en wonende in [woonplaats], was niet ter terechtzitting verschenen, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. A. Allersma. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld voor mishandeling, maar de verdachte heeft tijdig hoger beroep aangetekend.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte een beroep gedaan op noodweer. De advocaat-generaal vorderde een werkstraf van 40 uren, maar het hof oordeelde anders. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 3 mei 2005 in de gemeente [gemeente] werd geconfronteerd met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door zijn neven, [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. Deze neven, die eerder conflicten met de verdachte hadden, drongen zijn woning binnen en begonnen hem te slaan.

Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte zich in een situatie bevond waarin hij zich moest verdedigen. Gezien de omstandigheden was het door de verdachte gebruikte geweld niet disproportioneel. Het hof heeft daarom de bewezenverklaring van de mishandeling bevestigd, maar heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten, omdat hij niet strafbaar was voor de bewezen verklaarde mishandeling. Dit arrest is gewezen door een meervoudige strafkamer, waarbij mr. G. Dam als voorzitter fungeerde, samen met mr. K. Lahuis en mr. A.J. Rietveld.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000392-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-650648-05
Arrest van 14 juli 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 31 januari 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1952] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte
mr. A. Allersma, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft een beslissing genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een werkstraf van 40 uren subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, waarvan 20 uren subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 03 mei 2005 in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een of meer personen (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]) met een knuppel of een stok, althans een slagvoorwerp en/of met zijn vuist(en) en/of zijn hand(en) tegen het hoofd, althans het (boven)lichaam heeft geslagen en/of gestompt, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 03 mei 2005 in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] met een stok en/of met zijn vuisten en/of zijn handen tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] letsel hebben bekomen en pijn hebben ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
medeplegen van mishandeling, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Door de raadsman is ter terechtzitting van het hof een beroep gedaan op noodweer dan wel noodweerexces. Verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aldus de raadsman van verdachte.
Het hof gaat omtrent de feitelijke gang van zaken uit van het volgende. De broers [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben op 3 mei 2005 rond 21:00 uur aangebeld bij het huis van verdachte, hun oom. Binnen de familie was sprake van (een) conflict(en). Verdachte deed desondanks de voordeur open voor zijn neven. Deze maakten veel lawaai en riepen vervelende dingen. Zij hadden een agressieve houding. Verdachte heeft de deur weer dichtgedaan. [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] bleven aanbellen en op de deur kloppen. Verdachte deed de deur weer open. Hij heeft de broers gevraagd binnen te komen, naar eigen zeggen om te trachten de ruzie met zijn familieleden te sussen en om de buren het lawaai dat de broers maakten, te besparen. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] begonnen echter verdachte met hun vuisten te slaan. Ze drongen het huis binnen. Verdachte probeerde ze het huis weer uit te duwen. Een zoon en een (andere) neef van verdachte, ook aanwezig in de woning, schoten te hulp. Er ontstond een gevecht in de kleine hal tussen aan de ene kant verdachte, zijn zoon en zijn neef, en aan de andere kant de drie broers [naam]. Verdachte heeft bij de politie onder meer verklaard dat hij geen kant meer op kon. Tijdens dit gevecht heeft verdachte de bewezen verklaarde mishandelingen gepleegd.
Naar het oordeel van het hof is er, gelet op deze feiten, sprake van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van verdachte door de gebroeders [naam]. Verdachte mocht zichzelf tegen deze aanranding verdedigen. Van verdachte mocht in redelijkheid niet worden gevergd dat hij anders handelde dan hij heeft gedaan. Het door verdachte gebruikte geweld is - gelet op het geweld van de zijde van de broers [naam] - niet als disproportioneel aan te merken.
Verdachte is derhalve niet strafbaar voor de bewezen verklaarde feiten, zodat hij moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte als voormeld ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart verdachte niet strafbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G. Dam, voorzitter, mr. K. Lahuis en mr. A.J. Rietveld, in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen als griffier, zijnde mr. Rietveld voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.