ECLI:NL:GHLEE:2009:BJ4180

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
21 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000655-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling en diefstal met bedreiging met geweld door verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 21 juli 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1946, werd beschuldigd van vernieling en diefstal met bedreiging met geweld. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot straffen en had een maatregel opgelegd, evenals een beslissing genomen over de vordering van de benadeelde partij. De verdachte ging in hoger beroep, waarbij het hof het vonnis van de politierechter vernietigde en opnieuw recht deed.

De tenlastelegging omvatte twee zaken: zaak A, waarin de verdachte op 2 juli 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk en wederrechtelijk een blouse en een contactlens toebehorende aan [benadeelde] heeft vernield, en zaak B, waarin de verdachte op 19 oktober 2005 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een worst heeft weggenomen, vergezeld van bedreiging met geweld tegen een medewerker van het winkelbedrijf Edah. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten in zaak A en zaak B onder 1 primair, maar sprak hem vrij van de tenlastelegging in zaak B onder 2.

De strafmotivering van het hof hield rekening met de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoon van de verdachte. Het hof legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op, met een proeftijd van twee jaren, en een werkstraf van negentig uren. Tevens werd de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 425,- toegewezen, en werd de verdachte veroordeeld in de kosten van het geding. Het hof benadrukte dat de voorwaardelijke straf als stok achter de deur dient om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000655-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-654054-07 en 18-650554-06
Arrest van 21 juli 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 29 februari 2008 in de oorspronkelijk onder de parketnummers 18-654054-07 en 18-650554-06 afzonderlijk aangebrachte, maar ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde strafzaken, hierna te noemen respectievelijk zaak A en zaak B, tegen:
[verdachte],
geboren op [1946] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J. Dijkman, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis, in de gevoegde zaken, wegens misdrijven veroordeeld tot straffen, heeft een maatregel opgelegd en een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van zaak A en zaak B feit 1 primair en 2 subsidiair (schuldheling) zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf van 100 uren subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis. Voorts heeft zij gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 425,- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft ter terechtzitting de tenlastelegging gewijzigd overeenkomstig de vordering van de officier van justitie. Aan verdachte is, zoals gewijzigd, ten laste gelegd dat:
zaak A:
hij op of omstreeks 2 juli 2007, in de gemeente [gemeente], opzettelijk en wederrechtelijk een blouse, althans kleding, een contactlens en/of een bus, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] en/of het bedrijf [bedrijfsnaam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
zaak B
1.
hij op of omstreeks 19 oktober 2005, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een worst, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf Edah, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] (medewerker van genoemd winkelbedrijf), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte die [slachtoffer 1] de dreigende woorden heeft toegevoegd: "Gek ik maak je af" en/of "Ik sloop je" en/of "Ik kom terug, ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of daarbij heeft gepoogd die [slachtoffer 1] een kopstoot te geven, althans een kopstoot beweging in de richting van die [slachtoffer 1] heeft gemaakt en/of zijn, verdachtes vuist heeft opgeheven en/of aan die [slachtoffer 1] heeft getoond;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 19 oktober 2005, in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een worst, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf Edah, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte met voormeld oogmerk een worst uit de winkelvoorraad van voornoemd winkelbedrijf heeft gepakt en/of onder zich genomen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] (medewerker van genoemd winkelbedrijf), gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte die [slachtoffer 1] de dreigende woorden heeft toegevoegd: "Gek ik maak je af" en/of "Ik sloop je" en/of "Ik kom terug, ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of daarbij heeft gepoogd die [slachtoffer 1] een kopstoot te geven, althans een kopstoot beweging in de richting van die [slachtoffer 1] heeft gemaakt en/of zijn, verdachtes vuist heeft opgeheven en/of aan die [slachtoffer 1] heeft getoond;
2.
hij in of omstreeks de periode van 14 december 2003 tot en met 28 april 2006, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (merk Batavus, type Retro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 14 december 2003 tot en met 28 april 2006, in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, een fiets (merk Batavus, type Retro) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die fiets wist, althans redelijkerwijs kon vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Vrijspraak
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen in zaak B onder 2 primair en subsidiair aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte de fiets, als ten laste gelegd in zaak B onder 2 primair, gestolen heeft. Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de subsidiair ten laste gelegde heling van deze fiets eveneens niet kan worden bewezen. De door verdachte afgelegde verklaring met betrekking tot de omstandigheden waaronder de fiets verworven is rechtvaardigen niet de conclusie dat verdachte wist dan wel redelijkerwijze kon vermoeden dat de fiets door misdrijf verkregen was. Nu er geen ander bewijs is van de omstandigheden waaronder verdachte de fiets verkreeg dient verdachte van het feit te worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging
Ter terechtzitting is ter zake van zaak B feit 1 door en namens verdachte aangevoerd dat
verdachte geen opzet had op wederrechtelijke toe-eigening. Verdachte heeft de worst weliswaar in zijn zak gestoken maar bedoelde dit als een geintje, aldus de verdediging.
Het hof gaat uit van de volgende feitelijke gang van zaken.
Verdachte was op 19 oktober 2005 in de Edah in Groningen. Hij stopte een worst in een zak van zijn shirt. Dit werd gezien. Toen hij door een winkelmedewerker hierop werd aangesproken, reageerde verdachte direct verbaal agressief. Ook heeft verdachte meermalen een kopstootbeweging gemaakt in de richting van de medewerker, die dit kon ontwijken door zijn hoofd af te wenden. Verdachte heeft de medewerker meermalen bedreigd. Deze reactie van verdachte valt niet te rijmen met het door verdachte aangevoerde dat hij de worst als geintje in zijn zak heeft gestoken maar bevestigt dat verdachte opzettelijk en wederrechtelijk de wegneminghandeling heeft verricht. Het hof verwerpt het verweer.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de in zaak A en zaak B onder 1 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
zaak A:
hij op 2 juli 2007, in de gemeente [gemeente], opzettelijk en wederrechtelijk een blouse en een contactlens toebehorende aan [benadeelde] heeft vernield en/of onbruikbaar gemaakt.
zaak B
1 primair:
hij op 19 oktober 2005, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een worst, toebehorende aan het winkelbedrijf Edah, welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen
[slachtoffer 1] (medewerker van genoemd winkelbedrijf), gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte die [slachtoffer 1] de dreigende woorden heeft toegevoegd: "Gek ik maak je af" en "Ik sloop je" en "Ik kom terug, ik maak je dood" en daarbij heeft gepoogd die [slachtoffer 1] een kopstoot te geven, en zijn, verdachtes vuist heeft opgeheven en aan die [slachtoffer 1] heeft getoond.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld in zaak A en zaak B feit 1 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
zaak A:
vernieling;
zaak B, feit 1 primair:
diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 2 juli 2007 schuldig gemaakt aan vernieling van een contactlens en een blouse van [benadeelde], een buschauffeur, door cola over hem heen te gooien. Dit gebeurde na een conflict over een buskaartje. Verdachte heeft door zo te handelen niet alleen een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van [benadeelde], maar tevens zijn lichamelijke integriteit geschonden. [benadeelde], die niet wist wat voor vloeistof hij in zijn ogen kreeg, is bang geweest voor het effect hiervan op zijn ogen.
Verdachte heeft zich op 19 oktober 2005 schuldig gemaakt aan diefstal gevolgd door bedreiging met geweld. Daarmee heeft verdachte niet alleen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de winkelier, maar heeft tevens een medewerker vrees aangejaagd door hem te bedreigen.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 27 april 2009 - reeds meermalen voor vermogens- én geweldsdelicten is veroordeeld.
Doordat het hof komt tot een andere bewezenverklaring dan de advocaat-generaal en de rechter in eerste aanleg werkt dit door in de strafhoogte. Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat in beginsel een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf passend en geboden is. Om de nadelige effecten hiervan te voorkomen zal het hof deze straf voorwaardelijk opleggen met daarnaast een lange werkstraf. De voorwaardelijke straf dient tevens als stok achter de deur, teneinde te voorkomen dat verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat zijn vordering is toegewezen tot een bedrag van € 425,--. Over de gevorderde wettelijke rente heeft de politierechter niet beslist. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Gelet hierop kan het hof, hoewel de politierechter ten onrechte niet heeft beslist op de gevorderde wettelijke rente, op dat deel van de vordering niet beslissen. De voeging ter zake van de vordering tot schadevergoeding duurt (exclusief wettelijke rente) in het geding in hoger beroep voort.
In totaal wordt een bedrag van € 425,-- gevorderd, waarvan € 125,-- aan materiële schade en € 300,-- aan immateriële schade. Tegenover deze met bewijsstukken gestaafde vordering van de benadeelde partij is van de zijde van de verdediging slechts aangevoerd dat de vordering voor zover deze ziet op de materiële schade afgewezen dient te worden daar niet vast is komen te staan dat materiële schade is geleden en voor zover de vordering ziet op de immateriële schade deze gematigd dient te worden.
Het hof acht de vordering van de benadeelde partij tot het bedrag van € 425,- toewijsbaar nu voldoende is vast komen te staan dat door het in zaak A bewezen verklaarde feit aan het slachtoffer tot dat bedrag schade is berokkend en dat de schade aan verdachte kan worden toegerekend. Het hof zal derhalve de gehele vordering toewijzen.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Het hof zal voormeld toegewezen bedrag tevens toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 310, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte in zaak B onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte in zaak A en zaak B feit 1 primair ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als hiervoor vermeld in zaak A en in zaak B onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van één maand;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van negentig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijfenveertig dagen zal worden toegepast;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van vierhonderdvijfentwintig euro;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van vierhonderdvijfentwintig euro ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van acht dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W. Foppen, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. K. Lahuis, in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen als griffier, zijnde mr. Foppen voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
-