Parketnummer: 24-000004-09
Parketnummer eerste aanleg: 18-670347-08
Arrest van 30 juni 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 24 december 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1953] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in PI Veenhuizen, gevangenis Bankenbosch BB te Veenhuizen,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.J. Pellinkhof, advocaat te Assen.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en heeft een beslissing genomen op de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen ter zake van het hem onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde tot gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht. De advocaat-generaal heeft voorts de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 2750,- gevorderd, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, subsidiair 43 dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 januari 1992 tot en met 31 december 1995, te [plaats], in de gemeente [gemeente], in ieder geval in het arrondissement Groningen, meerdere malen, althans eenmaal, (telkens) met zijn minderjarige dochter [benadeelde] (geboren [1986]), die toen (telkens) de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde], hebbende verdachte (telkens)
- de schaamlippen van die [benadeelde] uit elkaar geduwd en/of die schaamlippen gestreeld en/of
- zijn vinger in de vagina van die [benadeelde] gestopt en/of met zijn vinger draaiende bewegingen gemaakt in de vagina van die [benadeelde] en/of
- met zijn mond kusjes gegeven op de vagina van die [benadeelde] en/of aan de vagina van die [benadeelde] gezogen en/of gelikt en/of met zijn tong in de vagina van die [benadeelde] bewogen en/of
- die [benadeelde] (terwijl hij in bad zat) zijn stijve penis laten wassen en/of strelen en/of haar aftrekkende beweging aan zijn penis laten maken en/of
- die [benadeelde] (terwijl ze bij hem op schoot zat) zijn stijve penis laten vastpakken en/of aaien;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 januari 1992 tot en met 31 december 1995, te [plaats], in de gemeente [gemeente], in ieder geval in het arrondissement Groningen, meerdere malen, althans eenmaal, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter, [benadeelde] (geboren [1986]), bestaande die ontucht hierin dat hij (telkens)
- de schaamlippen van die [benadeelde] uit elkaar heeft geduwd en/of die schaamlippen heeft gestreeld en/of
- zijn vinger in de vagina van die [benadeelde] heeft gestopt en/of met zijn vinger draaiende bewegingen heeft gemaakt in de vagina van die [benadeelde] en/of
- met zijn mond kusjes heeft gegeven op de vagina van die [benadeelde] en/of aan de vagina van die [benadeelde] heeft gezogen en/of heeft gelikt en/of met zijn tong in de vagina van die [benadeelde] heeft bewogen en/of
- die [benadeelde] (terwijl hij in bad zat) zijn stijve penis heeft laten wassen en/of strelen en/of haar aftrekkende beweging aan zijn penis heeft laten maken en/of
- die [benadeelde] (terwijl ze bij hem op schoot zat) zijn stijve penis heeft laten vastpakken en/of aaien;
2.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 januari 1991 tot en met 31 december 1994, te [plaats], in de gemeente [gemeente], in ieder geval in het arrondissement Groningen, meerdere malen, althans eenmaal, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter, [slachtoffer] (geboren op [1984]), bestaande die ontucht hierin dat hij (telkens)
- een hand van die [slachtoffer] beetpakte en met die hand over zijn ontblote en stijve penis heen en weer wreef en/of
- met (een van) zijn hand(en) onder de kleding van die [slachtoffer] haar blote borsten heeft betast, gestreeld en vastgehouden en met zijn duim draaiende bewegingen over (een van) haar tepel(s) heeft gemaakt.
Overweging ten aanzien van het bewijs
Door en namens verdachte is ter terechtzitting van het hof aangevoerd dat het ten laste gelegde niet bewezen kan worden, zodat verdachte daarvan vrijgesproken zou moeten worden. De raadsman van verdachte heeft - zakelijk weergegeven - betoogd dat de aangiftes van verdachtes beide dochters onbetrouwbaar zijn en derhalve niet tot het bewijs kunnen dienen. Deze aangiftes zouden namelijk zijn ingegeven door wraakgevoelens van de dochters tegen hun vader vanwege het feit dat hij hen, door zijn periodieke alcoholmisbruik, geen prettige jeugd heeft gegeven en vanwege de onenigheid tussen verdachte en zijn ex-vrouw over de boedelverdeling na hun echtscheiding. Ook de verklaring van verdachtes ex-vrouw zou om deze reden onbetrouwbaar zijn. Ook is er, aldus de raadsman, onvoldoende steunbewijs om tot een veroordeling van verdachte te komen. Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Anders dan de raadsman heeft betoogd, is het hof van oordeel dat de aangiftes van de dochters van verdachte, [slachtoffer] en [benadeelde], geloofwaardig en betrouwbaar zijn. Met betrekking tot de motieven die verdachtes dochters en ex-vrouw zouden hebben gehad voor het afleggen van hun verklaringen, overweegt het hof dat niet aannemelijk is geworden dat deze zijn ingegeven door wraakgevoelens. Enerzijds zijn er geen redengevende feiten of omstandigheden aangevoerd die de genoemde motieven ondersteunen, anderzijds blijken deze ook niet uit het dossier. Het hof acht op grond van de aangiftes van [slachtoffer] en [benadeelde], die gesteund worden door de verklaringen van verdachtes ex-vrouw en verdachtes familieleden en de dagboekaantekening van [benadeelde], welke naar het oordeel van het hof authentiek en betrouwbaar is, wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte is
ten laste gelegd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op verschillende tijdstippen, in de periode van 1 januari 1992 tot en met 31 december 1995, te [plaats], in de gemeente [gemeente], meerdere malen, telkens met zijn minderjarige dochter [benadeelde] (geboren [1986]), die toen telkens de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, telkens een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde], hebbende verdachte
- de schaamlippen van die [benadeelde] uit elkaar geduwd en die schaamlippen gestreeld en
- zijn vinger in de vagina van die [benadeelde] gestopt en met zijn vinger draaiende bewegingen gemaakt in de vagina van die [benadeelde] en
- met zijn mond kusjes gegeven op de vagina van die [benadeelde] en aan de vagina van die [benadeelde] gezogen en gelikt en met zijn tong in de vagina van die [benadeelde] bewogen en
- die [benadeelde] terwijl hij in bad zat zijn stijve penis laten wassen en strelen en haar aftrekkende bewegingen aan zijn penis laten maken en
- die [benadeelde] terwijl ze bij hem op schoot zat zijn stijve penis laten vastpakken en aaien;
2.
hij op verschillende tijdstippen, in de periode van 1 januari 1991 tot en met 31 december 1994, te [plaats], in de gemeente [gemeente], meerdere malen, telkens ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter, [slachtoffer] (geboren op [1984]), bestaande die ontucht hierin dat hij
- een hand van die [slachtoffer] beetpakte en met die hand over zijn ontblote en stijve penis heen en weer wreef en
- met een van zijn handen onder de kleding van die [slachtoffer] haar blote borsten heeft betast, gestreeld en vastgehouden en met zijn duim draaiende bewegingen over een van haar tepels heeft gemaakt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair en onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
onder 1 primair: met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
onder 2: ontucht plegen met zijn minderjarige kind.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan en gelet op de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft gedurende een periode van vier jaar zijn minderjarige dochter [benadeelde] meerdere malen misbruikt, waarbij hij haar lichaam is binnengedrongen en ontuchtige handelingen met haar heeft gepleegd en haar ontuchtige handelingen heeft laten plegen. Daarnaast heeft verdachte ontuchtige handelingen gepleegd met zijn minderjarige dochter [slachtoffer] en haar ontuchtige handelingen laten plegen. Verdachte heeft bij zijn handelen alleen oog gehad voor zijn eigen behoeftebevrediging en heeft zich op generlei wijze bekommerd om de gevoelens van de jonge slachtoffers en hun (seksuele) ontwikkeling. Door zijn handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Het is algemeen bekend dat dergelijke feiten grote schade kunnen toebrengen aan de ontwikkeling van jonge kinderen. Dat de feiten een grote impact op de slachtoffers hebben gehad, blijkt ook uit de verklaringen die [benadeelde] en [slachtoffer], gebruikmakend van hun spreekrecht als slachtoffer, ter terechtzitting hebben afgelegd.
[benadeelde] heeft ter terechtzitting verklaard dat zij 'thuis' nooit als veilige plek heeft ervaren en altijd bang is geweest voor haar vader. Tijdens het misbruik voelde ze zich raar en vies, maar tegelijkertijd zat zij in een loyaliteitsconflict: ze durfde geen 'nee' tegen haar vader te zeggen. Jarenlang vertelde ze niemand van het misbruik, maar toen ze in 2005 eindelijk alles had verteld, stortte ze volledig in. Ze is opgenomen in een psychiatrische kliniek en is depressief. De kans dat ze een normaal leven zal leiden, ziet ze somber in. [slachtoffer] heeft ter terechtzitting verklaard gevoelens van boosheid, haat maar ook machteloosheid te hebben ervaren.
De strafbare handelingen van verdachte hebben nog steeds effect op de levens van de slachtoffers. Als vader van de slachtoffers heeft hij het vertrouwen dat kinderen in hun vader mogen stellen en de veiligheid die zij van hem mogen verwachten op een buitengewoon ernstige wijze beschaamd en veronachtzaamd.
Bij het bepalen van de straf heeft het hof rekening gehouden met een verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 april 2009, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Het hof heeft voorts kennis genomen van de omtrent verdachte opgemaakte rapportages, te weten het Voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland d.d. 5 december 2008 en het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia, d.d. 15 oktober 2008. Uit deze rapportages blijkt dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis. Verdachte heeft een stemmingsstoornis en persoonlijkheidsstoornis in de vorm van begrenzingsproblemen. Het hof houdt er rekening mee dat verdachte als gevolg hiervan als licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd voor de bewezenverklaarde feiten. Ook neemt het hof in aanmerking dat de kans op recidive wordt ingeschat als gering.
Het hof is met de advocaat-generaal en evenals de rechtbank van oordeel dat gelet op de aard van de strafbare feiten, de ernst daarvan, de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd en de langdurige periode waarin zij zijn gepleegd, een vrijheidsbenemende straf van langere duur gerechtvaardigd is.
Vordering benadeelde partij
Uit het onderzoek ter 's hofs terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij
[benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort. Blijkens het voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces vordert de benadeelde partij vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 2.750,-.
Het hof acht de vordering van de benadeelde partij tot het bedrag van € 2.750,- toewijsbaar nu voldoende is komen vast te staan dat door de bewezen verklaarde feiten aan het slachtoffer tot dat bedrag schade is berokkend en dat de schade aan verdachte kan worden toegerekend.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Het hof is met betrekking tot het bewezen verklaarde feit van oordeel dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bewezen verklaarde feiten zijn toegebracht. Voormelde schade wordt door het hof vastgesteld op een bedrag van € 2.750,-.
Het hof acht het in het belang van de benadeelde partij aan de verdachte de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van dat bedrag ten behoeve van de benadeelde partij, in voege als na te melden.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f (oud), 244 en 249 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair en onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van tweeduizend zevenhonderdvijftig euro;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van tweeduizend zevenhonderdvijftig euro ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van drieënveertig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
Dit arrest is aldus gewezen door mr. K. Lahuis, voorzitter, mr. S.H. Wachter, en mr. G.J. Niezink, in tegenwoordigheid van
B.W. Mulder als griffier, zijnde mr. Niezink voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.