ECLI:NL:GHLEE:2009:BI8121

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
12 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
000145-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte voor slopen in afwijking van sloopvergunning en toewijzing van lijfsdwang

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 12 juni 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep. De verdachte werd vrijgesproken van het tenlastegelegde slopen in afwijking van de verleende sloopvergunning. Het hof oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de sloopwerkzaamheden van de verdachte onder de vergunning vielen, terwijl het slopen zonder vergunning niet was tenlastegelegd. De zaak betreft ook een vordering van de advocaat-generaal ex artikel 577c van het Wetboek van Strafvordering, waarbij de veroordeelde een geldbedrag van € 441.647,95 moest betalen ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Na executie van de gelegde beslagen resteerde er een openstaande vordering van € 367.266,08.

Tijdens de behandeling in raadkamer op 29 mei 2009 heeft het hof de advocaat-generaal, de veroordeelde en zijn raadsman gehoord. De advocaat-generaal verzocht om verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang voor de duur van 540 dagen, omdat de veroordeelde niet aan zijn betalingsverplichting voldeed. De veroordeelde stelde dat hij niet in staat was om te betalen en leefde van een uitkering, maar het hof oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij buiten staat was om aan zijn verplichtingen te voldoen. Het hof concludeerde dat er aanwijzingen waren dat de veroordeelde mogelijk vermogen had ondergebracht bij familie of in het buitenland.

Uiteindelijk heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal toegewezen en verlof verleend tot de tenuitvoerlegging van lijfsdwang voor de duur van 540 dagen. Dit besluit is genomen op basis van de openstaande vordering en de omstandigheden van de zaak, waarbij het hof de vordering in overeenstemming achtte met de geldende richtlijnen voor lijfsdwang.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Beschikking d.d. 12 juni 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, openbare raadkamer, op de vordering van de advocaat-generaal ex artikel 577c van het Wetboek van Strafvordering betreffende de veroordeelde:
[veroordeelde],
geboren op [1968] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
in persoon verschenen en bijgestaan door zijn raadsman mr. S.A.S. Jansen, advocaat te Amersfoort.
De inhoud van de vordering
Aan de veroordeelde is bij uitspraak van dit hof d.d. 30 maart 2005 een maatregel ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht opgelegd, te weten de verplichting tot betaling aan de Staat van een geldbedrag van € 441.647,95 ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel. De openstaande vordering bedraagt na executie van de gelegde beslagen € 367.266,08.
Uit een schrijven van het CJIB van 2 maart 2009 blijkt dat er beslag is gelegd op een bankrekening in Marokko, waarvan naar verwachting de opbrengst ongeveer € 100.000 zal bedragen. Voorts maakt de veroordeelde gebruik van diverse klassieke Mercedessen die niet op zijn naam staat en woont hij in een huis dat in 2000 voor fl. 530.000 door twee broers van hem is gekocht. Daarom bestaat het vermoeden dat veroordeelde zijn vermogen heeft ondergebracht bij familie en/of in Marokko. Een betalingsvoorstel van de veroordeelde van € 50,- per maand is afgewezen, omdat het in geen verhouding staat tot het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Naar het oordeel van de advocaat-generaal moet de veroordeelde in staat worden geacht de opgelegde ontnemingsmaatregel te kunnen voldoen en ligt het op zijn weg om aannemelijk te maken dat hij niet in staat is om aan de betalingsverplichting te voldoen. Bij de vordering d.d. 12 maart 2009 vraagt de advocaat-generaal daarom verlof om een lijfsdwang voor de duur van 540 dagen ten uitvoer te leggen.
De behandeling in raadkamer
Het hof heeft in de openbare raadkamer van 29 mei 2009 gehoord de advocaat-generaal, de veroordeelde en zijn raadsman.
Het hof heeft voorts kennis genomen van de stukken, waaronder de vordering.
Beoordeling van de vordering
Artikel 577c van het Wetboek van Strafvordering houdt in dat, indien de veroordeelde niet voldoet aan het vonnis of arrest waarbij de verplichting is opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, en volledig verhaal op grond van de artikelen 574 tot en met 576 van het Wetboek van Strafvordering op diens vermogen niet mogelijk is gebleken, de rechter op vordering van de officier van justitie verlof kan verlenen tot de tenuitvoerlegging van lijfsdwang van ten hoogste drie jaar. Ingevolge het vierde lid van artikel 577c van het Wetboek van Strafvordering wordt de vordering niet toegewezen, indien de veroordeelde aannemelijk maakt dat hij buiten staat is aan de betalingsverplichting te voldoen.
Door en namens de betrokkene is aangevoerd dat hij niet in staat is aan de betalingsverplichting te voldoen. Hij leeft van een uitkering en is aangewezen op hulp van zijn familie. Hij zou maximaal € 150,- per maand kunnen betalen. Bovendien kan nog niet worden gezegd dat verhaal niet mogelijk is gebleken. Het verhaal op de bankrekening in Marokko is namelijk nog niet afgerond. Indien het beslag op die rekening zou worden opgeheven, kan veroordeelde ervoor zorgen dat het bedrag snel op de rekening van het CJIB wordt gestort. Ten slotte is aangevoerd dat het gevorderde aantal dagen lijfsdwang in geen verhouding staat tot het openstaande bedrag. Zeker als het bedrag waarop beslag is gelegd in Marokko daarop in mindering wordt gebracht.
Naar het oordeel van het hof heeft de veroordeelde niet aannemelijk gemaakt dat hij buiten staat is aan de betalingsverplichting te voldoen. Het enkele feit dat geen op zijn naam geregistreerd vermogen meer is aangetroffen laat onverlet dat er aanwijzingen zijn dat hij mogelijk vermogen elders heeft ondergebracht en daarover wel kan beschikken. Aangezien niet is gebleken van verdere verhaalsmogelijkheden, is het hof van oordeel dat de vordering van de advocaat-generaal om verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang te verlenen dient te worden toegewezen. Het gevorderde aantal dagen is, gelet op het openstaande bedrag, in overeenstemming met de door het LOVS op 30 januari 2009 vastgestelde "Tabel lijfsdwang", ook indien de geschatte opbrengst van het beslag in Marokko op dat openstaande bedrag in mindering zou worden gebracht. Het hof zal de vordering daarom toewijzen voor de duur van 540 dagen.
HET HOF,
BESCHIKKENDE:
verleent de advocaat-generaal verlof tot de tenuitvoerlegging van lijfsdwang voor de duur van 540 dagen.
Aldus gegeven door mr. H.M. Poelman als voorzitter, mrs. S.H. Wachter en A.J. Rietveld, in tegenwoordigheid van mr. H. de Ruijter als griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier voornoemd.
3