ECLI:NL:GHLEE:2009:BI7072

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
9 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002339-07
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens noodweer na mishandeling van echtgenote

In deze zaak gaat het om de vervolging van een verdachte die zijn echtgenote in de periode van 1 december 2004 tot en met 30 juli 2006 meermalen zou hebben mishandeld. De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte schuldig verklaard aan de mishandeling, maar geen straf of maatregel opgelegd. De verdachte heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Tijdens de behandeling in hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw bekeken en geconcludeerd dat de verdachte voor twee van de drie ten laste gelegde mishandelingen vrijgesproken moet worden. Het hof honoreert het beroep op noodweer met betrekking tot de derde mishandeling, die plaatsvond op 29 juli 2006.

De verdachte heeft verklaard dat hij op die dag thuis televisie zat te kijken toen zijn echtgenote, de aangeefster, thuis kwam en er een woordenwisseling ontstond. Deze woordenwisseling escaleerde in een worsteling, waarbij de aangeefster hem om zijn keel greep. De verdachte heeft in zijn verdediging aangevoerd dat hij zijn echtgenote in de arm heeft gebeten om aan haar verstikkende greep te ontsnappen. Het hof heeft vastgesteld dat het geweld dat de verdachte heeft gebruikt niet disproportioneel was en dat hij zich in deze situatie mocht verdedigen.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte van alle rechtsvervolging ontslagen. De uitspraak van het hof is gedaan op 9 juni 2009, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.G. de Jong. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de overige ten laste gelegde feiten, omdat deze niet bewezen konden worden.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002339-07
Parketnummer eerste aanleg: 19-606306-06
Arrest van 9 juni 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 12 september 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1966] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verblijvende te [verblijfplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.G. de Jong, advocaat te Oosterbeek.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis schuldig verklaard aan de aan hem ten laste gelegde (meermalen gepleegde) mishandeling, en heeft aan hem geen straf op maatregel opgelegd, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een geldboete van zeshonderd euro, subsidiair twaalf dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd, dat:
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode 1 december 2004 tot en met 30 juli 2006 in de gemeente [gemeente] (telkens) opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), meermalen bij de keel heeft gepakt en/of die keel heeft dichtgeknepen en/of heeft geslagen en/of heeft gestompt en/of in de arm heeft gebeten, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 29 juli 2006 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]) in de arm heeft gebeten, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen, en overweegt te dien aanzien het volgende.
Blijkens de inhoud van het dossier en de behandeling ter terechtzitting ziet de tenlastelegging op een drietal (reeksen van) gebeurtenissen in de ten laste gelegde periode, te weten:
- mishandeling in december 2004;
- mishandeling op 30 april 2005;
- mishandeling op 29/30 juli 2006.
Met betrekking tot de mishandeling in december 2004 is een drietal foto's aan het dossier toegevoegd met als bijschrift "letselfoto's van 8-12-2004". Op de voorzijde van elk van deze foto's is bij wijze van aanduiding van de datum (waarop de foto's zijn gemaakt) afgedrukt "8 12 '04". Op de achterzijde van de foto's is respectievelijk afgedrukt: "HEMA 196652 18/08/04 121 33", "HEMA 196652 18/08/04 121 34" en "HEMA 196652 18/08/04 121 35". Hieruit blijkt dat deze foto's op 18 augustus 2004 werden afgedrukt, zodat zij onmogelijk in december 2004 kunnen zijn gemaakt. Dit ondersteunt de stelling van verdachte, dat deze foto's betrekking hebben op een gebeurtenis in juli of augustus 2004, en dat die gebeurtenis derhalve buiten de ten laste gelegde periode is gelegen. Omdat zich voor het overige van een mishandeling in december 2004, en van een mishandeling op koninginnedag 2005 geen bewijsmiddelen in het dossier bevinden, spreekt het hof de verdachte in zoverre vrij.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
mishandeling.
Strafbaarheid
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting van het hof een beroep gedaan op noodweer. Verdachte zou moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aldus de verdediging.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof de volgende feitelijke gang van zaken vast. Op 29 juli 2006 zat verdachte thuis televisie te kijken. Zijn echtgenote/aangeefster, [slachtoffer], kwam thuis en er ontstond een woordenwisseling tussen hen beiden. De woordenwisseling ontaardde in een worsteling. Daarbij is aangeefster op enig moment door verdachte in haar arm gebeten.
Verdachte heeft erkend dat hij zijn echtgenote in haar arm heeft gebeten. Volgens verdachte sloeg zijn echtgenote echter plotseling haar arm om zijn keel, en kneep daarbij zijn keel dicht. Verdachte kon zich niet uit die greep los maken. Hierop heeft hij zijn echtgenote in de onderarm gebeten teneinde aan haar verstikkende greep te kunnen ontkomen.
Gelet op het vorenstaande acht het hof het aannemelijk geworden dat verdachte het bewezen verklaarde feit heeft begaan teneinde zichzelf te verdedigen tegen de aanval van [slachtoffer], derhalve ter noodzakelijke verdediging van zijn eigen lijf
tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding en onmiddellijk dreigend gevaar hiervoor. Naar het oordeel van het hof mocht verdachte zich in de gegeven situatie op deze wijze verdedigen. Het door verdachte gebruikte geweld is niet als disproportioneel aan te merken.
Verdachte is derhalve niet strafbaar voor het bewezen verklaarde feit, zodat hij moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart verdachte niet strafbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. S.H. Wachter, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. A.J. Rietveld, in tegenwoordigheid van mr. A. Meester als griffier.