ECLI:NL:GHLEE:2009:BI6004
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- P.J.M. van den Bergh
- H.J. Deuring
- J. Hielkema
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van poging tot moord en medeplichtigheid in zaak met muizengif
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 2 juni 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Groningen. De verdachte werd vrijgesproken van het (mede)plegen van een poging tot moord, poging tot doodslag, en poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade jegens de moeder en het broertje van zijn medeverdachte. De rechtbank had de verdachte eerder vrijgesproken, en de officier van justitie ging in hoger beroep. Tijdens de zitting in hoger beroep werd het onderzoek voortgezet, waarbij zowel de verklaringen van de verdachte als die van de medeverdachte aan bod kwamen. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een werkstraf en het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis zou opheffen.
De tenlastelegging omvatte het medeplegen van een poging tot moord en medeplichtigheid aan die feiten. De verdachte had muizengif gekocht en geleverd aan de medeverdachte, die het vervolgens in voedsel voor haar moeder en broertje had willen verwerken. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het opzet van de verdachte om de ten laste gelegde feiten te plegen. De verklaringen van de verdachte en de medeverdachte waren inconsistent, en het hof kwam niet tot de overtuiging dat de verdachte opzet had gehad op de gevolgen van zijn handelen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.
Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en sprak de verdachte vrij van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Tevens werd het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Deze uitspraak benadrukt het belang van bewijs en opzet in strafzaken, vooral in gevallen waar ernstige beschuldigingen worden geuit.