ECLI:NL:GHLEE:2009:BI6004

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
2 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001128-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot moord en medeplichtigheid in zaak met muizengif

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 2 juni 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Groningen. De verdachte werd vrijgesproken van het (mede)plegen van een poging tot moord, poging tot doodslag, en poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade jegens de moeder en het broertje van zijn medeverdachte. De rechtbank had de verdachte eerder vrijgesproken, en de officier van justitie ging in hoger beroep. Tijdens de zitting in hoger beroep werd het onderzoek voortgezet, waarbij zowel de verklaringen van de verdachte als die van de medeverdachte aan bod kwamen. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een werkstraf en het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis zou opheffen.

De tenlastelegging omvatte het medeplegen van een poging tot moord en medeplichtigheid aan die feiten. De verdachte had muizengif gekocht en geleverd aan de medeverdachte, die het vervolgens in voedsel voor haar moeder en broertje had willen verwerken. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het opzet van de verdachte om de ten laste gelegde feiten te plegen. De verklaringen van de verdachte en de medeverdachte waren inconsistent, en het hof kwam niet tot de overtuiging dat de verdachte opzet had gehad op de gevolgen van zijn handelen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.

Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en sprak de verdachte vrij van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Tevens werd het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Deze uitspraak benadrukt het belang van bewijs en opzet in strafzaken, vooral in gevallen waar ernstige beschuldigingen worden geuit.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001128-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-641029-07
Arrest van 2 juni 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank [plaats] van 9 april 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.P. Eckert, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Hij heeft dit hoger beroep aan verdachte doen betekenen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf van 100 uren subsidiair 50 dagen vervangende jeugddetentie, met aftrek van voorarrest, waarvan 50 uren subsidiair 25 dagen vervangende jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde oplegging van de maatregel Hulp en Steun. Voorts heeft zij gevorderd het geschorste bevel voorlopige hechtenis op te heffen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 10 tot en met 12 oktober 2007 te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 1] (de moeder van [medeverdachte] en/of [slachtoffer 2] (het broertje van [medeverdachte] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, muizengif heeft gekocht voor en/of heeft geleverd aan [medeverdachte], waarna die [medeverdachte] muizengif in een pizzabroodje (van [slachtoffer 1]) heeft gedaan en/of muizengif met hagelslag heeft vermengd en/of (vervolgens) een boterham met hagelslag heeft gemaakt (voor [slachtoffer 2]) en/of muizengif in de koffiepot heeft gedaan en/of (vervolgens) (daarmee) koffie heeft gezet (voor [slachtoffer 1]), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte] in of omstreeks de periode van 10 tot en met 12 oktober 2007 te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door haar voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 1] (haar moeder) en/of [slachtoffer 2] (haar broertje) van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, aan [verdachte] heeft gevraagd om muizengif voor haar te kopen en/of aan haar te leveren en/of (vervolgens) muizengif in een pizzabroodje (van haar moeder) heeft gedaan en/of muizengif met hagelslag heeft vermengd en/of (vervolgens) een boterham met hagelslag heeft gemaakt (voor haar broertje) en/of muizengif in de koffiepot heeft gedaan en/of (vervolgens) (daarmee) koffie heeft gezet (voor haar moeder), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en dat
hij op of omstreeks 10 oktober 2007 te [plaats] opzettelijk behulpzaam is geweest bij en/of middelen heeft verschaft tot het plegen van bovenvermeld feit, immers heeft verdachte opzettelijk muizengif gekocht voor en/of geleverd aan [medeverdachte].
Vrijspraak
Aan verdachte is primair - kort gezegd - ten laste gelegd het medeplegen van een poging tot moord, dan wel poging tot doodslag, dan wel poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade jegens [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (respectievelijk de moeder en het broertje van medeverdachte [medeverdachte]). Subsidiair is ten laste gelegd de medeplichtigheid aan die feiten.
Voor het bewijs dat verdachte de ten laste gelegde feiten alleen of tezamen en in vereniging heeft gepleegd, dient wettig en overtuigend te worden bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op de in de tenlastelegging genoemde gevolgen.
Het hof stelt vast dat verdachte op 10 oktober 2007 een doos met daarin acht zakjes muizenkorrels heeft gekocht en die doos met inhoud de volgende dag aan medeverdachte [medeverdachte] heeft gegeven.
[medeverdachte] heeft vervolgens vijf zakjes uit die doos in een kluisje op haar school gedeponeerd. Drie zakjes heeft ze meegenomen. Op 11 en 12 oktober 2007 heeft [medeverdachte] een kleine hoeveelheid muizenkorrels aan het brood(beleg) en de koffie toegevoegd, welk voedsel was bestemd voor haar moeder en, voor wat betreft het brood en broodbeleg (hagelslag), voor haar broertje [slachtoffer 2]. Verdachte was bij het handelen van [medeverdachte] niet aanwezig.
Verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard vóór en na het geven van de muizenkorrels aan [medeverdachte], niet te hebben geweten wat [medeverdachte] met de muizenkorrels wilde doen. Hij had wel een vermoeden dat [medeverdachte] de korrels aan haar moeder, met wie ze een slechte band had, wilde toedienen, maar hij dacht dat ze dat nooit werkelijk zou doen.
[medeverdachte] en verdachte hebben bij de politie verklaard over de wijze waarop en de mate waarin ze hebben gesproken over de aanschaf van muizenkorrels (of rattengif), het gebruik daarvan en de mogelijke (gewilde) gevolgen. Die verklaringen zijn op die punten echter onderling weinig consistent. Het hof heeft in de zaak van [medeverdachte] niet bewezen geacht dat zij heeft gehandeld met het opzet om haar moeder zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, laat staan om het leven te brengen. Ook ten opzichte van deze verdachte heeft het hof niet de overtuiging bekomen dat verdachte het opzet heeft gehad om de ten laste gelegde feiten te plegen, al dan niet tezamen en in vereniging met [medeverdachte]. Het hof zal verdachte dan ook van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
Subsidiair is aan verdachte ten laste gelegd dat hij als medeplichtige behulpzaam is geweest aan (een) door [medeverdachte] gepleegd(e) misdrijf/misdrijven. Nu [medeverdachte] van het haar ten laste gelegde is vrijgesproken is er van de in de tenlastelegging bedoelde strafbare medeplichtigheid aan een door haar gepleegd misdrijf geen sprake meer en dient verdachte ook hiervan te worden vrijgesproken.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P.J.M. van den Bergh, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. J. Hielkema, in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen als griffier.