ECLI:NL:GHLEE:2009:BI3377

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
8 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001570-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot rijbewijsvaliditeit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 8 mei 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Groningen. De verdachte was eerder veroordeeld voor het rijden zonder geldig rijbewijs, in strijd met artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte voerde aan dat hij in het bezit was van een Italiaans rijbewijs, dat geldig was van 24 september 2007 tot 13 januari 2016. Het hof overwoog dat de verdachte sinds 1994 in Nederland woonachtig was en dat op basis van de Wegenverkeerswet 1994 geen geldig rijbewijs kon worden erkend. Het hof oordeelde dat de inwisselverplichting van het rijbewijs in strijd was met het EU-recht, maar dat de geldigheidsduur van het rijbewijs voldeed aan de Europese richtlijnen. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en verklaarde het ten laste gelegde bewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van €250,- en vervangende hechtenis van vijf dagen bij niet-betaling. Daarnaast werd een voorwaardelijke hechtenis van twee weken opgelegd met een proeftijd van twee jaar. Het hof achtte de verdachte strafbaar en legde de straf op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan.

Uitspraak

Gerechtshof te Leeuwarden
Parketnummer: 24-001570-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-500433-08
Arrest van 8 mei 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, enkelvoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Groningen van 3 juni 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1962] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte
mr. J. Pieters, advocaat te Sneek.
Het vonnis waarvan beroep
De kantonrechter heeft de verdachte bij het vonnis wegens een overtreding veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk gemachtigd te zijn
verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan verdachte is telastegelegd en verdachte zal veroordelen tot een geldboete van € 250,-, subsidiair 5 dagen hechtenis en een hechtenisstraf voor de duur van 2 weken, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Van de terechtzitting in eerste aanleg is geen proces-verbaal opgemaakt. Daarom kan het hof niet beoordelen of het onderzoek in eerste aanleg overeenkomstig de wet heeft plaatsgevonden en of het vonnis aan de wettelijke eisen voldoet. Het vonnis zal om deze reden worden vernietigd en het hof zal opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
dat hij op of omstreeks 1 december 2007, te en in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de [straatnaam], zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
Beoordeling verweren
Namens de verdachte is aangevoerd, dat hij zou moeten worden vrijgesproken, omdat hij ten tijde van de ten laste gelegde feiten wel in het bezit was van een Italiaans rijbewijs, welke hij in kopie heeft overgelegd en waaruit een geldigheidsduur blijkt in de periode van 24 september 2007 tot 13 januari 2016.
Het hof overweegt hieromtrent, dat de betrokkene reeds vanaf 1994 zich in Nederland heeft gevestigd, zodat noch op grond van het bepaalde bij artikel 108, lid 1 aanhef en onder h (oud) juncto artikel 109 (oud) van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994), noch op grond van artikel 108, lid 1 aanhef en onder h sprake is van een in Nederland geldig rijbewijs.
Voorts is aangevoerd dat de inwisselverplichting gebaseerd op het bepaalde in artikel 108, onder h strijdig is met het uit het EU-recht voortvloeiende recht op vrij verkeer van personen. De Wegenverkeerswet 1994 is in zoverre onverbindend wegens strijd met het Europese recht. Daartoe wordt gerefereerd aan een tweetal uitspraken van het Europese Hof van Justitie, zaak C-253/01 (Krüger tegen Dienst Wegverkeer) en zaak C-193/94 (Chryssanthakopoulos).
De memorie van toelichting bij de wet van 9 december 2004, waarbij onder meer artikel 109 van de WVW 1994 is komen te vervallen en artikel 108 van die wet is gewijzigd (kamerstukken II 2003/4 29545, nr 3) houdt ten aanzien daarvan in:
"Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft in zijn op 10 juli 2003 gewezen arrest in zaak C-246/00 geconcludeerd dat de in artikel 109 van de Wegenverkeerswet 1994 voorziene regeling inzake de registratie van door andere EU-lidstaten en EER-staten afgegeven rijbewijzen, waarvan de houder zich in Nederland heeft gevestigd, zich niet verdraagt met het in artikel 1, tweede lid, van richtlijn nr. 91/439/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 juli 1991 betreffende het rijbewijs ([rijbewijsnummer]) neergelegde beginsel dat de lidstaten elkaars rijbewijzen dienen te erkennen. Weliswaar wordt de in de Wegenverkeerswet 1994 voorziene registratieregeling zonder onderscheid toegepast, vindt de maatregel zijn rechtvaardiging in dwingende redenen van algemeen belang - i.c. de verkeersveiligheid - en is de maatregel geschikt om de verwezenlijking van de met de maatregel nagestreefde doelen - het mogelijk maken van een effectieve controle en het zoveel mogelijk tegengaan van fraude - te waarborgen, doch de maatregel gaat naar het oordeel van het Hof van Justitie verder dan hetgeen noodzakelijk is om de nagestreefde doelen te bereiken. Ter uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie zal artikel 109 van de Wegenverkeerswet 1994 daarom dienen te vervallen. Artikel I onderdeel E, voorziet daarin.
Het Hof van Justitie heeft in zijn arrest in zaak C-246/00 voorts geconcludeerd dat de in de Wegenverkeerswet 1994 voorziene wijze van berekening van de resterende geldigheidsduur in Nederland van door andere EU-lidstaten en andere EER-staten afgegeven rijbewijzen, waarvan de houder zich in Nederland heeft gevestigd, op zich geen schending vormt van het in richtlijn 91/439/EEG vervatte beginsel van onderlinge erkenning van rijbewijzen. Gezien deze conclusie van het Hof van Justitie kan de in de Wegenverkeerswet 1994 voorziene wijze van berekening, waarbij wordt uitgegaan van de datum waarop het betrokken rijbewijs is afgegeven in de lidstaat van herkomst, en niet van de datum waarop de betrokken houder zich in Nederland heeft gevestigd, worden gehandhaafd. In verband met het vervallen van de registratieregeling dient artikel 108, eerste lid, onderdeel h, echter opnieuw te worden geformuleerd. Artikel I, onderdeel D, voorziet daarin."
Uit een en ander blijkt, dat de berekening van de geldigheidsduur als weergegeven in artikel 108, eerste lid, aanhef en onder h WVW 1994 voldoet aan de vereisten van de Richtlijn 91/349/EEG, terwijl ook anderszins niet blijkt van strijd met die richtlijn of met de Richtlijn 2006/126/EEG (PB L403 van 30 december 2006) waaruit blijkt dat de EU-lidstaten elkaars rijbewijzen erkennen.
Bewezenverklaring
dat hij op 1 december 2007, te en in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de [straatnaam], zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de overtreding:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Het hof heeft zich bij het bepalen van de straf mede laten leiden door de in dezen toepasselijke "Richtlijn voor strafvordering, tarieven en feitomschrijvingen voor misdrijven, overtredingen en gedragingen als bedoeld in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften". In aanmerking genomen dat het onderhavige feit blijkens het uittreksel justitiële documentatie d.d. 16 januari 2009 binnen 4 jaar na afdoening van de eerste overtreding is gepleegd, acht het hof geen reden aanwezig om van de door de advocaat-generaal gevorderde straf af te wijken en zal daarom na te melden straf opleggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 107, 177 en 178 van de Wegenverkeerswet 1994.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van tweehonderdvijftig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijf dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
veroordeelt hem tevens tot hechtenis voor de duur van twee weken, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. A. Dijkstra, in tegenwoordigheid van
mr. H.J. Samplonius als griffier.