Uit de stukken en uit hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, leidt het hof de navolgende gang van zaken af.
Aangever, hierna te noemen [slachtoffer], rijdt over autosnelweg de [snelweg] in de richting van [plaats 2], komend uit de richting [plaats 3]. Hij bevindt zich met zijn motor, een Yamaha RN12, achter een vrachtwagen op de rechterweghelft van de (vierbaanse) snelweg. [slachtoffer] wil de vrachtwagen inhalen. In zijn achteruitkijkspiegel ziet hij de Renault van verdachte naderen. [slachtoffer] acht de afstand echter zodanig dat hij de vrachtwagen vóór de Renault op verantwoorde wijze kan inhalen. Als [slachtoffer] op de linkerrijstrook is, rijdt de Renault van verdachte zeer dicht achter hem en hij blijft dat doen. [slachtoffer] verklaart daarover: "Hij reed als het ware bijna op mijn nummerplaat". De bestuurder van de vrachtwagen, [getuige 1], verklaart: "Naar mijn inzicht kon zelfs mijn broodbakje niet meer tussen de beide voertuigen in." Deze getuige schat de snelheid van beide bestuurders op dat moment 130 à 140 kilometer per uur. Verdachte verklaart ter terechtzitting: "De motorrijder ging plotseling ook inhalen. Zijn manoeuvre was gevaarlijk. Ik claxonneerde."
[slachtoffer] stuurt onmiddellijk nadat hij de vrachtwagen is gepasseerd weer naar de rechter rijstrook. Verdachte doet dat ook en gaat vóór [slachtoffer] rijden. [slachtoffer] verklaart dat verdachte dat met een "snijdende beweging" deed.
Bovenomschreven verkeerssituatie lijkt de bron te zijn geweest van het ontstaan van een conflict tussen beide weggebruikers. De vrachtwagenchauffeur neemt gebarentaal waar tussen de beide bestuurders en ook verdachte verklaart daarover: "Vanaf dat moment escaleerde het". [slachtoffer] zou zijn middelvinger naar verdachte hebben opgestoken en een "keeldoorsnij-"gebaar hebben gemaakt. Uit de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en zijn passagier [getuige 3], die vanaf de invoegstrook met hun Opel Vectra de snelweg op willen rijden, komt naar voren dat de bestuurder van de Renault, verdachte, die invoegpoging negeert. De achter hem rijdende motorrijder, [slachtoffer], wijkt wel uit naar links. [getuige 2] en [getuige 3] rijden dan achter [slachtoffer]. [slachtoffer] rijdt achter verdachte. Verdachte geeft later aan de betreffende invoegpoging niet te hebben opgemerkt, hetgeen erop lijkt te duiden dat zijn aandacht volledig was gericht op [slachtoffer].
Er volgt een tweede inhaalmanoeuvre. Verdachte en daarachter [slachtoffer] gaan daartoe naar de linkerrijstrook. Volgens de verklaring van [slachtoffer] zou verdachte daarbij geen richting hebben aangegeven. Tijdens het inhalen trapt verdachte op de rem. De remlichten van de Renault zijn waargenomen door de getuigen [getuige 2] en [getuige 3]. Verdachte zelf verklaart: "Op een gegeven moment was ik het zat en ik trapte op de rem, terwijl de motorrijder achter mij reed. Ik wilde hiermee bereiken dat hij zou ophouden met zijn handgebaren, dat de hele situatie zou ophouden".
[slachtoffer] verklaart: "Toen ik achter de groene Renault reed, trapte deze bestuurder zo plotseling op de rem dat ik snel naar rechts moest uitwijken om een aanrijding te voorkomen".
Vervolgens bevinden beide voertuigen zich op gelijke hoogte, verdachte op de linker rijstrook, [slachtoffer] op de rechter rechtstrook. [slachtoffer] erkent op dat moment gebaren naar verdachte te hebben gemaakt, waaronder een vinger tegen het hoofd.
[slachtoffer] ziet vervolgens dat de Renault van verdachte naar hem toe komt rijden. [slachtoffer] steekt daarop zijn linkerbeen uit om afstand te creëren, hetgeen ook kan worden geïnterpreteerd als een "schopbeweging". Verdachte stuurt terug naar links. Volgens de verklaring van [slachtoffer] kijken zij elkaar aan en geeft verdachte onmiddellijk daarna een ruk naar rechts. De Renault komt daarbij in aanraking met de motor, ten gevolge waarvan [slachtoffer] de macht over het stuur verliest en ten val komt. [slachtoffer] verklaart op dat moment tussen de 100 en 120 kilometer per uur te hebben gereden.
Getuige [getuige 2] verklaart daarover: "Ik zag dat de groene Renault een slinger naar rechts maakte. Hierdoor werd de motorrijder afgesneden. Hij moest uitwijken. Ik zag dat de motorrijder een schopbeweging maakte in de richting van de groene Renault. Voor mij was deze manoeuvre van de Renault zonder reden. Hierna reden de Renault en de motorrijder naast elkaar. Ik zag dat de Renault een behoorlijke slinger maakte in de richting van de motorrijder, nog heftiger dan de eerste. Ik zag dat de motorrijder door de Renault van de weg werd gereden. Ik zag dat de motorrijder met de motor over de kop vloog".
Getuige [getuige 3] verklaart: "Ik vind dit echt asociaal gedrag van de bestuurder van de Renault. Ik heb gezien dat hij bewust aan het stuur heeft getrokken".
Verdachte verklaart over die momenten onder meer: "Ik was aan het slingeren. Links van mij was de tunnelmuur. Ik schrok daarvan. Rechts van mij was de motorrijder. Ik zag dat de motorrijder zijn linkerbeen uitstak. In mijn beleving was de motorrijder zoveel naar links uitgeweken dat ik bijna tegen de muur van de tunnel aankwam. Als reactie daarop stuurde ik naar rechts. Op dat moment raakte ik de motorrijder. Ik had niet de bedoeling om hem te raken, maar alleen om de muur niet te raken". En ook: "Ik raakte de controle kwijt door het conflict".
Het hof heeft voorts gelet op het proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse d.d. 28 juni 2007, opgemaakt door betreffende dienst van de regiopolitie Drenthe. Uit de aftekening van de banden van de Renault op het wegdek blijkt een abrupte stuurbeweging van de linker- naar de rechterrijstrook. Na 24.40 meter bevond de Renault zich in zijn geheel op de rechterrijstrook, waar ook de Yamaha zich bevond. Hoewel het botspunt niet kon worden vastgesteld, kan uit de sporen worden afgeleid dat de aanrijding op de rechterrijstrook heeft plaatsgevonden. De Renault had schade aan het rechter achterportier. De rode laksporen zijn te herleiden tot de (schade aan de) Yamaha.
Uit de bij het proces-verbaal van de V.O.A. behorende bijlage, binnengekomen op 24 september 2007 en bevattende een situatieschets, blijkt dat de linkerwielen van de Renault van verdachte niet dichter bij de tunnelmuur zijn geweest dan 1.20 meter, van welke positie sprake was direct voorafgaand aan het moment van de (tweede) stuurbeweging naar rechts.