ECLI:NL:GHLEE:2009:BI2896

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
4 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001721-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van minderjarige verdachte voor het tot ontploffing brengen van een vuurwerkbom met gemeen gevaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 4 mei 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Leeuwarden. De minderjarige verdachte is samen met drie anderen verantwoordelijk voor het tot ontploffing brengen van een zelfgemaakte vuurwerkbom, wat heeft geleid tot de vernieling van een verkeersbord en gemeen gevaar voor een passerende sporter. De raadsman van de verdachte voerde aan dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat er in strijd met het vertrouwensbeginsel was gehandeld. Dit verweer werd door het hof verworpen, omdat de verdachte geen gerechtvaardigde verwachting mocht ontlenen aan de correspondentie van het openbaar ministerie over niet vervolging na betaling van schade.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001721-08
Parketnummer eerste aanleg: 17-675000-08
Arrest van 4 mei 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Leeuwarden van 19 juni 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. E.J. Kuiters, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De kinderrechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman van verdachte heeft ter zitting aangevoerd dat het openbaarbaar ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging vanwege handelen in strijd met het vertrouwensbeginsel. Verdachte mocht als minderjarige leek erop vertrouwen, gelet op de brieven van het openbaar ministerie van 15 en 31 januari 2008, dat hij na betaling van het schadebedrag niet meer zou worden gedagvaard.
Het hof is van oordeel dat verdachte aan de correspondentie van het openbaar ministerie geen gerechtvaardigde verwachting mocht en kon ontlenen omtrent niet vervolging. Gelet op de passage uit de brief d.d. 15 januari 2008, inhoudende 'ik wijs je er met nadruk op dat het vergoeden van de door jou aangerichte schade niet betekent dat er geen verdere strafvervolging zal worden ingesteld', kan bij verdachte niet het vertrouwen zijn gewekt dat hij na betaling van de schadevergoeding niet meer zou worden gedagvaard. De brief van 31 januari 2008 kan qua formulering bij een verdachte zonder juridische bijstand van een advocaat weliswaar voor enige onduidelijkheid hebben gezorgd, bezien echter in samenhang met de inhoud van de brief van 15 januari 2008 en de ernst van met name het onder primair ten laste gelegde feit, mocht en kon verdachte er niet uit afleiden dat hij na betaling van de schade niet meer gedagvaard zou worden. Dat immers wordt in de laatste brief niet geschreven.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 november 2007 te of bij [plaats 1] en/of [plaats 2], (althans) in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een (zelfgemaakte) (zogenaamde) vuurwerkbom (samengesteld uit een (stalen) (CV-) buis gevuld met sterretjes) [zijnde een fragmenterende explosie bom] achter een (omleidings-/verkeers-) bord te plaatsen en/of (vervolgens) aan te steken (waarna/ waardoor deze (vuurwerk)bom explodeerde), terwijl daarvan gemeen gevaar voor een omleidingsbord (/verkeersbord), en/of (in elk geval) gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor[slachtoffer 1], en/of (in elk geval) levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
en/of
hij op of omstreeks 26 november 2007 te of bij [plaats 1] en/of [plaats 2], (althans) in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een omleidingsbord (/verkeersbord), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Bewezenverklaring
Het hof acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande, dat:
hij op 26 november 2007 in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een zelfgemaakte zogenaamde vuurwerkbom, samengesteld uit een stalen buis gevuld met sterretjes, zijnde een fragmenterende explosiebom, achter een verkeersbord te plaatsen en vervolgens aan te steken waardoor deze vuurwerkbom explodeerde, terwijl daarvan gemeen gevaar voor een verkeersbord en gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor lichamelijk letsel voor [slachtoffer 1] te duchten was
en
hij op 26 november 2007 in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk een verkeersbord, toebehorende aan [slachtoffer 2], heeft vernield.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
en
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort vernielen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft op 26 november 2007 met drie anderen een zelfgemaakte vuurwerkbom tot ontploffing gebracht. Door deze vuurwerkbom is een verkeersbord vernield en een boom (licht) beschadigd. Tevens is er door de ontploffing gevaar ontstaan voor de, tijdens de ontploffing passerende, sporter [slachtoffer 1].
De ernst van het feit rechtvaardigt in beginsel een werkstraf van aanzienlijke duur.
Het hof heeft daarnaast rekening gehouden met het feit dat verdachte als enige en op eigen initiatief zijn excuses heeft aangeboden aan [slachtoffer 1], en zo blijk heeft gegeven van inzicht in de ernst van zijn handelen. Tevens is uit de houding van verdachte ter zitting gebleken dat hij spijt heeft van het gepleegde delict en het hem - ook nog ter terechtzitting - niet onberoerd heeft gelaten.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 23 januari 2009 blijkt, dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming kan worden geconcludeerd dat verdachte goed functioneert op alle leefgebieden en dat er geen onderliggende problemen zijn.
Gelet op het voorgaande acht het hof een werkstraf voor de duur van 30 uren een passende bestraffing.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 77a, 77m (oud), 77n, 77gg, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, dat wil zeggen: het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van dertig uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door vijftien dagen jeugddetentie.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P.J.M. van den Bergh, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. W. Foppen, in tegenwoordigheid van A.L.H. Wilkens als griffier, zijnde
mr. Foppen voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.