Parketnummer: 24-000242-08
Parketnummer eerste aanleg: 17-753128-07 en 17-753378-07
Arrest van 29 april 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 18 januari 2008 in de oorspronkelijk onder de parketnummers 17-753128-07 en 17-753378-07 afzonderlijk aangebrachte, maar ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde strafzaken, hierna te noemen respectievelijk zaak A en zaak B, tegen:
[verdachte],
geboren op [1969] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.C. Mollema, advocaat te Grou.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis, in de gevoegde zaken, wegens misdrijven en een overtreding veroordeeld tot straffen en een bijkomende straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het in zaak A onder 1 primair, 2, 4 en 5 ten laste gelegde en het in zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van twee jaren en een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair te vervangen door 120 dagen hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het in zaak B onder 2 ten laste gelegde feit een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden zal opleggen met aftrek van de tijd die het rijbewijs van verdachte ingehouden is geweest.
De advocaat-generaal is er bij de formulering van haar eis van uitgegaan dat het hof voor het in zaak A onder 3 ten laste gelegde een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren als straf zal bepalen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd:
Zaak A
1.
hij op of omstreeks 13 april 2007, te [plaats 1], in de gemeente [gemeente 1], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet met (heel veel) kracht in de onderbuik heeft getrapt en/of die [slachtoffer 1] (vervolgens) heeft geduwd (mede) tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] op de bank is gevallen en/of waarna hij, verdachte, een kussen hard tegen/op het gezicht, althans de neus en/of de mond, heeft gedrukt en/of (vervolgens) dat kussen op het gezicht, althans de neus en/of de mond, (gedrukt) heeft gehouden en/of dat terwijl hij, verdachte, met zijn, verdachtes, andere hand die [slachtoffer 1] bij de keel heeft (vast)gepakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 13 april 2007, te [plaats 1], in de gemeente [gemeente 1], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn echtgenote, althans een persoon, genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met (heel veel) kracht in de onderbuik heeft getrapt en/of die [slachtoffer 1] (vervolgens) heeft geduwd (mede) tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] op de bank is gevallen en/of waarna hij, verdachte, een kussen hard tegen/op het gezicht, althans de neus en/of de mond, heeft gedrukt en/of (vervolgens) dat kussen op het gezicht, althans de neus en/of de mond, (gedrukt) heeft gehouden en/of dat terwijl hij, verdachte, met zijn, verdachtes, andere hand die [slachtoffer 1] bij de keel heeft (vast)gepakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 13 april 2007, te [plaats 1], in de gemeente [gemeente 1],
[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd : "jij moet dood" en/of "als jij een andere man hebt, dan schiet ik jou en die andere man dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij in of omstreeks de periode februari 2002 tot en met 12 april 2007, te [plaats 1], in de gemeente [gemeente 1], (meermalen) opzettelijk mishandelend zijn echtgenote, althans een persoon (te weten [slachtoffer 1]), (telkens) in het gezicht heeft geslagen en/of (telkens) aan de haren heeft getrokken en/of (telkens) bij de haren heeft vastgepakt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4.
hij op of omstreeks 24 april 2007, te [plaats 1], in de gemeente [gemeente 1],
[slachtoffer 1] (en haar kinderen) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd : "dat wanneer hij (verdachte) voor de rechter moet verschijnen in verband met de mishandeling van zijn vrouw, dat er dan vijf doden zullen vallen aan de [adres]", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5.
hij op of omstreeks 30 juni 2007, te [plaats 1], in de gemeente [gemeente 1], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), een kopstoot heeft gegeven, althans met zijn verdachtes hoofd tegen het (voor)hoofd van de [slachtoffer 2] heeft geslagen en/of in het been van de [slachtoffer 2] heeft gebeten, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Zaak B
1.
hij op of omstreeks 30 oktober 2007, te of bij [plaats 2], (althans) in de gemeente [gemeente 2]l en/of te of bij [plaats 3], (althans) in de gemeente [gemeente 3] en/of te of bij [plaats 1], gemeente [gemeente 1], als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), voor het besturen waarvan een rijbewijs vereist was, en er sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven nog geen vijf jaren zijn verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden, dit motorrijtuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 215 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2.
hij op of omstreeks 30 oktober 2007, te of bij [plaats 2], (althans) in de gemeente [gemeente 2]l en/of te of bij [plaats 3], (althans) in de gemeente [gemeente 3] en/of te of bij [plaats 1], gemeente [gemeente 1], als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de[straat 1] (de [straat 1]) en/of de [straat 2], een verdrijvingsvlak heeft gebruikt om een ander voertuig in te halen en/of (vervolgens) met een (te) hoge snelheid heeft gereden, terwijl hij voortdurend voor hem, verdachte, rijdende voertuigen, heeft ingehaald en/of (vervolgens) een gemiddelde snelheid van (gecorrigeerd) 138 kilometer per uur (over een traject van 647 meter) terwijl de toegestane snelheid ter plaatse 100 kilometer per uur was en/of (bij [plaats 3]) een voor hem, verdachte, rijdend voertuig heeft ingehaald terwijl er een tegemoetkomend voertuig, zijnde een lijnbus, zo dicht was genaderd dat hierdoor bijna een aanrijding ontstond en/of hij, verdachte, pas op het laatste moment heeft teruggestuurd naar de rechterrijstrook en/of (te of bij [plaats 1], de [straat 2]) een verdrijvingsvlak heeft gebruikt en/of een doorgetrokken streep heeft overschreden om een ander voertuig in te halen en/of (vervolgens) met een snelheid van van ongeveer 80 kilometer per uur over een afstand van (meerdere) honderden meters achter een voor hem, verdachte, rijdende personenauto bleef rijden, terwijl de afstand tussen het door hem, verdachte, bestuurde voertuig en de voor hem rijdende personenauto ongeveer 2, althans 3, meter bedroeg, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Vrijspraak
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen in zaak A onder 1 en 5 aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht ten aanzien van verdachte bewezen dat:
Zaak A
2.
hij op 13 april 2007, te [plaats 1], in de gemeente [gemeente 1], [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "als jij een andere man hebt, dan schiet ik jou en die andere man dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij in de periode februari 2002 tot en met 12 april 2007, te [plaats 1], in de gemeente [gemeente 1], meermalen opzettelijk mishandelend zijn echtgenote, telkens in het gezicht heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
4.
hij op 24 april 2007, te [plaats 1], in de gemeente [gemeente 1], [slachtoffer 1] en haar kinderen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "dat wanneer hij (verdachte) voor de rechter moet verschijnen in verband met de mishandeling van zijn vrouw, dat er dan vijf doden zullen vallen aan de [adres]".
Zaak B
1.
hij op 30 oktober 2007, in de gemeente [gemeente 2]l en in de gemeente [gemeente 3] en te of bij [plaats 1], gemeente [gemeente 1], als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), voor het besturen waarvan een rijbewijs vereist was, en er sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven nog geen vijf jaren zijn verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden, dit motorrijtuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 215 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2.
hij op 30 oktober 2007 bij [plaats 3], in de gemeente [gemeente 3], een voor hem, verdachte, rijdend voertuig heeft ingehaald terwijl er een tegemoetkomend voertuig, zijnde een lijnbus, zo dicht was genaderd dat hierdoor bijna een aanrijding ontstond en hij, verdachte, pas op het laatste moment heeft teruggestuurd naar de rechterrijstrook en te of bij [plaats 1], in de gemeente [gemeente 1], de [straat 2] met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur over een afstand van meerdere honderden meters achter een voor hem, verdachte, rijdende personenauto bleef rijden, terwijl de afstand tussen het door hem, verdachte, bestuurde voertuig en de voor hem rijdende personenauto ongeveer 2, althans 3, meter bedroeg, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld in zaak A onder 2, 3 en 4 en in zaak B onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
Zaak A
feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3: mishandeling gepleegd tegen zijn echtgenote, meermalen gepleegd;
feit 4: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
zaak B
feit 1: overtreding van artikel 8, derde lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994.
zaak B
feit 2: overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zijn vrouw meermalen mishandeld en gedreigd haar en haar kinderen iets aan te doen. Door zijn handelen heeft verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer aangetast. Daarnaast vreesde de vrouw van verdachte voor haar leven door de door verdachte geuite dreigementen.
Daarnaast heeft verdachte op 30 oktober 2007 een personenauto bestuurd, nadat hij een ruim twee keer zo grote hoeveelheid alcoholhoudende drank had genuttigd, als voor een beginnend bestuurder is toegestaan. Verdachte heeft voorts gevaarlijke situaties op de weg doen ontstaan door zijn rijgedrag. Door zijn handelwijze heeft verdachte de verkeersveiligheid, daaronder begrepen de veiligheid van zijn medeweggebruikers, in gevaar gebracht en zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer veronachtzaamd.
Het hof heeft gelet op een verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 26 januari 2009, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor poging zware mishandeling. Daarnaast het hof gelet op het adviesrapport van het Leger des Heils d.d. 15 april 2009.
Gelet op het feit dat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de advocaat-generaal zal het hof verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur opleggen. Deze straf strekt er mede toe om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Om voldoende recht te doen aan de ernst van de feiten zal het hof daarnaast aan verdachte een werkstraf en een onvoorwaardelijke rijontzegging opleggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c (oud), 22c, 22d, 57 (oud), 57, 62, 285, 300 (oud), 300, 304 (oud) en 304 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 8, 176 (oud), 177 (oud) en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte in zaak A onder 1 en 5 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte in zaak A onder 2, 3 en 4 en in zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als hiervoor vermeld in zaak A onder 2, 3 en 4 en in zaak B onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] ter zake van het in zaak A onder 2, 3 en 4 en in zaak B onder 1 bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte ter zake van het in zaak A onder 2, 3 en 4 en in zaak B onder 1 bewezenverklaarde tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderdtwintig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van zestig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag;
ontzegt aan de veroordeelde ter zake van het in zaak B onder 2 bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van zes maanden;
beveelt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest, op de duur van de ontzegging geheel in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J. Hielkema, voorzitter, mr. O. Anjewierden en
mr. J.F. Aalders, in tegenwoordigheid van mr. M. Koster als griffier, zijnde mr. Aalders voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.