ECLI:NL:GHLEE:2009:BI2702

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
29 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001900-07
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijk brand stichten en openlijk geweld tegen goederen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 29 april 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Assen. De verdachte, geboren in 1987 en thans verblijvende in PI Overijssel, was eerder veroordeeld voor het opzettelijk stichten van brand en openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen. De rechtbank had de verdachte voor een aantal misdrijven veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan 421 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder opname in een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) en verplicht reclasseringstoezicht. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen de vrijspraak van een van de ten laste gelegde feiten, maar het hof oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat dit feit niet strafbaar was. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte bewezen dat de verdachte samen met een medeverdachte in juli 2006 opzettelijk brand had gesticht in verschillende situaties, waarbij gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar te duchten was. De verdachte werd licht verminderd toerekeningsvatbaar geacht, wat invloed had op de strafmaat. Het hof legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op van vier jaar, met een voorwaardelijk deel van 421 dagen en bijzondere voorwaarden voor behandeling en toezicht. De in beslag genomen sigarettenaanstekers werden verbeurd verklaard. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de omgeving in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001900-07
Parketnummer eerste aanleg: 19-830180-06
Arrest van 29 april 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Assen van 19 juli 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1987] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in PI Overijssel, PIV HvB Zwolle te Zwolle,
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsman mr. H.J. Pellinkhof, advocaat te Assen.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Assen heeft verdachte bij het vonnis ter zake het haar onder 4 ten laste gelegde misdrijf ontslagen van alle rechtsvervolging, heeft verdachte ter zake de haar onder 1, 2, 3 en 5 primair ten laste gelegde misdrijven veroordeeld tot een straf en een bijkomende straf en heeft voorts de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 11 januari 2008, 9 april 2008, 8 augustus 2008, 5 maart 2009 en 23 april 2009 alsmede het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De rechtbank Assen heeft verdachte ter zake van het haar onder 4 ten laste gelegde misdrijf ontslagen van alle rechtsvervolging. Ten aanzien hiervan is in het bestreden vonnis het volgende overwogen:
"Hoewel de rechtbank het onder 4 ten laste gelegde bewezen acht, levert het geen strafbaar feit op. Artikel 188 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt immers dat het doen van een valse aangifte of klacht strafbaar is indien de aangever weet dat het feit niet gepleegd is, terwijl in het onderhavige geval wél een strafbaar feit is gepleegd. Verdachte en medeverdachte hebben een onschuldige voorbijganger als dader aangewezen voor een feit dat zij zelf hadden gepleegd. Nu het onder 4 bewezen verklaarde geen strafbaar feit oplevert, zal verdachte ten aanzien van dit deel van het ten laste gelegde worden ontslagen van alle rechtsvervolging."
Het hof begrijpt vorenoverwogene aldus dat het bestanddeel 'wetende dat dat feit niet was gepleegd' naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. Naar het oordeel van het hof had verdachte om die reden dienen te worden vrijgesproken van het haar onder 4 ten laste gelegde. Dit brengt mee dat voor zover het hoger beroep is gericht tegen deze bedekte vrijspraak, verdachte daarin niet kan worden ontvangen.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen ter zake van het haar onder 1, 2, 3 en 5 primair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden: verplicht reclasseringscontact, opname in de Forensisch Psychiatrische Kliniek (hierna: FPK) te Assen voor de duur van maximaal twee jaren en zonodig - aansluitend op de opname - een ambulante behandeling. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de in beslag genomen sigarettenaanstekers verbeurd zullen worden verklaard.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - voor zover voor het hoger beroep van belang en met in achtneming van de door het hof toegelaten wijziging van de tenlastelegging - ten laste gelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 13 juli 2006 tot en met 14 juli 2006 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht bij/aan/onder een draaimolen, staande op het [straat 1], immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer) van haar mededader(s) toen aldaar opzettelijk een hoeveelheid papier bij/onder die draaimolen neergelegd en in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht en/of laten komen met (een) bij/onder/aan die draaimolen aanwezige brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan een zeil van die draaimolen geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat zeil van die draaimolen en/of voor die draaimolen en/of voor het bij die draaimolen staande kassahokje, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
2.
zij op of omstreeks 17 juli 2006 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een in aanbouw zijnde winkelunit aan/nabij het [straat 2] en/of het [straat 3] en/of het [straat 4], immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s) toen aldaar opzettelijk in/bij die winkelunit een hoeveelheid hout (pallets) en/of drainagemateriaal en/of een dekkleed in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht en/of laten komen met enig in/bij die winkelunit aanwezig brandbaar materiaal, ten gevolge waarvan een hoeveelheid in die winkelunit aangebracht installatiewerk geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaarvoor het in die winkelunit aangebracht installatiewerk en/of voor het gebouw waarvan die winkelunit deel uitmaakte en/of voor (een) boven die winkelunit aanwezige woning(en) en voor de inboedel daarvan, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
3.
zij op of omstreeks 18 juli 2006 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht
- in/aan (een) in aanbouw zijnde winkelunit(s) aan/nabij de [straat 5] en/of het [straat 4], immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s) toen aldaar opzettelijk in/bij die winkelunit(s) een hoeveelheid hout en/of folie en/of isolatiemateriaal in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht en/of laten komen met enig in/bij die winkelunit(s) aanwezig brandbaar materiaal, ten gevolge waarvan een (gedeeltelijk) houten zaagloods geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en/of
- in een ruimte van een (ander) in aanbouw zijnd gebouw aan/nabij de [straat 5] en/of het [straat 4], immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s) toen aldaar opzettelijk in/bij die ruimte een (grote) hoeveelheid isolatiemateriaal in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht en/of laten komen met enig in/bij die ruimte aanwezig brandbaar materiaal, ten gevolge waarvan brand is ontstaan,
terwijl van het stichten van die brand(en) gemeen gevaar voor een houten zaagloods en/of voor het gebouw/de gebouwen waarvan die winkelunit(s) en/of die ruimte deel uitmaakte(n) en/of voor (een) op korte afstand van die winkelunit(s) en/of die ruimte aanwezige woning(en) en voor die inboedel daarvan, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in die woning(en) aanwezige perso(o)n(en), en elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
5.
zij op of omstreeks 19 juli 2006 te [plaats] met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats, althans zichtbaar vanaf een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten een bouwterrein aan/nabij de [straat 6] en/of het [straat 4], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een dekzeil, welk geweld bestond uit het in brand steken van dat dekzeil, waarbij zij, verdachte, opzettelijk dat dekzeil heeft vernield;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
zij op of omstreeks 19 juli 2006 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een dekzeil, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Heijmans Bouw Assen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het haar onder 1, 2, 3 en 5 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij in de periode van 13 juli 2006 tot en met 14 juli 2006 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk brand heeft gesticht onder een draaimolen, staande op het [straat 1], immers hebben verdachte en haar mededader toen aldaar opzettelijk een hoeveelheid papier onder die draaimolen neergelegd en in brand gestoken, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat zeil van die draaimolen en die draaimolen en het bij die draaimolen staande kassahokje te duchten was;
2.
zij op 17 juli 2006 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een in aanbouw zijnde winkelunit aan/nabij het [straat 2] en/of het [straat 3] en/of het [straat 4], immers hebben verdachte en haar mededader toen aldaar opzettelijk in/bij die winkelunit een hoeveelheid hout (pallets) en drainagemateriaal en een dekkleed in brand gestoken, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor het in die winkelunit aangebracht installatiewerk en het gebouw waarvan die winkelunit deel uitmaakte en voor boven die winkelunit aanwezige woningen en voor de inboedel daarvan, en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die woningen aanwezige personen te duchten was;
3.
zij op 18 juli 2006 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk brand heeft gesticht
- in een in aanbouw zijnde winkelunit aan/nabij de [straat 5] en/of het [straat 4], immers hebben verdachte en haar mededader toen aldaar opzettelijk in/bij die winkelunit een hoeveelheid hout en folie en isolatiemateriaal in brand gestoken, ten gevolge waarvan een (gedeeltelijk) houten zaagloods gedeeltelijk is verbrand, en
- in een ruimte van een (ander) in aanbouw zijnd gebouw aan/nabij de [straat 5] en/of het [straat 4], immers hebben verdachte en haar mededader toen aldaar opzettelijk in/bij die ruimte een (grote) hoeveelheid isolatiemateriaal in brand gestoken, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl van het stichten van die branden gemeen gevaar voor een houten zaagloods en het gebouw waarvan die winkelunit en die ruimte deel uitmaakten en voor op korte afstand van die winkelunit en die ruimte aanwezige woningen en voor die inboedel daarvan, en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in die woningen aanwezige personen te duchten was;
5.
zij op 19 juli 2006 te [plaats] met een ander op een plaats, zichtbaar vanaf een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten een bouwterrein aan/nabij de [straat 6] en het [straat 4], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een dekzeil, welk geweld bestond uit het in brand steken van dat dekzeil, waarbij zij, verdachte, opzettelijk dat dekzeil heeft vernield.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2, 3 en 5 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
onder 1:
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
onder 2 en 3, telkens:
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
onder 5 primair:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen, terwijl zij opzettelijk goederen vernielt.
Strafbaarheid
Naar aanleiding van een tussenarrest van het hof d.d. 15 augustus 2008 zijn omtrent verdachte door R.M. Coutinho, psychiater en vast gerechtelijk deskundige, en J.P. Pauw, klinisch psycholoog en vast gerechtelijk deskundige, d.d. 2 december 2008 respectievelijk 3 december 2008 Pro Justitia rapporten uitgebracht.
Door beide deskundigen wordt geconcludeerd dat bij verdachte ten tijde van het plegen van de onder 1, 2, 3 en 5 primair bewezen verklaarde feiten een zodanige gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens (in de zin van een persoonlijkheid met theatrale, borderline en antisociale kenmerken) bestond dat deze feiten haar slechts in licht verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Het hof neemt deze conclusie over en maakt die tot de zijne.
Nu niet is gebleken dat verdachte het ten laste gelegde in het geheel niet valt toe te rekenen en er ook anderszins geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht, acht het hof verdachte strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof het volgende in het bijzonder in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met haar medeverdachte [medeverdachte] in een tijdsbestek van nog geen week drie branden gesticht in [plaats]. Eerst hebben zij brand veroorzaakt onder een draaimolen en daarna op twee opeenvolgende dagen in of bij in aanbouw zijnde winkelpanden. Alle branden hebben (grote) materiële schade veroorzaakt en bij de laatste twee branden is er tevens levensgevaar te duchten geweest voor de bewoners van de belendende percelen. Verdachte en haar medeverdachte [medeverdachte] hebben derhalve gevoelens van grote onveiligheid teweeg gebracht, in het bijzonder bij de bewoners van voornoemde percelen, maar tevens - door de korte tijdspanne waarin de branden werden gesticht - bij de andere inwoners van [plaats].
Het hof heeft acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 15 oktober 2008. Daaruit is gebleken dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten. Tevens houdt het hof rekening met het feit dat verdachte ter zake van de onderhavige feiten als licht verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd.
Naar het oordeel van het hof dient aan verdachte gelet op voormelde aard en ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf te worden opgelegd.
Door de deskundigen Countinho en Pauw is geadviseerd verdachte klinisch te behandelen in het kader van een (deels) voorwaardelijke straf. Het zal naar hun oordeel moeten gaan om een langdurige klinische behandeling gevolgd door een langdurig natraject, eventueel in de vorm van ambulante behandeling, met reclasseringstoezicht.
Het hof heeft naar aanleiding van dit advies de behandeling van de onderhavige zaak ter zitting van 5 maart 2009 op verzoek van de advocaat-generaal en de raadsman aangehouden, teneinde de reclassering de mogelijkheden van een opname in een FPK in het kader van een voorwaardelijke gevangenisstraf te laten onderzoeken. Het naar aanleiding hiervan opgemaakte adviesrapport door B.C. Bast d.d. 17 april 2009 houdt als conclusie onder meer in dat verdachte op korte termijn voor een proefplaatsing in de FPK te Assen in aanmerking komt. Ter zitting in hoger beroep van 23 april 2009 heeft Bast verklaard dat verdachte, na een succesvolle afronding van de proefperiode, aansluitend kan worden opgenomen in de FPK te Assen.
Gelet op het vorengaande is het hof van oordeel dat verdachte tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf van enige omvang dient te worden opgelegd. Het hof zal als bijzondere voorwaarde hierbij onder meer bepalen dat verdachte zich zal laten opnemen in de FPK te Assen. Mocht de FPK gedurende of na afloop van de proefplaatsing om enige, de verdachte niet te verwijten, reden afzien van een klinische behandeling van verdachte, dan dient zij zich te gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, ook als die inhouden een ambulante behandeling door de FPK te Assen of een andere, door de reclassering aan te wijzen instelling. De voorwaardelijke straf is tevens bedoeld om verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten.
Verbeurdverklaring
Het hof zal de in beslag genomen sigarettenaanstekers verbeurd verklaren. Met behulp van deze voorwerpen - die verdachte in eigendom toebehoren - zijn een of meer van de bewezen verklaarde feiten begaan.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 33, 33a, 47, 57 (oud), 141 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart de verdachte niet ontvankelijk in haar hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 4 ten laste gelegde;
verklaart het verdachte onder 1, 2, 3 en 5 primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2, 3 en 5 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vier jaren;
beveelt, dat van de gevangenisstraf een gedeelte van vierhonderdeenenvijftig dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
de bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich laat opnemen in de Forensisch Psychiatrische Kliniek te Assen, zolang dat door de behandelaars van die instelling noodzakelijk wordt geacht, evenwel met een maximum van twee jaren, en dat verdachte zich zal houden aan de voorschriften die haar vanwege de Forensisch Psychiatrische Kliniek in het kader van die verpleging zullen worden gegeven;
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal stellen onder toezicht van de Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de aanwijzingen door die instelling haar in haar reclasseringsbelang te geven, ook als dit inhoudt een ambulante behandeling in de FPK te Assen of een andere door de Stichting Reclassering Nederland aan te wijzen instelling, in plaats van of na afloop van de klinische opname in de FPK;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
verklaart verbeurd:
- twee sigarettenaanstekers.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. E. Pennink, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier, zijnde mrs. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en Pennink voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.