Parketnummer: 24-002474-08
Parketnummer eerste aanleg: 17-753790-08 en 17-676207-06 (tul)
Arrest van 28 april 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 27 augustus 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats],
in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven staande te [woonplaats], [adres],
thans uit anderen hoofde verblijvende in P.I. Ter Apel, Gevangenis te Ter Apel,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een geldboete van € 370,-, subsidiair 7 dagen hechtenis en de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen jeugddetentie, zal toewijzen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 december 2007, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3,17 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Bewijsoverweging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het ten laste gelegde, omdat de onder verdachte inbeslaggenomen amfetamine niet mag dienen tot bewijs. De amfetamine is bij verdachte aangetroffen tijdens een ingangscontrole door de portier van een uitgaansgelegenheid. Verdachte is hierop aangehouden door de portier. Nu echter de bevindingen en handelingen van de portier die hebben geleid tot de aanhouding van verdachte niet zijn gerelateerd in een proces-verbaal, blijkt niet waarop de portier het redelijk vermoeden heeft gebaseerd dat verdachte zich had schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Dit vormverzuim dient er toe te leiden dat de tijdens de aanhouding van verdachte inbeslaggenomen amfetamine niet mag worden gebruikt voor het bewijs, aldus de raadsman.
Het hof overweegt dat in het proces-verbaal (stam-pv, pagina 6 van het dossier) staat vermeld dat de verbalisanten - nadat zij een melding hadden gekregen dat in een uitgaansgelegenheid iemand was aangehouden vanwege drugsbezit - ter plaatse werden aangesproken door de dienstdoende portier van die uitgaansgelegenheid. De portier deelde de verbalisanten mede dat hij tijdens een steekproefsgewijze fouillering van binnenkomende bezoekers in de portemonnee van verdachte 5 zakjes wit poeder had aangetroffen, waarvan hij vermoedde dat dit drugs betrof. De portier wees de verbalisanten vervolgens verdachte aan en overhandigde aan hen de portemonnee van verdachte met daarin 5 zakjes wit poeder. Nu uit het voorgaande de omstandigheden blijken die er toe hebben geleid dat de betreffende portier het redelijk vermoeden had dat verdachte zich schuldig had gemaakt aan overtreding van de Opiumwet, kan de tijdens de aanhouding inbeslaggenomen amfetamine voor het bewijs worden gebruikt. Het verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 22 december 2007, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid
Verdachte is strafbaar. Strafuitsluitingsgronden zijn niet aanwezig.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich op 22 december 2007 schuldig gemaakt aan overtreding van de Opiumwet door opzettelijk een hoeveelheid amfetamine (speed) aanwezig te hebben.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 23 december 2008, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake strafbare feiten, zij het niet voor overtreding van de Opiumwet.
Gelet op de ernst van het feit, in samenhang bezien met verdachtes justitiële verleden, acht het hof een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.
Tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Leeuwarden d.d. 26 april 2007, is veroordeelde veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen jeugddetentie, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting van het hof is voormeld vonnis onherroepelijk geworden op 11 mei 2007. De proeftijd is ingegaan op 11 mei 2007. De officier van justitie heeft op 2 juli 2008 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde werkstraf, omdat veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Nu gebleken is dat veroordeelde het hiervoor bewezen verklaarde feit heeft begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd, zal het hof op grond van het vorenstaande de vordering tenuitvoerlegging toewijzen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 22c (oud) en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van veertien uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van zeven dagen zal worden toegepast;
gelast de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Leeuwarden van 26 april 2007 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten:
taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van honderd uren met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie voor de duur van vijftig dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. S.H. Wachter en mr. W.F. van Zant, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Mulder als griffier, zijnde mr. Van Zant voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.