ECLI:NL:GHLEE:2009:BI2356

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
10 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000523-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van hoger beroep na aanvang van de zitting en niet-ontvankelijkheid van de verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 10 april 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Assen. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis waarin hij was veroordeeld voor misdrijven. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zijn hoger beroep heeft ingetrokken na de aanvang van de behandeling ter zitting. Volgens artikel 453 van het Wetboek van Strafvordering mag een hoger beroep tot de aanvang van de behandeling ter zitting worden ingetrokken, maar in de jurisprudentie is deze regel versoepeld. Het hof oordeelt dat, hoewel er na aanvang van de behandeling onderzoek ten gronde is verricht, er geen feiten of omstandigheden zijn gesteld die een strafvorderlijk belang bij het voortzetten van de behandeling rechtvaardigen. Daarom heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.

De behandeling van de zaak in hoger beroep begon op 25 juli 2008. Gedurende de zittingen heeft de verdachte verzocht om getuigen te horen, maar deze verzoeken zijn afgewezen. Op 18 maart 2009 heeft de raadsman van de verdachte aangegeven dat zijn cliënt zich wilde neerleggen bij het vonnis in eerste aanleg en het hoger beroep wilde intrekken. Dit verzoek is op 8 april 2009 officieel gedaan. Het hof heeft geconcludeerd dat er geen strafvorderlijk belang meer was bij het voortzetten van de behandeling, waardoor de verdachte niet-ontvankelijk is verklaard in zijn hoger beroep.

De uitspraak van het hof benadrukt de noodzaak van een strafvorderlijk belang bij het voortzetten van een hoger beroep, zelfs wanneer er na de aanvang van de zitting onderzoek is verricht. Het hof heeft de verdachte derhalve niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep, wat betekent dat de eerdere uitspraak van de rechtbank Assen in stand blijft.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000523-08
Parketnummer eerste aanleg: 19-810195-07
Arrest van 10 april 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Assen van 29 januari 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1967] te [geboorteplaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in PI Rijnmond - Gev. De IJssel te Krimpen aan den IJssel,
niet ter terechtzitting verschenen.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, heeft beslist op het beslag en de vordering van de benadeelde partijen en heeft de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft primair gevorderd dat het hof verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep zal verklaren. Subsidiair heeft hij gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal bevestigen, met verbetering van gronden.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Wettelijk kader
Op grond van het bepaalde in artikel 453 van het Wetboek van Strafvordering mag degene die hoger beroep heeft ingesteld, dit hoger beroep uiterlijk tot de aanvang van de behandeling ter zitting intrekken. Strikt bezien kan het hoger beroep na het uitroepen van de zaak dus niet meer worden ingetrokken. In de jurisprudentie is deze regel echter versoepeld. Toegelaten wordt dat het hoger beroep aan het begin van een zitting wordt ingetrokken, indien op dat moment nog geen onderzoek is verricht.
Feitelijk verloop
De behandeling van de zaak in hoger beroep is aangevangen op 25 juli 2008. Na aanvang van de behandeling ter zitting heeft het hof onderzoek ten gronde in de zaak verricht.
Ter zitting van 25 juli 2008 heeft verdachte verzocht een tweetal getuigen te horen. Dit verzoek is afgewezen omdat het hof de noodzaak tot het horen niet aanwezig achtte.
Ter zitting van 31 oktober 2008 heeft verdachte verklaard over zijn rol. Deze verklaring is voor de advocaat-generaal aanleiding geweest het hof te verzoeken het onderzoek ter terechtzitting aan te houden tot een nader te bepalen tijdstip en voor deze zitting een tweetal getuigen op te roepen. Voorts heeft hij verzocht de politie te bevelen nader onderzoek te laten doen.
De raadsman heeft daarop verzocht om - indien het hof instemt met het verzoek van de advocaat-generaal - nog een tweetal andere getuigen op te roepen. Het hof heeft dienovereenkomstig beslist.
Op 18 maart 2009 is echter een brief van de raadsman van verdachte binnengekomen waarin deze aangeeft dat zijn cliënt zich toch wil neerleggen bij het vonnis in eerste aanleg en het hoger beroep zou willen intrekken.
Op 8 april 2009 heeft verdachte het hoger beroep bij akte ingetrokken.
Het hof leidt uit het voorgaande af, dat de verdachte geen belang (meer) heeft bij het hoger beroep.
Beoordeling
Hoewel ná aanvang van de behandeling in deze zaak onderzoek ten gronde is gedaan en er dus geen sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 453 van het Wetboek van Strafvordering, zal het hof verdachte niet-ontvankelijk verklaren in zijn beroep, nu er geen feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die maken dat er een strafvorderlijk belang is gediend met het voortzetten van de behandeling ter terechtzitting. Het hof zal verdachte derhalve niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep verklaren.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
verklaart verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. S. Zwerwer, voorzitter, mr. J.J. Beswerda en mr. O. Anjewierden, in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers als griffier.