ECLI:NL:GHLEE:2009:BI2332

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
24 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001679-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor bedreiging en beschadiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 24 april 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1948, werd beschuldigd van bedreiging en beschadiging van eigendom. De feiten vonden plaats op 1 februari 2008, toen de verdachte een deurwaarder bedreigde met de woorden: 'Anders stuur ik mijn criminele vriendjes op jullie af, en anders moet er maar een bom in'. Tevens heeft hij opzettelijk een ruit van een deur beschadigd. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van €600, waarvan €200 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een voorwaardelijke werkstraf van 20 uren en een geldboete van €500 geëist. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld. Het hof oordeelde dat de bedreigingen en de beschadiging van de deur bewezen waren. De verdachte betoogde dat zijn uitlatingen niet als bedreiging bedoeld waren, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof achtte de verdachte strafbaar en legde een geldboete op van €600, met de mogelijkheid tot vervangende hechtenis indien niet aan de betalingsverplichting werd voldaan. De verdachte kan de geldboete in termijnen betalen.

Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De uitspraak benadrukt de ernst van bedreigingen en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers, evenals de noodzaak om eigendom te beschermen.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001679-08
Parketnummer eerste aanleg: 17-820079-08
Arrest van 24 april 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 16 juni 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1948] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis, voor zover aan hoger beroep onderworpen, wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot een voorwaardelijke werkstraf van 20 uren met een proeftijd van 2 jaren alsmede een geldboete van € 500,-, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis. De geldboete kan eventueel worden voldaan in termijnen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, voor zover aan hoger beroep onderworpen, vernietigen en in zoverre opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, voor zover aan hoger beroep onderworpen, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 februari 2008 te [plaats], (in elk geval) in de gemeente [gemeente], [slachtoffer] en/of een (aantal) overige perso(o)n(en) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met brandstichting en/of met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstaat, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] en/of die overige pers(o)n(en) dreigend de woorden toegevoegd : "Anders stuur ik mijn criminele vriendjes op jullie af, en anders moet er maar een bom in", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 1 februari 2008 te [plaats], (in elk geval) in de gemeente [gemeente], opzettelijk en wederrechtelijk een (ruit van een) deur, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] en/of [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Bewijsoverweging
Verdachte heeft ter zitting van het hof betoogd dat hij weliswaar over een bommetje heeft gesproken, maar dat hij met 'een bommetje' een medische term bedoelde, te weten een medisch hulpmiddel voor iemand met zuurstofgebrek. Er was geen sprake van een bedreiging, aldus verdachte. Verdachte stelt dat hij dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.
Het hof overweegt het volgende.
Verdachte kwam op 1 februari 2008, nadat hij zijn komst telefonisch had aangekondigd, langs bij het [benadeelde]. Verdachte werd te woord gestaan door aangever, maar het gesprek mondde uit in een discussie. Verdachte was boos omdat hij te woord werd gestaan in de hal van het kantoor, terwijl hij zijn zaken in beslotenheid wilde bespreken. Aangever ging weg, maar verdachte liep hem achterna. Verdachte drukte tegen een tussendeur, welke op slot was, waardoor deze open ging. Hij liep richting aangever, waarna de discussie werd voortgezet. Het gesprek leidde nergens toe. Verdachte liep terug naar de tussendeur. Deze deur gooide hij met kracht dicht, waardoor de ruit van de tussendeur kapot sprong. Ook hoorde aangever dat verdachte riep: "Ik stuur wel een paar criminele vrienden langs en anders moet er maar een bom in dit pand".
Uit de verklaringen van verdachte en de aangifte van [slachtoffer] blijkt dat er sprake was van een gespannen sfeer. Verdachte was boos. Hij heeft een deur hard dicht geslagen, waardoor de glazen ruit kapot ging. Bovendien riep verdachte niet alleen "anders moet er maar een bom in", maar heeft verdachte eveneens geroepen dat hij "zijn criminele vriendjes op hen af zou sturen". Het hof is van oordeel dat op grond van de gedragingen van verdachte, in samenhang bezien met de uitlatingen van verdachte, de lezing van verdachte, dat hij met het woord "bom" een zuurstoffles bedoelde, onaannemelijk is. Het hof verwerpt derhalve het verweer van de verdachte.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten onder 1 en 2 heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 1 februari 2008 te [plaats], in de gemeente [gemeente], [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstaat, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "Anders stuur ik mijn criminele vriendjes op jullie af, en anders moet er maar een bom in".
2.
hij op 1 februari 2008 te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een deur, toebehorende aan [benadeelde] heeft beschadigd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar wordt gebracht;
2.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen.
Strafbaarheid
Verdachte heeft ter zitting van het hof een tweetal medicijndoosjes getoond, te weten paroxetine en oxazepam. Verdachte heeft hierbij opgemerkt dat hij deze medicijnen op 1 februari 2008 niet had ingenomen alvorens naar het deurwaarderskantoor te gaan.
Het hof is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat het al dan niet gebruiken van de medicijnen paroxetine en oxazepam door verdachte zodanig van invloed is geweest op zijn gedragingen, dat hij daardoor niet of verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Het hof verwerpt het verweer.
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich op 1 februari 2008 schuldig gemaakt aan bedreiging van deurwaarder [slachtoffer] - belast met een openbaar ambt - door tegen hem te zeggen: "Anders stuur ik mijn criminele vriendjes op jullie af, en anders moet er maar een bom in". Aangever voelde zich ook bedreigd. Aangever heeft verklaard dat hij bang was dat hem of zijn collega's wat zou overkomen.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan beschadiging van een deur in dit deurwaarderskantoor, door tegen de deur aan te drukken en deze hard dicht te slaan. Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan beschadiging van andermans eigendom, te weten de deur van het [benadeelde].
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 26 januari 2009, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Gelet op het voorgaande acht het hof de oplegging van een geldboete van na te melden hoogte, passend en geboden.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23 (oud), 24, 24a, 24c, 57, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, voor zover aan hoger beroep onderworpen, en in zoverre opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van zeshonderd euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van twaalf dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
beveelt, dat van de geldboete een gedeelte van tweehonderd euro, subsidiair vier dagen hechtenis, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
bepaalt dat het onvoorwaardelijke deel van de geldboete mag worden voldaan in vier opeenvolgende maandelijkse termijnen elk groot honderd euro.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G. Dam, voorzitter, mr. S.J. van der Woude en mr. A.J. Rietveld, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier, zijnde mr. Van der Woude voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.