Arrest van 14 april 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van
4 april 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1988] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C.C.N. Brens-Cats, advocaat te Emmen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en op de vorderingen tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Assen van 8 september 2005 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie zal afwijzen, omdat deze vordering niet tijdig is ingediend. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de tenuitvoerlegging zal bevelen van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Assen van 2 november 2006 aan verdachte voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van 60 dagen, waarbij het hof deze straf zal omzetten in een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 05 februari 2007 te [plaats], gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, opzettelijk uit de opbrengst van (een) door misdrijf verkregen goed voordeel heeft getrokken, immers heeft verdachte opzettelijk cocaïne gerookt/gebruikt, welke cocaïne was gekocht met van diefstal, althans enig misdrijf, afkomstig geld;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
subsidiair
hij op of omstreeks 05 februari 2007 te [plaats], gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, uit de opbrengst van (een) door misdrijf verkregen goed voordeel heeft getrokken, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof, immers heeft verdachte cocaïne gerookt/gebruikt welke cocaïne was gekocht met van diefstal, althans enig misdrijf, afkomstig geld.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op 05 februari 2007 te [plaats], gemeente [gemeente], opzettelijk uit de opbrengst van een door misdrijf verkregen goed voordeel heeft getrokken, immers heeft verdachte opzettelijk cocaïne gerookt, welke cocaïne was gekocht met van diefstal afkomstig geld.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel trekken.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 5 februari 2007 drie pijpjes cocaïne gerookt, welke cocaïne was gekocht met van diefstal afkomstig geld. Verdachte is met een vriend meegegaan naar [plaats], die aldaar met de pinpas van een ander, en zonder toestemming van die ander, geld pinde en vervolgens van dit geld onder andere cocaïne kocht. Door aldus te handelen heeft verdachte geprofiteerd van de opbrengst van een door misdrijf
- gepleegd door een ander - verkregen goed.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het hof voorts gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 januari 2009, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
De raadsvrouw van verdachte heeft ter zitting betoogd dat wegens gewijzigde persoonlijke omstandigheden aan verdachte een taakstraf dient te worden opgelegd. Gevangenisstraf zou deze positieve ontwikkelingen doorbreken, zo betoogt de raadsvrouw.
Het hof is van oordeel dat in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals ook door de politierechter is opgelegd, passend en geboden is.
Ter zitting echter is gebleken dat er sprake is van gewijzigde persoonlijke omstandigheden. Verdachte is gestopt met zijn drugsgebruik, heeft gebroken met verkeerde vrienden, woont weer bij zijn ouders en heeft werk. Ook heeft verdachte thans hulp en begeleiding van een persoonlijk begeleider die wekelijks langskomt.
Verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard, dat hij inziet dat hij deze hulp nodig heeft, en dat hij door wil gaan met de door hem - met hulp van zijn persoonlijk begeleider - ingeslagen (goede) weg. Verdachte is bereid een werkstraf uit te voeren.
Voorts houdt het hof rekening met het beperkte financiële voordeel dat verdachte uit het bewezenverklaarde heeft genoten.
Het hiervoor overwogene geeft het hof aanleiding om af te zien van de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De geschetste persoonlijke ontwikkeling bevindt zich echter nog in een prille fase. Tegen die achtergrond, en de ernst van het feit, zal het hof aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren opleggen. Daarnaast zal een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, worden opgelegd.
Het hof beoogt met de voorwaardelijke strafoplegging onder meer te bereiken dat verdachte niet wederom strafbare feiten zal plegen.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de kinderrechter te Assen van 8 september 2005 is veroordeelde onder meer 4 maanden jeugddetentie voorwaardelijk opgelegd met een proeftijd van 2 jaren. Voormeld vonnis is onherroepelijk geworden op 8 september 2005. De proeftijd is ingegaan op 23 september 2005. De officier van justitie heeft d.d. 22 januari 2008 gevorderd dat last tot tenuitvoerlegging zal worden gegeven van voormelde jeugddetentie, ten aanzien waarvan bij voormeld vonnis bevel was gegeven dat deze voorwaardelijk niet zou worden ten uitvoer gelegd, om reden, dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan het bewezenverklaarde feit.
De advocaat-generaal heeft ter zitting van het hof de afwijzing van de tenuitvoerlegging gevorderd, omdat de vordering niet tijdig is ingediend.
Het hof overweegt het volgende. De vordering is, op grond van artikel 77 dd van het Wetboek van Strafrecht, binnen de proeftijd ingediend. De proeftijd liep in oorsprong van 23 september 2005 tot en met in beginsel 22 september 2007. De proeftijd echter is van rechtswege verlengd nu verdachte ter zitting van het hof heeft verklaard dat hij vanaf 7 juli 2006 voor de duur van 77 dagen gedetineerd is geweest.
Nu gebleken is dat veroordeelde het bewezenverklaarde feit heeft begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde (verlengde) proeftijd, is het hof van oordeel dat in beginsel de tenuitvoerlegging kan worden gelast van voormelde jeugddetentie. Gelet op hetgeen hiervoor in de strafmotivering is overwogen acht het hof echter termen aanwezig om de vordering af te wijzen.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de kinderrechter te Assen van 2 november 2006 is veroordeelde onder meer 60 dagen jeugddetentie voorwaardelijk opgelegd met een proeftijd van 2 jaren. Voormeld vonnis is onherroepelijk geworden op 17 november 2006. De proeftijd is ingegaan op 17 november 2006. De officier van justitie heeft d.d. 22 januari 2008 gevorderd dat last tot tenuitvoerlegging zal worden gegeven van voormelde jeugddetentie, ten aanzien waarvan bij voormeld vonnis bevel was gegeven dat deze voorwaardelijk niet zou worden ten uitvoer gelegd, om reden, dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan het bewezenverklaarde feit.
De advocaat-generaal heeft ter zitting van het hof, in plaats van de door de politierechter ten uitvoer gelegde straf voor de duur van 30 dagen, de omzetting van deze straf in een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie gevorderd. Nu gebleken is dat veroordeelde het bewezenverklaarde feit heeft begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd, is het hof van oordeel dat in beginsel de tenuitvoerlegging kan worden gelast van voormelde jeugddetentie. Gelet op hetgeen hiervoor in de strafmotivering is overwogen acht het hof echter termen aanwezig om die straf om te zetten in de vorm van een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c (oud), 22d, 63 (oud), 77dd, 77ee en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twee maanden;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zestig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast;
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van vier maanden jeugddetentie veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter van de rechtbank Assen van 8 september 2005;
gelast (in plaats van het geven van een last tot tenuitvoerlegging van de jeugddetentie de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter van de rechtbank Assen van 2 november 2006) taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van zestig uren met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. S.H. Wachter, voorzitter, mr. H.J. Deuring en
mr. F.R. Vermeer, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier, zijnde mr. Vermeer voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.