ECLI:NL:GHLEE:2009:BI0972

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
14 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000880-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meermalen gepleegde winkeldiefstallen met werkstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 14 april 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. M.F.B. Hersman, werd ter zake van vijf winkeldiefstallen veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis. De verdachte was op 17 oktober 2007 aangehouden na een strooptocht langs verschillende winkels, waarbij zij diverse kledingstukken en accessoires had gestolen. De goederen waren afkomstig van vijf verschillende winkels, en na een ontkennende verklaring van de verdachte werd het onderzoek voortgezet, wat leidde tot een bekennende verklaring in een later verhoor.

Het hof oordeelde dat de inverzekeringstelling van de verdachte rechtmatig was en dat er geen reden was om de bekennende verklaring van de verdachte van het bewijs uit te sluiten. Het hof achtte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, maar verwierp andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden. De raadsvrouw had verzocht om een geldboete in plaats van een werkstraf, maar het hof oordeelde dat de werkstraf passend was gezien de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde het ten laste gelegde bewezen, waarbij het de verdachte veroordeelde tot een taakstraf van 40 uren, met de voorwaarde dat bij niet-nakoming vervangende hechtenis zou worden opgelegd. De tijd die de verdachte in verzekering had doorgebracht, werd in mindering gebracht op de werkstraf. Het hof heeft de relevante wetsartikelen toegepast en de strafmotivering gebaseerd op de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, evenals de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Arrest van 14 april 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 19 maart 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1976] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. M.F.B. Hersman, advocaat te Amsterdam.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit zal veroordelen tot een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 17 oktober 2007, te [plaats], meermalen, in elk geval eenmaal, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen de hierna te noemen goederen en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbende(n), in elk geval aan een ander dan aan verdachte, en wel:
- in/uit een winkel, gelegen aan of bij de [straat], twee witte shirts en/of een zwart shirt en/of een spijkerbroek en/of een kolbert, althans in totaal vijf (kinder)kledingstukken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of
- in/uit een winkel, gelegen aan of bij de [straat], een pantalon en/of een ketting, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] en/of
- in/uit een winkel, gelegen aan of bij de [straat], een paar schoenen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] en/of
- in/uit een winkel, gelegen aan of bij de [straat], een aantal sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4] en/of
- in/uit een winkel, gelegen aan of bij de [straat], (een) hoeveelhe(i)d(en) make-up, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [benadeelde 5].
Bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting namens verdachte aangevoerd dat, door verdachte op verdenking van winkeldiefstal in verzekering te stellen, de politie misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid. De inverzekeringstelling was een disproportioneel middel en diende geen enkel onderzoeksdoel. De inverzekeringstelling diende slechts om druk op verdachte uit te oefenen en onder die omstandigheden is er door verdachte bekennend verklaard, aldus de raadsvrouw. Verdachte had bovendien een vaste woon- en verblijfplaats. Een en ander zou - aldus de raadsvrouw - primair moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging, subsidiair tot uitsluiting van de bekennende verklaring van het bewijs.
Het hof overweegt het volgende.
Verdachte is op 17 oktober 2007 omstreeks 16.45 uur aangehouden ter zake van verdenking van het plegen van winkeldiefstallen. Een half uur later is verdachte voorgeleid aan de hulpofficier van justitie. Bij het eerste verhoor om 20.50 uur heeft verdachte een ontkennende verklaring afgelegd. Vervolgens is verdachte om 22.30 uur in verzekering gesteld door hulpofficier [naam]. De volgende dag - 18 oktober 2007 - heeft de politie het onderzoek voortgezet, waarbij de goederen, welke verdachte bij zich heeft gedragen, zijn getoond aan aangevers en aangiftes zijn opgenomen. Hierop is verdachte in een tweede politieverhoor op 18 oktober 2007 om 15.00 uur geconfronteerd met de onderzoeksresultaten, waarna verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd. Verdachte is hierna heengezonden.
Verdachte is overeenkomstig de voorwaarden van artikel 57, lid 1, van het Wetboek van Strafvordering in verzekering gesteld. De aangetroffen goederen bleken afkomstig van vijf verschillende winkels. Nadat verdachte ontkennend heeft verklaard, is het onderzoek (adequaat) voortgezet. Aldus was er een grond voor inverzekeringstelling, namelijk het belang van het onderzoek. Dat de inverzekeringstelling zou hebben plaatsgevonden om verdachte onder druk van die maatregel bekennend te laten verklaren is aannemelijk geworden, noch gebleken. Er is dan ook geen reden om die bekennende verklaring van verdachte van het bewijs uit te sluiten. Het hof verwerpt het verweer.
Gelet op het vorenoverwogene is het hof van oordeel dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 17 oktober 2007, te [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen de hierna te noemen goederen toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbenden, en wel:
- uit een winkel, gelegen aan de [straat], twee witte shirts en een zwart shirt en een spijkerbroek en een kolbert toebehorende aan [benadeelde 1] en
- uit een winkel, gelegen aan de [straat], een pantalon en een ketting toebehorende aan [benadeelde 2] en
- uit een winkel, gelegen aan de [straat], een paar schoenen toebehorende aan [benadeelde 3] en
- uit een winkel, gelegen aan de [straat], een aantal sieraden toebehorende aan [benadeelde 4] en
- in een winkel, gelegen aan de [straat], een hoeveelheid make-up toebehorende aan de [benadeelde 5].
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
diefstal, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dat feit is begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 17 oktober 2007 een strooptocht langs verschillende winkels in [plaats] gemaakt, waarbij zij diverse kledingstukken en accessoires heeft buitgemaakt. Winkeldiefstal is een ergerlijke vorm van criminaliteit die voor winkeliers hinder en schade oplevert.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het hof voorts gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 januari 2009, waaruit blijkt
dat verdachte tweemaal eerder - in 2002 en 2008 - is veroordeeld ter zake van een strafbaar feit.
De raadsvrouw van verdachte heeft bij bewezenverklaring verzocht een geldboete op te leggen, omdat het voor verdachte - zij begeeft zich in een strak sociaal circuit en is moeder van een klein kind - lastig is om een werkstraf uit te voeren. Verdachte heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat zij desnoods een werkstraf op zaterdag zou kunnen uitvoeren.
Op grond van de hiervoor genoemde omstandigheden en de ernst van het feit - bewezen is verklaard het plegen van vijf winkeldiefstallen - is het hof van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde - en in eerste aanleg opgelegde - werkstraf passend en geboden is. Er is naar het oordeel van het hof geen ruimte om slechts een geldboete op te leggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c (oud), 22d, 57 (oud), 63 (oud) en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van veertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. S.H. Wachter en
mr. F.R. Vermeer, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier, zijnde mr. Vermeer voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.