ECLI:NL:GHLEE:2009:BI0556

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
9 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000762-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling met voorwaardelijke geldboete

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 9 april 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte, geboren in 1962, werd beschuldigd van mishandeling, gepleegd op 29 april 2007, waarbij hij de aangeefster tegen het hoofd heeft gestompt. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een straf en had een maatregel opgelegd. De verdachte heeft tijdig hoger beroep aangetekend.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een geldboete van € 300,- en dat de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding zou worden toegewezen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte de mishandeling wettig en overtuigend bewezen en oordeelde dat de verdachte strafbaar was, zonder strafuitsluitingsgronden.

Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon van de verdachte. Gezien het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor een geweldsdelict en de achtergrond van het incident, dat voortkwam uit een burenruzie, heeft het hof besloten om een voorwaardelijke geldboete van € 300,- op te leggen. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen. Het hof heeft de kosten van het geding door de verdachte begroot op nihil.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000762-08
Parketnummer eerste aanleg: 19-605909-07
Arrest van 9 april 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van
14 maart 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1962] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, heeft een maatregel opgelegd en heeft op de vordering van de benadeelde partij beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal veroordelen tot een geldboete van € 300,- subsidiair 6 dagen vervangende hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van € 150,- met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en dat het hof de de vordering voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 april 2007 te [plaats], gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), tegen het hoofd, althans tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 april 2007 te [plaats] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]) tegen het hoofd heeft gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
mishandeling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich op 29 april 2007 schuldig gemaakt aan mishandeling, door aangeefster [benadeelde] tegen het hoofd te stompen. Door aldus te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 16 januari 2009, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict.
De ernst van het feit rechtvaardigt in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke geldboete zoals door de advocaat-generaal is gevorderd. Gelet echter op het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict en tevens gelet op de achtergrond van het incident - er is sprake van een langslepende burenruzie waarbij aangeefster in dit geval de confrontatie met verdachte heeft gezocht - zal het hof volstaan met de oplegging van een geheel voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte. Deze straf dient tevens als stok achter de deur, teneinde te voorkomen dat verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en deels niet-ontvankelijk is verklaard. De benadeelde partij heeft zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij - nu zowel het gedrag van de benadeelde partij als het gedrag van de verdachte hebben bijgedragen aan het ontstaan van de door de benadeelde partij gestelde (immateriële) schade - niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aan-brengen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23 (oud), 24 (oud), 24c (oud) en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van driehonderd euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van zes dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
beveelt, dat de geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, mr. R.E.A. Toeter en mr. A.J. Rietveld, in tegenwoordigheid van mr. E. Hoekstra als griffier, zijnde mr. Toeter voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.